ECLI:NL:RBOBR:2016:764

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
26 februari 2016
Zaaknummer
01/995043-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en voorbereidingshandelingen voor vuurwerkproductie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en materialen voor de productie daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 tot en met 26 december 2013 in Haaren, Nederland, 74 shells en diverse materialen en stoffen voor het vervaardigen van vuurwerk in zijn bezit had. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van noodseinraketten, die onder de Wet wapens en munitie vallen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en verwierp de nietigheidsverweren van de verdediging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte werd ontslagen van rechtsvervolging voor het voorhanden hebben van noodseinraketten, omdat niet was bewezen dat deze onder de relevante subcategorie vielen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 160 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en beval de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwerk en de materialen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/995043-13
Datum uitspraak: 01 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1967] ,
ingeschreven te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 februari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 december 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 februari 2016 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 24 december 2013 tot en met 26 december 2013
te Haaren, gemeente Haaren, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk,
(zelfgemaakt) professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten
74, althans een aantal shells (2 inch/2,5 inch, 3 inch en 4 inch) heeft
opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2013 tot en met 26 december
2013 te Haaren, gemeente Haaren, in elk geval in Nederland, al dan niet
opzettelijk,ten einde (een) handeling(en) als bedoeld in het eerste en/of
vierde lid van artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, te weten
- het vervaardigen en/of opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel
vuurwerk bestemd voor particulier gebruik
en/of
- het vervaardigen en/of toepassen en/of voorhanden hebben en/of tot
ontbranding brengen van vuurwerk indien dit niet voldoet aan het bepaalde bij
of krachtens het Vuurwerkbesluit,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens),
- een blender en/of een kolomboor en/of stokken en/of (een) zeef/zeven en/of
buizen/pijpen en/of doppen, in ieder geval telkens voorwerpen voor het
vervaardigen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik,
en/of
-(snel)lont(en) en/of één of meer stof(fen), waaronder - onder meer - een
hoeveelheid (zwart) kruit en/of aceton en/of natriumbenzoaat en/of
zinksteraraat en/of magnesium en/of zwavel en/of kaliumnitraat en/of
natriumnitraat en/of aceton en/of methylethylketon en/of siliciumoxide, in
ieder geval (telkens) stoffen voor het vervaardigen van professioneel vuurwerk
bestemd voor particulier gebruik,
voorhanden heeft gehad terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
dat die voorwerpen en/of die stoffen bestemd was/waren tot het verrichten van
die handelingen;
3
hij in of omstreeks de periode 24 december 2013 tot en met 26 december 2013 te
Haaren, gemeente Haaren, een vuurwapen van categorie III, te weten een aantal noodseinraket(ten), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

De formele voorvragen.

De raadsman heeft verweer gevoerd strekkende tot nietigheid van de dagvaarding wat betreft de feiten 1 en 3 nu uit het dossier niet duidelijk wordt om welke shells en om welke noodseinraketten het in de tenlastelegging gaat.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding op dit punt voldoet aan de in artikel 261 Sv gestelde eisen en leest in het aangevoerde een bewijsverweer en zal daarom hetgeen de raadsman heeft aangevoerd bespreken bij de waardering van het bewijs.
Een reden voor nietigheid van de dagvaarding wat betreft feit 3 is volgens de raadsman ook het verzuim om de aanduiding van de subcategorie 2 bij het categorie III-vuurwapen in de tenlastelegging op te nemen.
Dat in feit 3 niet de subcategorie is vermeld kan evenwel naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van het dossier, evenmin tot nietigheid van de dagvaarding leiden. Uit het dossier blijkt immers duidelijk op welke subcategorie de tenlastelegging ziet.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is mitsdien gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij professioneel vuurwerk in de vorm van shells en daarnaast vuurwapens in de vorm van noodseinraketten voorhanden had op zijn adres in Haaren. Voorts wordt hem verweten dat hij aldaar voorwerpen en stoffen voor het vervaardigen van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden had.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in feit 1 genoemde aantal van 74 shells voorhanden heeft gehad, waarvan het team Centraal Onderzoek Vuurwerk (hierna: COV) van de politie heeft vastgesteld dat het om professioneel vuurwerk gaat, bestemd voor particulier gebruik.
