ECLI:NL:RBOBR:2016:7508

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
4418462
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens overtreding van veiligheidsvoorschriften in de heftruckbediening

In deze zaak heeft de kantonrechter in Eindhoven op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [werknemer] en Vlisco Netherlands B.V. Het betreft een WWZ-zaak waarin [werknemer] verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft in zijn beschikking de feiten en omstandigheden rondom het ontslag beoordeeld, waarbij de nadruk lag op de overtreding van veiligheidsvoorschriften door [werknemer] tijdens het bedienen van een heftruck op 27 juli 2015. Vlisco had het bewijs geleverd dat [werknemer] de veiligheidsvoorschriften had overtreden door met een te hoge lading te rijden, wat gevaarlijk was voor de veiligheid op de werkvloer. De kantonrechter heeft de verklaringen van de getuigen als geloofwaardig beoordeeld en vastgesteld dat [werknemer] op de hoogte was van de veiligheidsregels en deze had overtreden. Ondanks de argumenten van [werknemer] dat hij niet gevaarlijk had gereden en dat hij niet voldoende gewaarschuwd was, oordeelde de kantonrechter dat de combinatie van de bewezen overtreding en de voorafgaande waarschuwing een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde. De kantonrechter heeft het verzoek van [werknemer] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld, die op nihil zijn gesteld omdat Vlisco geen betaalde externe rechtshelper had ingeschakeld.

Uitspraak

Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummer : 4418462
EJ-nummer : 15/556
Uitspraak : 14 april 2016

De kantonrechter in EindhovenBeschikking ex BW 7:671b

in de zaak van:

[werknemer] ,wonend in [woonplaats] ,

verzoeker,
gemachtigde: mw mr Y. van der Linden,
t e g e n :

Vlisco Netherlands B.V., gevestigd in Helmond,verweerster,

gemachtigde: mr E. Brenninkmeijer.

Het verdere verloop van het geding

Verwikkelingen

1. De kantonrechter verwijst naar zijn tussenbeschikking van 15 oktober 2015 en blijft bij wat daarin is overwogen en beslist.
2. Aan Vlisco is het bewijs opgedragen dat [werknemer] op 27 juli 2015 de binnen de onderneming van Vlisco geldende veiligheidsvoorschriften heeft overtreden door op een gevaarzettende manier zijn heftruck met een te hoge lading in voorwaartse richting op het fabrieksterrein te besturen.
3. Vlisco heeft om dat bewijs te leveren twee getuigen gehoord. [werknemer] heeft afgezien van het laten horen van tegengetuigen.
4. De getuigenverklaringen gelden als hier ingelast.
5.1.
De getuige [B] heeft onder andere verklaard, zakelijk weergegeven
- dat hij van de gebeurtenis van 27 juli 2015 op de hoogte is doordat een anonieme getuige hem verteld heeft dat een heftruckchauffeur zó had gereden, dat als hij – de getuige – iets eerder te voorschijn gekomen zou zijn, er ongelukken gebeurd zouden zijn
- dat die getuige hem verteld heeft dat de heftruckchauffeur gereden had met een hoge last zonder zicht vooruit
- dat de verklaring hem geloofwaardig voorkwam
- dat hij vervolgens met de heftruckchauffeur gesproken heeft; dat was [werknemer]
- dat hij de getuige betrokken heeft bij de reconstructie en de last op de vorkheftruck, die aanvankelijk verkeerd was, op diens aanwijzing aangepast heeft tot de last zoals die werkelijk bij het evenement was
