ECLI:NL:RBOBR:2016:873

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
C-01-295824 - HA ZA 15-484
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst wegens schade-auto en aansprakelijkheid van gedaagden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap THE MISSING LINK B.V. (hierna: TML) en de gedaagden AUTOPARK UDEN B.V. en MARKIEZAAT BEHEER B.V. TML vorderde de vernietiging van een koopovereenkomst die op 31 augustus 2013 was gesloten voor de aankoop van een Volkswagen Touran. TML stelde dat de auto een schade-auto was en dat dit niet was gemeld door de verkoper, AUTOPARK. De rechtbank oordeelde dat de auto bij de verkoop niet in originele staat verkeerde en dat de verkoper had moeten melden dat de auto schade had gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto was verkocht met een andere motor dan de originele, wat duidt op ingrijpende reparaties. De rechtbank heeft de vordering van TML tot vernietiging van de koopovereenkomst toegewezen en AUTOPARK veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom, verminderd met een bedrag voor afschrijving. Daarnaast zijn de kosten voor vervangend vervoer en deskundigenonderzoek toegewezen, met rente vanaf een bepaalde datum. De rechtbank heeft de vorderingen tegen de andere gedaagden afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor hun aansprakelijkheid. De uitspraak benadrukt de verplichting van verkopers om transparant te zijn over de staat van een voertuig en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/295824 / HA ZA 15-484
Vonnis van 24 februari 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THE MISSING LINK B.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseres,
advocaat mr. J.A. Oudendijk te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOPARK UDEN B.V.,
gevestigd te Uden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARKIEZAAT BEHEER B.V.,
gevestigd te Best,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. D. Vong te Veghel.
Partijen zullen hierna TML en Autopark c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 september 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres, TML, is een organisatieadviesbureau waarvan de heer [naam bestuurder TML] (hierna: [naam bestuurder TML] ) indirect bestuurder is.
2.2.
Gedaagde sub 1, Autopark Uden BV (hierna: Autopark), is een onderneming die zich bezighoudt met de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. Gedaagde sub 2, Markiezaat Beheer BV, is (mede)bestuurder van Autopark Uden BV. Gedaagde sub 3, de heer [gedaagde sub 3] (hierna: [gedaagde sub 3] ), is enig bestuurder (en aandeelhouder) van Markiezaat Beheer BV.
2.3.
Tussen TML en Autopark is op 31 augustus 2013 een koopovereenkomst tot stand gekomen (hierna: de koopovereenkomst), waarbij Autopark aan TML heeft verkocht een Volkswagen Touran van bouwjaar 2012 en met kilometerstand 68.391 km (hierna: de auto). De koopsom bedroeg € 32.500. Voorafgaande aan de koopovereenkomst heeft [naam bestuurder TML] vergezeld van de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) een bezoek aan Autopark gebracht op 23 augustus 2013. [naam bestuurder TML] heeft, vergezeld van mevrouw [naam 2] , een tweede bezoek aan Autopark gebracht op 24 augustus 2013. Bij deze gelegenheden trad feitelijk [gedaagde sub 3] feitelijk op voor Autopark.
2.4.
TML heeft na aanschaf de auto laten onderhouden door VW-dealer [naam garagehouder] in Gouda (hierna: garage [naam garagehouder] ). Bij deze garage heeft in november 2014 een reparatie aan de auto plaatsgevonden bestaande uit de vervanging van het stuurhuis.
2.5.
TML is 1 februari 2015 met de auto gestrand in Frankrijk door een defect aan de motor. De auto is vervolgens teruggebracht naar Nederland en is door TML gestald bij garage [naam garagehouder] .
2.6.
TML heeft DEKRA Automotive BV (hierna: Dekra) opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de staat van de auto. De aan Dekra verbonden deskundige de heer [naam deskundige DEKRA] (hierna: [naam deskundige DEKRA] ) heeft de auto onderzocht en daarvan een rapport opgemaakt gedateerd 16 april 2015 (hierna: het deskundigenrapport).