De officier van justitie acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de voorwerpen en stoffen, vermeld in de tenlastelegging onder feit 2, met uitzondering van siliciumoxide, voorhanden heeft gehad terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
dat die voorwerpen en die stoffen bestemd waren tot het verrichten van strafbare voorbereidingshandelingen tot het vervaardigen van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de verklaring van verdachte waarin hij toegeeft vuurwerk ook daadwerkelijk vervaardigd te
hebben.
De officier van justitie acht ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen. Het NFI heeft vastgesteld dat de bij verdachte aangetroffen noodseinraketten vallen onder de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft verklaard dat hij van plan was deze noodseinraketten af te steken, o.a. bij festiviteiten rondom de herdenking van Market Garden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 omdat niet duidelijk is welke shells, die bij verdachte zijn aangetroffen, zijn onderzocht en van welke shells is vastgesteld dat deze professioneel vuurwerk betreffen. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat de shells niet zijn opgemeten.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat alle in de tenlastelegging genoemde voorwerpen en stoffen bedoeld waren voor het vervaardigen van vuurwerk - zo dient ten aanzien van de stoffen zwart kruit, aceton, natriumnitraat, natriumbenzoaat, siliciumoxide en zinkstearaat vrijspraak te volgen -noch dat verdachte die voorwerpen en stoffen in de periode van 24 december 2013 tot en met 26 december 2013 aanwezig had met de bestemming om daar vuurwerk mee te vervaardigen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging primair vrijspraak bepleit nu onduidelijk is welke noodseinraketten zijn bedoeld en subsidiair zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank.
Wat betreft de bewijsvoering baseert de rechtbank zich op de volgende bronnen:
Het eindproces-verbaal van de Politie Oost-Brabant , Dienst Regionale Recherche/Team Milieu, proces-verbaalnummer 2013132042 (onderzoek Klopkever), gesloten 1 april 2014, 505 doorgenummerde pagina’s;
Het proces-verbaal bevindingen beslag in onderzoek Klopkever, hierna te noemen aanvullend proces-verbaal, proces-verbaalnummer 20131320421BN, gesloten 4 juni 2015 met bijlagen, 14 pagina’s;
Een deskundigenverklaring Mortieren en mortierbommen van het NFI d.d. 24 maart 2010.
Feit 1:
Op 24 december 2013 werd een onderzoek ingesteld in de woning en op het bijbehorende erf van verdachte, [adres 2] te [gemeente] . Er zijn goederen, (vuurwerk)artikelen en stoffen aangetroffen die in verband konden worden gebracht met (het vervaardigen van) vuurwerk. De in beslag genomen goederen zijn op 25 en 26 december 2013 o.m. voorzien van een sticker met een artikelnummer, namelijk de nummers 1 tot en met 138 als zijnde referentienummers politie. Op 26 december 2013 werden de in beslaggenomen goederen nader geïnventariseerd door de EOD en Ing. E.M. Kok van het NFI, waarbij gesloten verpakkingen werden geopend en de inhoud daarvan werd beschreven en geteld door Kok voornoemd. Deze beschrijving en telling werd door Kok in een excelbestand vastgelegd aan de hand van de referentienummers politie. De inbeslaggenomen goederen die als vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit worden aangemerkt zijn onderzocht door het COV, dat geen zelf vervaardigd vuurwerk of vuurwerk waaraan geknutseld is onderzoekt. [1]
Blijkens het proces-verbaal van de COV, in samenhang gelezen met de bij voornoemd aanvullend proces-verbaal gevoegde excellijst gaat het daarbij om de volgende referentienummers:
- referentienummer 6, witte ton met rode deksel met 2 stuks 4 inch shell bol en 21 stuks 3 inch shell bol
- referentienummer 3, witte ton met rode deksel, 6 stuks 60 mm shell cilindrisch met “elektr. Ontst.” en 48 stuks 2 inch shells bol met snellont. [2]
Voormelde onder verdachte in beslag genomen shells zijn door het COV onderzocht. [3]
De verbalisant heeft vastgesteld dat de onderzochte partij was voorzien van de PL-code en het BHV-nummer zoals vermeld op het voorblad van het proces-verbaal, zoals hiervoor aangeduid als bron 1. Verbalisant is het volgende uit eigen waarneming gebleken: onder de in beslag genomen voorwerpen bevinden zich:
47 stuks shells 2 inch;
21 stuks shells 3 inch;
6 stuks shells 2,5 inch.
