ECLI:NL:RBOBR:2016:7385

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
5524412
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de geldigheid van een concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen International Car Lease Holding B.V. (ICLH) en een werknemer, aangeduid als [werknemer]. ICLH vorderde onverkorte nakoming van een concurrentie- en geheimhoudingsbeding, omdat de werknemer per 1 november 2016 werkzaamheden was gaan verrichten voor Vision Car Lease B.V., een concurrent van ICLH. De werknemer betwistte de spoedeisendheid van de vorderingen en stelde dat het concurrentiebeding door zijn functiewijziging en de organisatieveranderingen zwaarder was gaan drukken. Hij voerde aan dat hij door de handhaving van het concurrentiebeding in zijn mogelijkheden om een nieuwe baan te vinden ernstig werd beperkt.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een ingrijpende functiewijziging en dat het concurrentiebeding door de veranderingen in de organisatie aanmerkelijk zwaarder was gaan drukken. De rechter concludeerde dat het voor de werknemer vrijwel onmogelijk was geworden om een nieuwe gelijkwaardige werkkring te vinden, waardoor de vordering van ICLH tot nakoming van het concurrentiebeding werd afgewezen. Ook de vordering tot nakoming van het geheimhoudingsbeding werd afgewezen, omdat ICLH niet had aangetoond dat er sprake was van overtreding van dit beding. De kosten van de procedure werden toegewezen aan ICLH, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

vonnis in kort geding

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 5524412 \ CV EXPL 16-12693
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 5524412 \ CV EXPL 16-12693
Vonnis in kort geding van 20 december 2016
in de zaak van:
de besloten vennootschap
International Car Lease Holding B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres in conventie,
gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. E.M.F. van Doorn.
tegen:
[werknemer] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M. Kokx.
Partijen worden hierna genoemd “ICLH” en “ [werknemer] ”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
de kortgedingdagvaarding van 23 november 2016 met bijlagen;
een akte indienen producties tevens eis in voorwaardelijke reconventie van [werknemer] , ter griffie ingekomen op 29 november 2016;
de mondelinge behandeling die op 1 december 2016 heeft plaatsgevonden ten behoeve waarvan beide gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat, voor zover van belang, het volgende vast:
a. [werknemer] is op 1 september 2010 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van ICLH, te weten International Car Lease B.V., in de functie van Accountmanager Acquisitie tegen een salaris van € 4.810,--;
b. in de arbeidsovereenkomst tussen International Car Lease B.V. en [werknemer] is (onder meer) het volgende bepaald:

11. Non-concurrentiebeding
Het is de werknemer verboden om gedurende het dienstverband en binnen een periode van 1 (een) jaar althans, indien de wettelijk toegestane periode korter is, voor de maximaal wettelijk toegestane periode, na beëindiging van het dienstverband in Nederland, in enigerlei vorm een onderneming gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan, dan wel concurrerend met, de activiteiten van Werkgever of haar groepsmaatschappijen direct dan wel indirect te vestigen of te drijven, daarin op enigerlei wijze direct dan wel indirect, tegen vergoeding of om niet, werkzaam te zijn, of daarin direct dan wel indirect enig aandeel of financieel belang van welke aard dan ook te hebben.

