Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Stichting Geïntegreerde Geestelijke
1.Het procesverloop
- De tussenbeschikking van 18 mei 2016,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor op 9 augustus 2016 en
- het proces-verbaal van getuigenverhoor op 28 september 2016.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 27 oktober 2016, is een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend door Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg in Eindhoven en De Kempen (GGzE) tegen een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Het verzoek was gebaseerd op beschuldigingen van pestgedrag en het schenden van de gedragscode door de werknemer. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van getuigenverklaringen en eerdere processtukken, waaronder een tussenbeschikking van 18 mei 2016 en getuigenverhoren op 9 augustus en 28 september 2016.
De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de beschuldigingen van pestgedrag te onderbouwen. Geen van de getuigen kon concrete incidenten bevestigen die het gedrag van [verweerder] als pestend kwalificeerden. De getuigenverklaringen gaven meer een sfeerbeeld dan feitelijke bewijsvoering. De kantonrechter oordeelt dat de leidinggevende niet adequaat heeft gereageerd op de vermeende problemen en dat er onvoldoende is gedaan om de arbeidsrelatie te verbeteren.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, maar kent wel een zelfstandig verzoek tot wedertewerkstelling toe. GGzE wordt veroordeeld tot wedertewerkstelling van [verweerder] binnen vier weken na betekening van de beschikking, op straffe van een dwangsom. De kosten van de procedure worden voor een deel aan GGzE opgelegd, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.