Verbalisant zag dat de shells niet waren ingedeeld in een categorie en dat ze niet voldeden aan de voorwaarden om te mogen worden verhandeld of gebruikt overeenkomstig het Vuurwerkbesluit en de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004, het vuurwerkbesluit en de RACT immers:
  • Verbalisant zag dat de shells niet was bevestigd in een lanceerbuis;
  • Verbalisant zag dat de shells, met uitzondering van die onder b genoemd, niet waren voorzien van de aanduiding “Geschikt voor particulier gebruik”;
  • Verbalisant zag dat de shells niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing;
  • Verbalisant zag dat de shell niet was voorzien van aanduidingen in de Nederlandse taal die begrijpelijk en duidelijk leesbaar was;
  • Verbalisant zag dat de shells onder a en b wel waren voorzien van Engelstalige opschriften, wat is toegestaan voor categorie IV professioneel vuurwerk.
Verbalisant merkt voorts op dat van vergelijkbare shells als de onderhavige een beschrijving is opgenomen in de NFI deskundigenverklaring mortieren en mortierbommen. Dit betreft de deskundigenverklaring Mortieren en mortierbommen d.d. 24 maart 2010, genoemd onder bron 3. [4] Verbalisant concludeert dat aan de hand van de uiterlijke kenmerken van het vuurwerk en de informatie uit de bijbehorende NFI-verklaring, kan worden vastgesteld dat het vuurwerk niet voldeed aan het Vuurwerkbesluit zoals dat gold op 3 juli 2010 en ook niet aan het huidige Vuurwerkbesluit en de RACT. [5]
De rechtbank neemt de resultaten van het door het NFI verrichte onderzoek mee in de bewijsvoering.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij van een kennis van hem, genaamd [persoon 1] , die ongeneeslijk ziek was, 30 tot 40 shells had overgenomen. [6]
Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat hij buiten twee of drie emmertjes met shells had staan. [7]
Feit 2:
In verband met de invallende duisternis heeft niet alleen op 24 december 2013, maar ook op 26 december 2013 onderzoek plaatsgevonden op het adres van verdachte. [8]
Op 26 december 2013werd ook rondom de woning aan de [adres 2] te [gemeente] een onderzoek ingesteld. (…) In de schuur zag verbalisant een draaischroef met toebehoren, een zeef, een trommel en een blender. (…) Hij zag kartonnen kokers, lege kartonnen flowerbeds en houten frames met daarin kartonnen en plastic buizen/mortierbuizen. (…) Onder de overkapping stonden zes lege kartonnen flowerbeds en twaalf houten frames met plastic buizen/mortierbuizen. [9]
Volgens de excellijst bij het voormelde aanvullende proces-verbaal [10] zijn verder o.m. in beslag genomen enkele meters snellont (referentienummers 1 en 38), 13 bundels met rechthoekige stokken (referentienummer 60), twee stuks zwartkleurige zeef (referentienummer 62), een doorzichtige plastic zakje gevuld met plastic dopjes (referentienummer 106).
Het aanvullend proces-verbaal met bijbehorende excellijst omschrijft welke van de aangetroffen goederen, (vuurwerk)artikelen en stoffen die in verband konden worden gebracht met (het vervaardigen van) vuurwerk door het NFI zijn onderzocht. [11]
Ing. E.M. Kok van het NFI heeft daarover het volgende gerapporteerd [12] :
“De onderzoeksmaterialen die zijn geïdentificeerd en geclassificeerd als stoffen die kunnen dienen als componenten voor pyrotechnische stoffen zijn samengevat weergegeven in tabel 3.
O.a. zijn aangetroffen: magnesium, zinkstearaat, natriumbenzoaat, zwavel, kaliumnitraat, natriumnitraat.
De onderzoeksmaterialen die zijn geïdentificeerd en geclassificeerd als pyrotechnische stoffen en/of (onderdelen voor) pyrotechnische artikelen zijn samengevat weergegeven in tabel 4: o.a. gaat het daar om enkele meters snellont.
In tabel 5 staan overige stoffen vermeld: o.a. aceton en Methylethylketon (MEK) en siliciumoxide. Voor aceton en MEK geldt dat deze wellicht gebruikt kunnen worden als hulpmiddel.