- dat hij de resultaten van de reconstructie aan de hand van foto’s met [werknemer] besproken heeft en dat [werknemer] geen bezwaren had, ook niet tegen de vorkheftruck die bij de reconstructie gebruikt was en de last die was toegepast
- dat [werknemer] zei dat hij het niet gevaarlijk vond, dat hij het altijd zo deed en dat hij het zo zou blijven doen
- dat [werknemer] twee keer de gelegenheid heeft gekregen zijn kant van het verhaal te vertellen en geen blijk gaf van begrip voor het gevaarlijke van zijn gedrag
- dat zijn conclusie was dat [werknemer] een gevaar was op de werkvloer
- dat twee jaar eerder veiligheidsincidenten hebben plaatsgehad en naar aanleiding daarvan de regels zijn aangescherpt; er is een verkeersreglement gekomen dat met alle medewerkers is besproken en er zijn andere maatregelen genomen
- dat die maatregelen in het werkoverleg met de vorkheftruckchauffeurs zijn besproken
- dat veiligheid in het bedrijf vóórgaat op leverbetrouwbaarheid
- dat de eerdere gebeurtenis van 27 juli 2015, waarbij [werknemer] bijna tegen de veiligheidsdeskundige is opgereden, heeft plaatsgevonden in zijn vakantie en dan dat hij die daarom toen niet met [werknemer] heeft besproken
- dat het voorgekomen kan zijn dat de veiligheidsdeskundige een waarschuwing heeft gegeven en dat niet aan hem, [B] , als leidinggevende van [werknemer] heeft doorgegeven.
5.2.
De getuige [S] heeft verklaard, zakelijk weergegeven
- dat hij over de gebeurtenis van 27 juli 2015 gehoord heeft een half uur nadat die had plaatsgehad, toen [B] hem belde
- dat hij naar het kantoor van [B] is gegaan om te horen wat er precies gebeurd was
- dat [T] , [B] en hij een reconstructie uitgevoerd hebben
- dat hij de veiligheidsregels kent en daardoor weet dat je bij een hoge last de vloer vanaf 3 tot 5 meter voor de vorkheftruck moet kunnen zien
- dat bij de reconstructie de vork in de stand gezet was die voor [werknemer] het gunstigst was en de vloer daarbij pas vanaf twintig meter te zien was
- dat hij foto’s gemaakt heeft en dat hij die aan [werknemer] heeft laten zien
- dat [werknemer] geen bezwaar gemaakt heeft tegen de reconstructie zoals zij die presenteerden
- dat [werknemer] meer dan eens heeft aangegeven dat hij vooruit gereden was en dat hij dat niet gevaarlijk vond
- dat heftruckverkeer en voetgangersverkeer op het terrein van het bedrijf gemengd zijn
- dat [werknemer] de gelegenheid gekregen heeft zijn kant van het verhaal te vertellen
- dat ze nadat het verzoekschrift ontvangen was, de reconstructie overgedaan hebben met een chauffeur die dezelfde lengte heeft als [werknemer] ; de conclusie over het zicht bleef hetzelfde
- dat sinds twee jaar een intensieve veiligheidscampagne is gestart met het oog op het feit dat veiligheid in het bedrijf voorgaat op leverbetrouwbaarheid
- dat er aan de regels in het bedrijf zo veel bekendheid is gegeven dat je wel onder een steen moet leven wil je die regels missen
- dat er een nieuw verkeersreglement is ingevoerd en een meeting heeft plaatsgehad waarvoor alle productiemedewerkers waren uitgenodigd
- dat ze bij de anonieme getuige, aanwezig bij de reconstructie, hebben geverifieerd
- dat hij zelf als chauffeur in de vorkheftruck is gaan zitten en een medewerker heeft gevraagd op zo’n afstand te gaan staan dat hij diens schoenen kon zien; de afstand was twintig meter
- dat het feit dat er de eerste keer en de tweede geen verschil was in de afstand, te maken kan hebben met de hoogte van de last.