12.Geheimhouding

12.1.
De werknemer erkent dat door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden, het bedrijf van werkgever (en groepsmaatschappijen) betreffende of daarmee verbandhoudende.
12.2.
Deze verplichting geldt ook na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.”
c. per 1 januari 2011 is International Car Lease B.V. gefuseerd met J&T Autolease B.V. en is J&T Autolease B.V. de werkgever van [werknemer] geworden;
d. medio 2013 zijn de activiteiten van J&T Autolease B.V. (voorheen onderdeel van het gefailleerde Kroymans Corporation) ondergebracht bij ICLH 2 B.V. waarbij de arbeidsovereenkomst van [werknemer] is overgegaan naar ICLH 2 B.V.;
e. medio 2014 heeft een integratie plaatsgevonden tussen ICLH 2 B.V. en Van Mossel Leasing B.V., waarbij de lease-activiteiten zijn ondergebracht bij een nieuwe vennootschap, te weten ICLH. Van Mossel Groep is een automotive bedrijf en omvat – naast omvangrijke leasebedrijven – autodealers en schadeherstelbedrijven;
f. bij brief van 4 december 2014 schrijft [commercieel directeur] , commercieel directeur van ICLH 2 B.V. aan [werknemer] (onder meer) het volgende:
“Je bent in dienst in de functie van senior Accountmanager. Met ingang van 1 januari 2015 zullen we je huidige functiebenaming wijzigen naar manager New Business. De huidige functiebeschrijving blijft gehanteerd maar je krijgt er de direct leidinggevende taken van het acquisitieteam van J&T Autolease Nederland bij.
Je bent verantwoordelijk voor de acquisiteurs, je krijgt extra coördinerende en leidinggevende taken. Hierbij kun je denken aan het voeren van functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken, het dagelijks aansturen van onze medewerkers, de eindverantwoordelijkheid hebben over het behalen van de totale acquisitie orderdoelstelling, je medewerkers hier ook op aansturen/aanspreken en dergelijke.
Voor de inzetbaarheid als Manager New Business wordt je salaris met ingang van 1 januari 2015 verhoogd naar € 5.750,-- bruto per maand.”
g. [werknemer] heeft de arbeidsovereenkomst met ICLH op 30 september 2016 tegen 1 november 2016 opgezegd; sinds 1 november 2016 is hij via zijn management-BV werkzaamheden gaan verrichten voor een regionale leasemaatschappij, te weten Vision Car Lease B.V..