(…)
In de tabellen 3, 4 en 5 is de samenstelling van de stoffen en de oorspronkelijk aangetroffen hoeveelheid hiervan vermeld. Bij elkaar was, afgezien van de lading in de pyrotechnische artikelen, circa 33,5 kg pyrotechnische stof aanwezig. Tevens waren circa 34,2 kg oxiderende en circa 31,6 kg reducerende stoffen aanwezig. Hiervan kan afhankelijk van het gebruikte recept circa 45,6 kg tot 63,2 kg pyrotechnische stof worden gemaakt.”
Geconfronteerd met de foto van alle in beslag genomen voorwerpen en stoffen (p. 157, foto nummer 1640), heeft verdachte verklaard dat 100% ten behoeve van zijn hobby is, het experimenteren met en afsteken van vuurwerk. [13]
Over een aantal specifieke voorwerpen en stoffen heeft verdachte het volgende verklaard [14] :
“Die aceton gebruik ik voor de productie van halffabrikaten zoals sterren, in gevallen waarin het gebruik van water niet mogelijk is. (…)
De metalen blender heb ik gebruikt om houtskool te vermalen. De houtskool is voor de kleureffecten in vuurwerk. (…)
De cups (rechtbank begrijpt doppen) zijn bestemd om een vuurpijl te maken waarbij het effect in een mooie ronde vorm wordt verspreid. (…)
Er staan op foto 27 lanceerbuizen opgesteld in het weiland. Ze stonden opgesteld in verband met de jaarwisseling. (…)
Er zijn halffabricaten (foto 17, p. 504) die ik zelf gemaakt heb. Die zijn om vuurpijlen van te maken maar je kunt ze ook modificeren zodat je ze kunt gebruiken als mortieren.”
Verdachte heeft verder verklaard dat bij hem in en bij zijn woning niet mag worden geëxperimenteerd met vuurwerk. Met experimenteren van vuurwerk verklaart verdachte te bedoelen het mengen van gassen en chemicaliën tot een bepaald halffabricaat. Hij geeft toe wel te hebben geëxperimenteerd en te hebben afgeschoten. In plaats van water gebruikte verdachte aceton, alcohol, spiritus en Methylethylketom (MEK). [15]
Verdachte heeft verklaard wat hij aan vuurwerk heeft gemaakt. Dat zijn fonteintjes, mortiershells, vuurpijlen, Bengaals vuurwerk en fakkels. [16]
De rechtbank verwerpt het verweer dat niet alle in de tenlastelegging genoemde voorwerpen en stoffen in de periode van 24 december 2013 tot en met 26 december 2013 de bestemming hadden om er vuurwerk mee te vervaardigen. Voor de juridische beoordeling van het ten laste gelegde feit 2, kort gezegd de strafbare voorbereidingshandelingen, dient te worden vastgesteld of de voorwerpen en stoffen, onafhankelijk van de datum van aantreffen, de bestemming hadden daarmee vuurwerk te vervaardigen. De rechtbank acht dit op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Herhaald zij dat verdachte over de voorwerpen en stoffen heeft verklaard dat deze ten behoeve van zijn hobby, het experimenteren met en afsteken van vuurwerk, waren. Daarnaast dient beoordeeld te worden of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte deze voorwerpen en stoffen in de ten laste gelegde periode voorhanden had. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend op grond van voormelde bewijsmiddelen.
Feit 3:
De rechtbank maakt uit het aanvullende proces-verbaal (bron 2) en de daarbij behorende excellijst op dat in totaal 123 noodseinraketten zijn aangetroffen. Het gaat om de referentienummers 64, 68, 27, 4, 104, 100, 99, 93, 92, 88, 87 en 76.
De forensische technische ondersteuning van de politie heeft enkele van deze noodseinraketten onderzocht en in twee afzonderlijke processen-verbaal het volgende vastgesteld.
Het eerste proces-verbaal [17] :
De BVH goednummers 603464 (rechtbank: dit nummer correspondeert niet met de excellijst dus zal buiten beschouwing worden gelaten; bij de overige BHV goednummers zal de rechtbank de referentienummers vermelden), 603476 (ref.nr. 99), 603495 (ref. nr. 88), 603497 (ref. nr. 87), 603515 (ref. nr. 76), 603525 (ref. nr. 64), 603530 (ref. nr. 68) zijn 6 noodseinraketten met een lengte van variërend 230 mm tot 290 mm en een diameter van ongeveer 40 mm. (…) Verbalisant zag dat deze noodseinraketten bestemd waren om een projectiel (de noodseinlading) door een loop (de koker) af te schieten. De werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige reactie (verbranding van aandrijflading). Derhalve zijn deze noodseinraketten vuurwapens als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 2 van de Wet Wapens en Munitie.