Dit rapport bevat onder meer de volgende bevindingen. De motor van de auto heeft een ander motornummer dan waarmee de auto de fabriek heeft verlaten. Aan de carrosserie zijn duidelijke sporen van werkzaamheden waarneembaar, zoals bijvoorbeeld plamuur en lassporen. Aan de voorzijde en de rechterzijde is een afwijkende dikte van de laklaag aangetroffen, dat wil zeggen dat op die plaatsen de laklaag aanmerkelijk dikker is dan de dikte die in de fabriek wordt aangebracht. Verder bleek de auto niet meer het originele front, de originele voorruit en de originele koplampen te hebben. Het ten tijde van het onderzoek aanwezige front en de daarin aanwezige koplampen zijn van bouwjaar 2011, terwijl de auto zelf van bouwjaar 2012 is.
Gedaagden zijn niet betrokken geweest bij bovenbedoeld onderzoek doordat zij niet hebben gereageerd op daartoe strekkende uitnodigingen van TML.

3.Het geschil

3.1.
TML vordert:
I. te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst is vernietigd dan wel ontbonden;
II. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de in Productie 20 genoemde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over deze bedragen met ingang van 18 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. gedaagden hoofdelijk te veroordelen te betalen de kosten van het huren van een huurauto bij garage [naam garagehouder] ad € 1.223,31 per maand met ingang van 6 juli 2015 zolang de aanschafprijs ad € 32.500,00 niet aan TML is terugbetaald;
IV. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, die van het beslag daaronder begrepen en de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, indien en voor zover gedaagden niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, heeft voldaan en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoel in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na datum van het vonnis.
3.2.
Autopark c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is onder andere in geschil of ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst sprake was van een schade-auto. Dit wordt door TML gesteld en door Autopark c.s. betwist.
In dit kader is het door TML overgelegde deskundigenrapport van belang. Aan dit belang wordt naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk gedaan door de enkele omstandigheid dat dit is tot stand gekomen zonder betrokkenheid van gedaagden. Dit was immers kennelijk een eigen keuze van gedaagden aangezien zij wel waren uitgenodigd door TML. De deskundigheid van Dekra/ [naam deskundige DEKRA] is bovendien niet in het geding; Autopark verwijst op haar website naar Dekra voor keuringen. De juistheid van de beschrijving van de staat van de auto ten tijde van het onderzoek is evenmin in geschil.
Op basis van het op de betrokken punten niet betwiste deskundigenrapport kan als vaststaand worden aangenomen dat ten tijde van het onderzoek sprake was van een auto met een motor met niet het originele motornummer. Daarnaast was sprake van diverse sporen van werkzaamheden aan de auto, zoals hierboven onder nummer 2.6 weergegeven. De auto was naar het oordeel van de rechtbank derhalve ten tijde van het deskundigenonderzoek aan te merken als een schade-auto, omdat de aard en omvang van de gevonden wijzigingen aan de auto duiden op ingrijpende reparaties aan een vrij jonge auto wat normaliter wijst op schade.
De vraag is vervolgens of de auto al in die staat verkeerde ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst. Autopark c.s. stelt dat dat niet het geval is en voert daartoe kort samengevat aan dat uit het feit dat de auto in voornoemde toestand verkeerde ten tijde van het onderzoek niet volgt dat de auto in diezelfde toestand verkeerde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en dat de auto in de door de deskundige vastgestelde toestand kan zijn komen te verkeren na de levering van de auto aan TML.
De rechtbank is van oordeel dat Autopark c.s. daarmee de met het deskundigenrapport onderbouwde stelling van TML onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De suggestie van Autopark c.s. dat de auto na levering is komen te verkeren in de bovenbedoelde toestand is immers onaannemelijk: indicaties van een ongeval ten tijde van het bezit van TML ontbreken en waarom zou een bedrijf dat een auto koopt ten behoeve van eigen vervoer (en niet voor doorverkoop) daarin een andere, oudere en slechtere motor (laten) plaatsen en daar vervolgens zelf mee gaan rijden? Weliswaar is in absolute termen niet voor 100% uit te sluiten dat zoiets zou kunnen gebeuren, maar naar ervaringsregels is dat dermate onwaarschijnlijk dat daaraan in rechte kan worden voorbijgegaan.
Uit het vorenoverwogene volgt dat is komen vast te staan dat de auto is verkocht met een andere, oudere en slechtere motor dan waarmee de auto de fabriek heeft verlaten. Dit feit gecombineerd met de overige onder 2.6 genoemde bevindingen uit het deskundigenrapport rechtvaardigen de conclusie dat ten tijde van de verkoop sprake was van een schade-auto.