3.Het geschil

in conventie
3.1.
ICLH vordert veroordeling van [werknemer] tot onverkorte nakoming van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding onder verbeurte van een dwangsom;
één en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en met een proceskostenveroordeling.
3.2.
ICLH legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
[werknemer] is per 1 november 2016 werkzaamheden gaan verrichten voor het bedrijf Vision Car Lease B.V. Dit is een voor ICLH concurrerend bedrijf. [werknemer] handelt daarmee in strijd met het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding, zoals opgenomen in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst (zie onder 2.1.b). ICLH heeft [werknemer] nog vóór 1 november 2016 gewezen op het concurrentiebeding en benadrukt dat een inbreuk op het beding niet zou worden getolereerd. Voorts heeft haar gemachtigde [werknemer] bij brief van 3 november 2016 gesommeerd tot stopzetting van de werkzaamheden. [werknemer] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
[werknemer] heeft uit hoofde van zijn functie bij ICLH kennis van concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie, zoals (financiële) klantgegevens, prospects, plannen van aanpak en contracten met bijbehorende prijzen en marges. ICLH heeft er daarom een groot en spoedeisend belang bij dat [werknemer] wordt gehouden aan het concurrentiebeding en aan het geheimhoudingsbeding.
3.3.
[werknemer] voert, kort weergegeven, het volgende verweer.
Hij betwist dat ICLH een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, zodat ICLH niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen.
Hij is van mening dat hij niet meer gebonden is aan het concurrentiebeding om de volgende redenen.
Ten eerste geldt dat het concurrentiebeding door zijn functiewijziging zwaarder is gaan drukken. Hij is tot 1 januari 2015 werkzaam geweest als (senior) accountmanager. In deze functie hield hij zich bezig met het werven van nieuwe relaties, in hoofdzaak voor het label J&T Autolease. Per 1 januari 2015 heeft hij – nadat hij had aangegeven dat hij wat anders wilde – een nieuwe functie gekregen, de functie van Manager New Business (zie onder 2.1.f). Zijn taken bleven in die functie voor ongeveer 50% gelijk. Daarnaast werd hij verantwoordelijk voor vier accountmanagers acquisitie, de aansturing van een acquisitieteam, werd lid van MT sales J&T NL, ging functionerings- en beoordelingsgesprekken voeren en werd eindverantwoordelijk voor de totale acquisitie-orderdoelstelling, dus zowel voor de resultaten, voor de coaching en de structuur. Het betrof een functie met een wezenlijk ander karakter waarbij zijn salaris van € 5.570,-- werd verhoogd naar € 5.885,- bruto per maand.
Ten tweede geldt dat de reikwijdte van het concurrentiebeding enorm is uitgebreid doordat ICLH onderdeel is gaan uitmaken van BEE Holding dat een
joint ventureis van De Mandemakers Groep en Van Mossel Groep. Van Mossel Groep is een automotive bedrijf dat – naast omvangrijke leasebedrijven – autodealers en schadeherstelbedrijven omvat (zie onder 2.1.e). Er is hierdoor sprake geworden van een immense organisatie. Hoewel aanvankelijk sprake was van 7.000 leasecontracten, bestaat de huidige leaseportefeuille uit ongeveer 45.000 contracten met zeven labels. Hij merkt hierbij op dat het concurrentiebeding uitdrukkelijk ziet op alle groepsmaatschappijen.
Door de ontwikkelingen die na 2010 hebben plaatsgevonden is het voor [werknemer] veel moeilijker geworden om een soortgelijke baan te vinden. Hij is dan ook van mening dat er een nieuw concurrentiebeding had moeten worden overeengekomen en hij niet langer gebonden kan worden geacht aan het concurrentiebeding zoals hij in 2010 met zijn eerste werkgever International Car Lease B.V. is overeengekomen (zie onder 2.1.b).
Daarnaast geldt (subsidiair) dat hij het concurrentiebeding niet overtreedt, althans dat ICLH geen belang heeft bij een beroep op het beding. Het bedrijf waar hij thans voor werkt beweegt zich in een heel ander segment van de markt; Vision Car Lease richt zich namelijk op de onderkant van de MKB-markt en dat zijn de klanten die een grotere partij, zoals ICLH, juist laat liggen. De rechtsvoorganger van ICLH begon haar activiteiten bij 6-50 auto’s, terwijl Vision Car Lease 800 auto’s in haar portefeuille heeft met een gemiddelde van 2 auto’s per klant. Er is dan ook geen sprake van een concurrerende activiteit.
Met betrekking tot het geheimhoudingsbeding geldt dat er geen sprake is van overtreding van dit beding en dat hij zich aan zijn geheimhoudingsverplichting zal houden.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
[werknemer] verzoekt de voorzieningenrechter, voor zover hij gebonden zou zijn aan het concurrentiebeding:
1.
primairde werking van het concurrentiebeding te schorsen, totdat in een bodemprocedure over de geldigheid daarvan is beslist;
2.
subsidiairhet concurrentiebeding te matigen in die zin dat het wordt omgezet in een relatiebeding, inhoudende dat het [werknemer] uitsluitend niet is toegestaan om klanten (per 1 november 2016) van het label J&T Autolease voor commerciële doeleinden te benaderen voor de duur van maximaal één jaar, te rekenen vanaf 1 november 2016, althans te matigen op een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen wijze;