Verbalisant zag dat de uitzonderingsbepalingen van artikel 22 van de Regeling wapens en munitie niet op deze noodseinraketten van toepassing waren omdat de kalibers groter waren dan kaliber 12 (18,2 mm) en niet door middel van gravering waren voorzien van de postcode en het huisnummer van de eigenaar.
Het tweede proces-verbaal [18] :
Verbalisant omschrijft en categoriseert onderstaande voorwerpen: noodseinraketten, BVH goednummer 603433 (verwijzing rechtbank: ref. nr. 27), verbalisant zag dat dit 4 noodseinraketten waren met een lengte van ongeveer 295 mm en een diameter van ongeveer 30 mm. Verbalisant zag dat deze noodseinraketten bestemd waren om een projectiel (de noodseinlading) door een loop (de koker) af te schieten. De werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige reactie (verbranding van aandrijflading). Derhalve zijn deze noodseinraketten vuurwapens als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 2 van de Wet Wapens en Munitie.
Verbalisant zag dat de uitzonderingsbepalingen van artikel 22 van de Regeling wapens en munitie niet op deze noodseinraketten van toepassing waren omdat de kalibers groter waren dan kaliber 12 (18,2 mm) en niet door middel van gravering waren voorzien van de postcode en het huisnummer van de eigenaar.
Over de noodseinraketten heeft verdachte het volgende verklaard:
De noodsignalen heb ik in 2012 in één partij gekocht. (…) Ik heb die op Marktplaats gekocht. (…) Ik heb er volgens mij 5 à 6 euro per stuk voor betaald. In totaal volgens mij iets van 500 à 600 euro. [19]
Op grond van voormelde bewijsmiddelen is feit 3 ook wettig en overtuigend bewezen zoals na te melden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
in de periode van 24 december 2013 tot en met 26 december 2013 te Haaren
opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten

74 shells (2 inch/2,5 inch, 3 inch) voorhanden heeft gehad;

2.
in de periode van 24 december 2013 tot en met 26 december 2013 te Haaren,
opzettelijk, teneinde handelingen als bedoeld in het eerste en/of vierde lid van
artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, te weten
- het vervaardigen en/of opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel
vuurwerk bestemd voor particulier gebruik
en
- het vervaardigen en/of toepassen en/of voorhanden hebben en/of tot
ontbranding brengen van vuurwerk indien dit niet voldoet aan het bepaalde bij
of krachtens het Vuurwerkbesluit,
voor te bereiden,
- een blender en stokken en zeven en buizen/pijpen en doppen,
en
-(snel)lonten en stoffen, waaronder - onder meer - aceton en natriumbenzoaat en
zinkstearaat en magnesium en zwavel en kaliumnitraat en natriumnitraat en methylethylketon en siliciumoxide,
voorhanden heeft gehad terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
dat die voorwerpen en die stoffen bestemd waren tot het verrichten van die handelingen;
3.
in de periode van 24 december 2013 tot en met 26 december 2013 te Haaren, een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een aantal noodseinraketten voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het onder de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van deze feiten uitsluiten.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Aangezien niet is ten laste gelegd en dienovereenkomstig evenmin is bewezen verklaard dat de genoemde wapens onder de subcategorie II vallen en “toestellen zijn voor beroepsdoeleinden die geschikt zijn om projectielen af te schieten” kan de rechtbank het onder 3 bewezen verklaarde niet kwalificeren als het “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd” zodat de rechtbank verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de oplegging van:
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 41 dagen met aftrek van voorarrest;
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 160 uur.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld op de beslaglijst zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de beperkte gevaarzetting gelet onder meer op de woonsituatie van verdachte en de plaatsen waar de betreffende voorwerpen zijn aangetroffen. Tevens heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de voorlopige hechtenis, de beperkingen en de schorsing van deze voorlopige hechtenis. Tot slot heeft de raadsman gewezen over de straftoemeting in enkele vergelijkbare zaken.