4.2.
Een ander geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of bij de totstandkoming van de koopovereenkomst is gevraagd of en geantwoord dat de auto in originele staat verkeerde dan wel schadevrij was. TML heeft gesteld dat Autopark - bij monde van [gedaagde sub 3] - desgevraagd heeft verklaard dat sprake was van een schadevrije auto. Deze stelling heeft TML onderbouwd door overlegging van een drietal schriftelijke verklaringen van respectievelijk [naam bestuurder TML] , [naam 2] en [naam 1] . Met die onderling samenhangende verklaringen - mede in het licht van het feit dat een dergelijke vraag bij de koop van een gebruikte auto gebruikelijk is - heeft TML voorshands de juistheid van haar stelling bewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om Autopark c.s. toe te laten tot het leveren van tegenbewijs om de volgende reden. Ook als niet zou zijn gesproken over de vraag of wel of niet sprake was van een schadevrije auto dan nog had TML daarvan - behoudens andersluidende uitdrukkelijke mededelingen van Autopark - mogen uitgaan gelet op de jonge leeftijd, het geringe aantal gereden kilometers en de marktconforme prijs van de auto. TML kocht immers bij een professionele verkoper waarvan mag worden verwacht dat deze bijzonderheden uit eigen beweging mededeelt en de te verkopen auto daartoe aan een onderzoek onderwerpt of laat onderzoeken. Anders gezegd: Autopark diende op de hoogte te zijn van bijzonderheden zoals het aanwezig zijn van een andere dan de originele motor en diende deze uit eigen beweging te melden. Vaststaat dat zij over een en ander niets heeft vermeld.
4.3.
Uit de onder 4.1 en 4.2 vermelde overwegingen volgt de conclusie dat ten tijde van de verkoop sprake was van een schade-auto, dat Autopark dat had dienen te melden maar dat niet heeft gedaan. Daaruit volgt dat de vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling bij brief van 28 april 2015 op goede gronden heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat het sub I gevorderde kan worden toegewezen.
4.4.
De rechtbank komt dan toe aan de sub II en III gevorderde geldsommen.
TML vordert in de eerste plaats terugbetaling van de koopprijs. Gegeven de vernietiging van de koopovereenkomst is Autopark in beginsel gehouden de koopsom terug te betalen. Autopark c.s. heeft daartegen aangevoerd dat TML de auto anderhalf jaar heeft gebruikt en dat daarom een bedrag aan afschrijving in mindering moet worden gebracht. Volgens Autopark c.s. bedraagt een marktconforme afschrijving hier € 11.180. De rechtbank is van oordeel dat deze benadering redelijk is en zal de terug te betalen koopsom verminderen met voormeld bedrag aan afschrijving, zodat een bedrag van € 21.320 moet worden terugbetaald.
TML vordert in de tweede plaats vergoeding van de maandelijkse huurkosten van de vervangende auto groot € 1.223,31. In de dagvaarding is vermeld dat deze huur heeft plaatsgevonden van (in ieder geval) maart tot en met juni 2015. Of en hoe lang de huur vervolgens is voortgezet is in het midden gebleven, zodat de rechtbank uit zal gaan van vier maanden huur. Tussen partijen staat vast dat TML niet uitdrukkelijk aan Autopark c.s. heeft gevraagd om vervangend vervoer; Autopark c.s. heeft om die reden aangevoerd dat de kosten van vervangend vervoer hier onnodig hoog zijn geworden. Autopark c.s. heeft evenwel in het midden gelaten of zij aan een verzoek van TML zou hebben voldaan en of dat kosteloos zou zijn gebeurd. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de helft van de huurkosten aan Autopark c.s. kan worden toegerekend. De rechtbank zal dit deel van de vordering derhalve gedeeltelijk toe- en gedeeltelijk afwijzen.
