De rechtbank komt dan toe aan de sub II en III gevorderde geldsommen.
TML vordert in de eerste plaats terugbetaling van de koopprijs. Gegeven de vernietiging van de koopovereenkomst is Autopark in beginsel gehouden de koopsom terug te betalen. Autopark c.s. heeft daartegen aangevoerd dat TML de auto anderhalf jaar heeft gebruikt en dat daarom een bedrag aan afschrijving in mindering moet worden gebracht. Volgens Autopark c.s. bedraagt een marktconforme afschrijving hier € 11.180. De rechtbank is van oordeel dat deze benadering redelijk is en zal de terug te betalen koopsom verminderen met voormeld bedrag aan afschrijving, zodat een bedrag van € 21.320 moet worden terugbetaald.
TML vordert in de tweede plaats vergoeding van de maandelijkse huurkosten van de vervangende auto groot € 1.223,31. In de dagvaarding is vermeld dat deze huur heeft plaatsgevonden van (in ieder geval) maart tot en met juni 2015. Of en hoe lang de huur vervolgens is voortgezet is in het midden gebleven, zodat de rechtbank uit zal gaan van vier maanden huur. Tussen partijen staat vast dat TML niet uitdrukkelijk aan Autopark c.s. heeft gevraagd om vervangend vervoer; Autopark c.s. heeft om die reden aangevoerd dat de kosten van vervangend vervoer hier onnodig hoog zijn geworden. Autopark c.s. heeft evenwel in het midden gelaten of zij aan een verzoek van TML zou hebben voldaan en of dat kosteloos zou zijn gebeurd. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de helft van de huurkosten aan Autopark c.s. kan worden toegerekend. De rechtbank zal dit deel van de vordering derhalve gedeeltelijk toe- en gedeeltelijk afwijzen.
TML vordert in de derde plaats vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek groot € 544,40. Vaststaat dat TML heeft getracht Autopark c.s. te betrekken bij een uit te voeren onderzoek en dat Autopark c.s. daarop niet heeft gereageerd. Onder die omstandigheden kan TML niet worden tegengeworpen dat zij eenzijdig opdracht tot het onderzoek heeft gegeven. De onderzoekskosten kwalificeren naar het oordeel van de rechtbank als redelijke kosten in de zin van artikel 6: 96, tweede lid sub b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en komen voor toewijzing in aanmerking.
TML vordert in de vierde plaats vergoeding van de kosten van onderzoek via de RDW. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat deze louter zijn gemaakt om de verhaalsmogelijkheden bij Autopark te onderzoeken wat onder de gegeven omstandigheden niet per se noodzakelijk en wellicht zelfs niet erg voor de hand liggend was.
TML vordert tenslotte rente over de genoemde bedragen. In de dagvaarding is uitgegaan van reeds tot 18 juni 2015 berekende rente en wordt derhalve de rente over het saldo gevorderd met ingang van genoemde datum. De rechtbank heeft vastgesteld dat uit de dagvaarding en de betrokken bijlagen niet duidelijk blijkt over welk tijdvak voorafgaande aan 18 juni 2015 rente verschuldigd zou zijn over welke bedragen. Om deze reden acht de rechtbank de rente over het vóór genoemde datum liggende tijdvak niet toewijsbaar zodat de rechtbank zal volstaan met een veroordeling tot betaling van rente over de toe te wijzen hoofdsom met ingang van 18 juni 2015.
Voor toewijzing van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW is geen plaats omdat de betrokken betalingsverplichtingen niet voortvloeien uit een handelsovereenkomst (maar zijn gebaseerd op onverschuldigde betaling en schadevergoeding).