Met betrekking tot het beslag heeft de verdediging om teruggave verzocht van de voorwerpen die niet bestemd zijn voor het vervaardigen van professioneel vuurwerk.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, in het bijzonder een groot aantal shells, namelijk 74 stuks. Daarnaast beschikte verdachte over veel materialen en grondstoffen om zelf vuurwerk te maken. Uit het dossier is naar voren gekomen dat verdachte ook daadwerkelijk zelf vuurwerk heeft vervaardigd.
Het opslaan van vuurwerk en de opslag van grondstoffen voor vuurwerk is erg
risicovol omdat het in geval van ontbranding tot zwaar letsel en veel materiële schade kan
leiden, niet alleen voor de verdachte en zijn vriendin maar ook voor zijn buurtgenoten.
Door aldus te handelen heeft de verdachte derhalve een onverantwoord risico in het leven
geroepen voor de veiligheid, respectievelijk gezondheid van personen en goederen.
Ter zitting heeft de verdachte er geen blijk van gegeven dit risico in te zien. Integendeel, de
verdachte heeft de rechtbank er van willen overtuigen dat hij er alles aan heeft gedaan om de
veiligheid van de omgeving te waarborgen en beschouwde zijn kennis van (het vervaardigen
van) vuurwerk zo groot dat hij dit risico ook goed kon inschatten. Nog daargelaten dat de
rechtbank meent dat de verdachte, die over geen enkele diploma ter zake beschikt, deze
risico's niet goed heeft kunnen inschatten, geldt dat de verdachte er ook onvoldoende bij
heeft stilgestaan dat zich - ook wanneer hij zelf bij het maken van vuurwerk dan wel het afsteken van vuurwerk alle veiligheidsmaatregelen in acht neemt - door invloeden van buitenaf zeer ernstige ongelukken kunnen voordoen. Verdachte heeft eenvoudigweg niet alle omstandigheden die invloed kunnen uitoefenen op de verwezenlijking van dat risico in de hand.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld; de rechtbank zal daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen.
De rechtbank zal van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 119 dagen, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Weliswaar heeft verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de voorwaarden gehouden, maar het ter zitting op pregnante wijze aan het licht getreden gebrek aan inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen brengt de rechtbank ertoe een fors deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur.
Anders dan de officier van justitie vordert, zal de rechtbank geen taakstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank volstaat met de constatering dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM. Verdachte is aangehouden en in verzekering gesteld op 24 december 2013 en diende vanaf dat moment rekening te houden met een tegen hem gerichte strafvervolging. De terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016. De redelijke termijn van twee jaar is aldus in zeer beperkte mate overschreden zodat de rechtbank volstaat met de enkele constatering.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan dan wel deze voorwerpen kunnen worden gezien als een gezamenlijkheid van voorwerpen die tezamen geschikt zijn om te kunnen dienen tot het begaan van feiten soortgelijk aan de bewezen verklaarde feiten en die van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht;
1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten;
1.1, 9.2.2.1 en 22.2 van de Wet milieubeheer;
1.1.1, 1.1.2, 1.2.2 en 5.4.3 van het Vuurwerkbesluit;

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1, 2 en 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging wat betreft feit 3.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstrafvoor de duur van
160 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
119 dagen voorwaardelijkmet een proeftijd van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten: de goederen zoals vermeld op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs , griffier,
en is uitgesproken op 1 maart 2016.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Aanvullend proces-verbaal, vermeld onder bron 2 in dit vonnis.
2.Proces-verbaal COV van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 210; excellijst bij aanvullend proces-verbaal, bron 2
3.Proces-verbaal COV van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 184-186 en p. 210-212
4.Deskundigenverklaring NFI d.d. 24/03/2010, bron 3
5.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 185, 186, 210-212, bijlage bij bron 1 vermeld in dit vonnis.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 februari 2016.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 482, bron 1.
8.Relaasproces-verbaal, p. 15, bron 1.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 122 ev, bron 1.
10.Bron 2.
11.Bron 2.
12.NFI-rapport door E.M. Kok, opgemaakt 31 maart 2014, p. 428 ev., bron 1
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26/12/2013, p. 486 laatste regel en p. 487 bovenste regel, bron 1.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26/02/2014, p. 499 ev., bron 1.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26/12/2013, p. 485-486, bron 1.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25/12/2013, p. 482, bron 1.
17.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 251-252, bijlage bij bron 1.
18.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 298-299, bijlage bij bron 1.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 03/01/2013, p. 493.