De verdere beoordeling

6.
[werknemer] heeft aangevoerd dat Vlisco er niet in is geslaagd het opgedragen bewijs te leveren en heeft daarvoor, samengevat, de volgende argumenten aangevoerd:
- dat de getuigen niet uit eigen waarneming hebben gesproken en hun wetenschap uit een en dezelfde bron komt, zodat geldt: één getuige, géén getuige
- dat wat de getuigen hebben verklaard uit eigen wetenschap, slaat op de reconstructie en niet op de gebeurtenis zelf, zodat het geen bewijswaarde heeft
- dat de heren [S] , [B] en [T] zich in het gesprek niet open stelden voor zijn kant van het verhaal doordat ze leden aan tunnelvisie; hij had vooruit gereden omdat hij voldoende zicht had
- dat de ontslagbrief bij het begin van het gesprek al klaar lag
- dat men hem niet gevraagd heeft naar bezwaren
- dat hij overigens overdonderd was, als ‘niet-gestudeerde tegenover drie ‘gestudeerden’
-dat zowel [B] als [S] erkennen dat het feit dat hij binnen twee weken na de waarschuwing van 17 juli 2015 op cursus zou gaan, geen rol gespeeld heeft bij het ontslag; het had wèl een rol moeten spelen
- dat hij niet, zoals Vlisco beweert, vóór 27 juli 2015 tien keer gewaarschuwd was; de veiligheidsfunctionaris erkent dat hij waarschuwingen niet doorgaf aan de leidinggevende
- dat wat de anonieme getuige de
‘werkelijke’ last noemt nog niet de werkelijke last
is-dat hij, [werknemer] , volgens de getuigen geen zicht had vanaf 5 meter voor de vorkheftrcuk, terwijl de regel volgens [H] , [ trainer vorkheftruckbesturing; ktr] is dat je binnen 2,5 tot 3 m voor de vorkheftruck zicht moet hebben
- dat niet duidelijk is of bij de tweede reconstructie de vorkheftruck is gebruikt
- dat de werkelijke last lager was dan de last die bij de reconstructie werd toegepast
- dat de bewering van Vlisco dat er geen zichtverschil was toen bij de tweede reconstructie een chauffeur was ingezet die bijna tien centimeter langer was dan de chauffeur bij de eerste reconstructie, ongeloofwaardig is; als dat zo is bewijst het dat niet van de werkelijke last is uitgegaan.
7. De verklaringen van de beide getuigen zijn geloofwaardig en leveren naar het oordeel van de kantonrechter volledig bewijs op.
8. Het bedrijfsverkeersreglement, geciteerd in de laatste conclusie van Vlisco onder 12, schrijft voor dat – samengevat – bij zichtbelemmerende hoogte van de last achteruitgereden moet worden. Vaststaat dat [werknemer] het reglement kende en dat hij vooruitgereden is.
9.1.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat vaststaat dat de last het zicht belemmerde.
9.2.
Wat [werknemer] ten aanzien van de zichthoogte heeft aangevoerd doet aan de laatste conclusie niet af.
9.3.
Hij stelt meer dan eens dat bij de reconstructies niet de juiste lasthoogte is toegepast, maar geeft op geen enkele manier aan, wat die lasthoogte dan wèl was.
9.4.
In dit verband voert hij ook aan, dat het gezichtsveld
waartoe men op grond van reconstructies concludeert, onjuist geraamd is.
9.5.
De kantonrechter verwerpt de verweren ter zake het gezichtsveld en de lasthoogte. Men moet als chauffeur zicht hebben vanaf 5 meter voor de truck en het is ongeloofwaardig dat het enorme verschil met de 20 meter waar men met de reconstructies op uitkomt wordt veroorzaakt door een klein verschil in lichaamslengte of door een verschil in lasthoogte waarnaar men bij gebrek aan concrete gegevens alleen maar kan raden.
9.6.
De verklaringen van beide getuigen berusten niet alleen op hun gesprek met de getuige, maar ook op de reconstructies op diens aanwijzingen én op hun gesprekken met [werknemer] , die het ontbreken van eigen waarneming compenseren; de kantonrechter acht de bewijswaarde daarom voldoende.
9.7.
Ongeloofwaardig vindt de kantonrechter het verweer dat
niet gevraagd is naar bezwaren; alleen al het feit dat [werknemer] in het gesprek is blijven volhouden dat hij niet gevaarlijk had gereden maakt aannemelijk, dat hij assertief genoeg was om zelf met zijn bezwaren te komen als hij dat geraden achtte.
10.1. [werknemer] brengt in zijn conclusie ook nu weer bezwaren naar voren tegen de kwalificatie van het bewezene als dringende reden voor ontslag op staande voet: de gesprekspartneres stonden niet open voor zijn zienswijze en hadden een tunnelvisie, hij was overdonderd, hij had niet zo veel waarschuwingen gehad dat hij ontslagen mocht worden.
10.2.
Het zij herhaald: niet aannemelijk was dat er reële bezwaren waren tegen de visie die zijn gesprekspartners koesterden, want [werknemer] heeft daar toen onvoldoende tegen ingebracht; dat [werknemer] overdonderd was gelooft de kantonrechter niet (zie 9.7.). en dat hij gewaarschuwd was staat vast omdat de bewuste brief en bewijsstukken zijn overgelegd (producties 1 tot en met 4 verweerschrift).
Dat [werknemer] mocht menen dat hij de regels in afwachting van de cursus mocht blijven overtreden acht de kantonrechter onverdedigbaar.
11.1.
De conclusie is, dat de bewezen gebeurtenis in combinatie met de zeer kort daaraan voorafgegane waarschuwing een dringende reden tot ontslag was.
11.2.
Aannemelijk is op grond van de verklaring die [E] destijds op de zitting heeft afgelegd en de getuigenverklaringen dat [werknemer] enkele keren is gewaarschuwd voordat men op 18 juli 2016 de wacht aanzegde; dat Vlisco zegt dat dat tien keer gebeurd is, terwijl zij niet bewijst dat het inderdaad tien keer geweest is, acht de kantonrechter niet bezwaarlijk genoeg om aan de gegrondheid van het ontslag af te doen; naar de letter is het misschien niet juist; naar de strekking (een kernachtige karakteristiek van de voorgeschiedenis) is het aanvaardbaar.
12. Dit alles brengt mee dat het verzoek moet worden afgewezen.
13. Als in het ongelijk gesteld partij moet [werknemer] de kosten dragen, te stellen op nihil omdat Vlisco niet is bijgestaan door een betaalde externe rechtshelper.

BESLISSING

De kantonrechter
Wijst het verzoek af;
Veroordeelt [werknemer] in de proceskosten van Vlisco, gesteld op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr P.M. Knaapen, kantonrechter in Eindhoven, en door hem in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 april 2016.