3.
meer subsidiair[werknemer] gedurende de geldigheidsduur van het concurrentiebeding een vergoeding toe te kennen ter hoogte van het verschil tussen het door hem te verdienen salaris bij ICLH (€ 6.003,-- bruto per maand) en het bedrag dat [werknemer] krachtens sociale zekerheidswetgeving, of anderszins in of buiten dienstbetrekking daadwerkelijk ontvangt, althans ter hoogte van het door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
één en ander met veroordeling van ICLH in de proceskosten.
3.5.
Hij legt hieraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
[werknemer] wordt door onverkorte handhaving van het concurrentiebeding door ICLH onbillijk benadeeld, zeker in verhouding tot het belang van ICLH bij het beding. ICLH richt zich op een ander marktsegment, zodat van een concurrerende organisatie geen sprake is. Bovendien zijn de belangen van ICHL reeds voldoende geborgd door het geheimhoudingsbeding.
Het concurrentiebeding is te algemeen geformuleerd, nu in het geheel geen geografische reikwijdte is opgenomen.
Daarnaast is relevant dat zijn rol was uitgespeeld binnen J&T omdat de directie het plan had uitgesproken om de functie van [werknemer] uit te kleden; per 1 oktober 2016 zou hij niet langer de verantwoording hebben over de accountmanagers in de buitendienst en zijn team werd ontmanteld. Zijn salaris had het plafond bereikt en er waren geen doorgroeimogelijkheden meer. Hij heeft nu bij Vision Car Lease de kans gekregen zich te gaan bewijzen voor een hele kleine speler en krijgt daarin de ruimte om zich verder te ontplooien.
ICLH heeft andere ex-medewerkers niet gehouden aan hun concurrentiebeding; dit levert willekeur op.
Door het concurrentiebeding kan [werknemer] geen werkzaamheden verrichten in de richting waarvoor hij jarenlang opleidingen en trainingen heeft gevolgd en ervaring heeft opgedaan. Het kan hem niet verboden worden om werkzaam te zijn in een markt (in een heel ander segment) in een branche waarin hij al 25 jaar werkzaam is. Handhaving van het beding zou betekenen dat hij in geheel Nederland, maar ook daarbuiten, niet werkzaam zou mogen zijn in de gehele automotive markt, hetgeen hem op 50-jarige leeftijd eenvoudigweg brodeloos zou maken.
Door schorsing dan wel beperking van het beding op de wijze zoals door hem gevorderd, kan hij zijn activiteiten voortzetten terwijl hij zeker niet in het vaarwater van ICLH komt.
Indien zijn beroep op matiging wordt verworpen en het belang van ICLH om [werknemer] uit de leasemarkt te houden kennelijk zo groot is, dient ICLH een vergoeding te betalen om [werknemer] in staat te stellen om op een andere wijze in zijn levensonderhoud te voorzien.
3.6.
ICLH voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Zij verweert zich tegen de vorderingen van [werknemer] en stelt zich op het standpunt dat het concurrentiebeding door [werknemer] onverkort nageleefd dient te worden. ICLH heeft een te respecteren belang bij handhaving van het concurrentiebeding teneinde haar positie in de markt te beschermen. [werknemer] heeft namelijk uit hoofde van zijn functie de beschikking over zeer bedrijfsgevoelige informatie.
De benoeming van [werknemer] per 1 januari 2015 tot Manager New Business betrof geen echte functiewijziging. Er was slechts sprake van een nieuwe functiebenaming in verband met de herstructurering van de onderneming. Dit blijkt ook uit de brief van ICLH aan [werknemer] van 4 december 2014 (zie 2.1.g). Het betrof daarnaast ook niet meer dan een normaal voorzienbare carrièreontwikkeling met wat extra leidinggevende taken erbij. Van een wezenlijk inhoudelijke wijziging van zijn functie was geen sprake. [werknemer] bleef voor zeker 90% acquisitiewerkzaamheden verrichten.
Voor zover al gesproken kan worden van een wijziging van de functie, dan is in ieder geval geen sprake van een ingrijpende wijziging en een zwaarder drukken van het concurrentiebeding. De uit te voeren werkzaamheden waarvoor het concurrentiebeding was aangegaan (het acquisitiewerk) bleven immers onverkort bestaan.
Gegeven de feitelijke gang van zaken is niet voldaan aan de in de rechtspraak ontwikkelde criteria die noodzaken tot het opnieuw overeenkomen van een concurrentiebeding.
Er waren voor [werknemer] nog voldoende mogelijkheden om door te groeien en er was jaarlijks nog steeds sprake van een salarisverhoging. Er was geen noodzaak de arbeidsovereenkomst op te zeggen en er is geen sprake van een onbillijke benadeling voor [werknemer] nu hij zichzelf in deze positie heeft gebracht.
Zij betwist dat sprake is van een positieverbetering die aanleiding zou kunnen geven voor een matiging van het beding.
Een omzetting van het concurrentiebeding naar een relatiebeding, respectievelijk een matiging van het beding, doet geen recht aan het belang van ICLH; de concurrentie ziet niet alleen op bestaande relaties, maar juist ook op nieuwe. Met de vertrouwelijke informatie die [werknemer] heeft, kan een concurrent nieuwe relaties ten koste van ICLH binnenhalen.