TML vordert in de derde plaats vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek groot € 544,40. Vaststaat dat TML heeft getracht Autopark c.s. te betrekken bij een uit te voeren onderzoek en dat Autopark c.s. daarop niet heeft gereageerd. Onder die omstandigheden kan TML niet worden tegengeworpen dat zij eenzijdig opdracht tot het onderzoek heeft gegeven. De onderzoekskosten kwalificeren naar het oordeel van de rechtbank als redelijke kosten in de zin van artikel 6: 96, tweede lid sub b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en komen voor toewijzing in aanmerking.
TML vordert in de vierde plaats vergoeding van de kosten van onderzoek via de RDW. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat deze louter zijn gemaakt om de verhaalsmogelijkheden bij Autopark te onderzoeken wat onder de gegeven omstandigheden niet per se noodzakelijk en wellicht zelfs niet erg voor de hand liggend was.
TML vordert tenslotte rente over de genoemde bedragen. In de dagvaarding is uitgegaan van reeds tot 18 juni 2015 berekende rente en wordt derhalve de rente over het saldo gevorderd met ingang van genoemde datum. De rechtbank heeft vastgesteld dat uit de dagvaarding en de betrokken bijlagen niet duidelijk blijkt over welk tijdvak voorafgaande aan 18 juni 2015 rente verschuldigd zou zijn over welke bedragen. Om deze reden acht de rechtbank de rente over het vóór genoemde datum liggende tijdvak niet toewijsbaar zodat de rechtbank zal volstaan met een veroordeling tot betaling van rente over de toe te wijzen hoofdsom met ingang van 18 juni 2015.
Voor toewijzing van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW is geen plaats omdat de betrokken betalingsverplichtingen niet voortvloeien uit een handelsovereenkomst (maar zijn gebaseerd op onverschuldigde betaling en schadevergoeding).
4.5.
Samengevat is de rechtbank van oordeel dat TML op goede gronden de koopovereenkomst heeft vernietigd en dat aan TML een bedrag moet worden betaald van € 24.311,02 (€ 21.320,00 koopsom + € 2.446,62 huur + € 544,40 kosten deskundige) te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 18 juni 2015.
4.6.
De rechtbank komt dan toe aan het laatste geschilpunt tussen partijen en dat betreft de vraag of TML alle drie gedaagden kan aanspreken. Naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk dat gedaagde sub 1 als wederpartij bij de koopovereenkomst terecht door TML wordt aangesproken. TML heeft haar vorderingen jegens de gedaagden sub 2 en 3 gebaseerd op de omstandigheid dat zij (indirect) bestuurder van gedaagde sub 1 zijn en dat gedaagde sub 3 feitelijk voor gedaagde sub 1 is opgetreden. De rechtbank is van oordeel dat die laatste omstandigheid in ieder geval niet als grondslag voor het gevorderde kan dienen, omdat er in beginsel geen plaats is om natuurlijke personen die optreden voor rechtspersonen naast die rechtspersoon aansprakelijk te houden voor het doen en laten van de rechtspersoon voor wie zij optreden. Bijkomende omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank is verder van oordeel dat de omstandigheid dat de gedaagden sub 2 en 3 (indirect) bestuurder van gedaagde sub 1 zijn evenmin kan leiden tot toewijzing van het gevorderde jegens deze gedaagden, omdat TML onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van de door haar gestelde bestuurdersaansprakelijkheid. Het enkele zijn van bestuurder is in ieder geval onvoldoende om te komen tot aansprakelijkheid naast de rechtspersoon zelf.
Het vorenoverwogene betekent dat de vorderingen jegens de gedaagden sub 2 en 3 moeten worden afgewezen.
4.7.
TML vordert een veroordeling tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 356,92 voor verschotten en € 579,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 579,00).
4.8.
Autopark Uden BV zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TML worden begroot op:
- dagvaarding € 96,16
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.867,16

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen jegens gedaagden sub 2 en 3, Markiezaat Beheer BV en [gedaagde sub 3] , af;
5.2.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst is vernietigd;
5.3.
veroordeelt Autopark Uden BV om aan TML te betalen een bedrag van € 24.311,02 (vierentwintigduizend driehonderdelf euro en twee cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 18 juni 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Autopark Uden BV in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 935,92, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Autopark Uden BV in de proceskosten, aan de zijde van TML tot op heden begroot op € 1.867,16, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt Autopark Uden BV in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Autopark Uden BV niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de onderdelen 5.3 tot en met 5.6,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2016.