4.De beoordeling

in conventie en in voorwaardelijke reconventie
4.1.
Gelet op de verwevenheid van de vorderingen van ICLH en de voorwaardelijke tegenvorderingen van [werknemer] zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Volgens ICLH is sprake van schending van het concurrentiebeding door [werknemer] . Reeds uit dien hoofde heeft zij – om eventuele (verdere) schade te voorkomen – er een spoedeisend belang bij om hierover bij voorlopige voorziening duidelijkheid te vragen. ICLH is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
4.3.
In de onderhavige procedure, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient een vordering slechts te worden toegewezen indien aannemelijk is dat een overeenkomstige vordering in een gewone ('bodem'-)procedure eveneens zal worden toegewezen, waarbij tevens de wederzijdse belangen van partijen moeten worden afgewogen.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat in de op 29 juni 2010 ondertekende arbeidsovereenkomst tussen [werknemer] en de rechtsvoorganger van ICLH, International Car Lease B.V., een concurrentiebeding is opgenomen (zie onder 2.1.b) en dat daarmee (op dat moment) aan het schriftelijkheidsvereiste was voldaan. [werknemer] heeft ook niet betwist dat het beding rechtsgeldig is overeengekomen.
4.5.
[werknemer] voert aan dat ICLH thans geen rechten meer kan ontlenen aan het concurrentiebeding dat op 29 juni 2010 is overeengekomen, nu het beding volgens hem aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken door zijn functiewijziging per 1 januari 2015 en door de organisatiewijzigingen die zich na 29 juni 2010 hebben voorgedaan. Er is volgens [werknemer] inmiddels sprake van een immense organisatie waardoor de reikwijdte van het concurrentiebeding aanmerkelijk is vergroot en het voor hem onmogelijk is geworden nog in de automotive markt werkzaam te zijn.
4.6.
Uitgangspunt is dat een concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 (oud) BW opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen indien de wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard is, dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Hiermee wordt beoogd dat de werknemer opnieuw de gelegenheid krijgt de consequenties van het voor hem bezwarende beding goed te overwegen. Het enkele feit dat zich een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding heeft voorgedaan, is doorgaans onvoldoende voor het aannemen van het oorzakelijk verband met het aanmerkelijk zwaarder gaan drukken van het beding. Bij de beoordeling of van een dergelijk zwaarder drukken sprake is, zal de rechter onder meer betekenis mogen hechten aan de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijs was te voorzien door de werknemer toen deze het beding aanvaardde en voorts of en zo ja in hoeverre en in welke mate die wijziging, bij handhaving van het concurrentiebeding, een belemmering voor hem zal vormen om een nieuwe gelijkwaardige werkkring hetzij in loondienst hetzij als zelfstandig ondernemer te vinden (HR 9 maart 1979, NJ 1979,467 en HR 5 januari 2007, JAR 2007, 37 en 38).
4.7.
[werknemer] is als Accountmanager Acquisitie op 1 september 2010 in dienst getreden bij International Car Lease B.V. Vervolgens is hij senior Accountmanager Acquisitie geworden en met ingang van 1 januari 2015 is [werknemer] de functie van Manager New Business gaan vervullen. Het staat vast dat de nadruk in de functie van Manager New Business naast de acquisitiewerkzaamheden die [werknemer] al vervulde tevens is komen te liggen op het verrichten van (meer) leidinggevende en coördinerende taken (zie onder 2.1.f). Partijen twisten erover of er sprake was van een (ingrijpende) functiewijziging. Volgens ICLH kreeg [werknemer] er slechts wat extra leidinggevende taken bij maar was van een wezenlijk inhoudelijke wijziging van zijn functie geen sprake nu ongeveer 90% van zijn werk bleef bestaan uit acquisitiewerkzaamheden. Het betrof niet meer dan een normaal voorzienbare carrièreontwikkeling voor [werknemer] , aldus ICLH. Volgens [werknemer] heeft hij voor ongeveer 50% andere (leidinggevende) taken erbij gekregen en was geen sprake van een voorziene carrièrestap, maar van een functie met een wezenlijk ander karakter.
4.8.
[werknemer] heeft onweersproken gesteld dat hij met ingang van 1 januari 2015 naast zijn acquisitiewerkzaamheden de volgende taken en verantwoordelijkheden erbij heeft gekregen: de verantwoordelijkheid voor vier accountmanagers acquisitie, de aansturing van het acquisitieteam, het lidmaatschap van het MT sales J&T, het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken en het eindverantwoordelijk zijn voor de totale acquisitie-orderdoelstelling, dus zowel voor de resultaten, voor de coaching en de structuur. Voorts staat vast dat het salaris van [werknemer] door deze promotie is verhoogd van € 5.570,-- naar € 5.885,-- bruto per maand, wat substantieel meer is dan de salarisverhogingen die ongeveer twee keer per jaar plaatsvonden. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter verschilt de functie van Accountmanager Acquisitie met voornamelijk acquisitiewerkzaamheden en met beperkte verantwoordelijkheden wezenlijk met die van Manager New Business, wat een aanmerkelijk zwaardere functie betreft met veel grotere verantwoordelijkheden en leidinggevende taken. Er is sprake van een ingrijpende functiewijziging en het is niet zonder meer aannemelijk dat doorgroei binnen International Car Lease B.V., de aanvankelijke werkgever van [werknemer] , naar een functie met deze verantwoordelijkheden en leidinggevende taken voorzienbaar was.
4.9.
Daar komt bij dat er gedurende het dienstverband van [werknemer] aanzienlijke wijzigingen hebben plaatsgevonden in de organisatie. [werknemer] heeft aangevoerd dat hij door de bedrijfsovernames en de integratie in 2014 van ICLH 2 B.V. met Van Mossel Leasing B.V. (zie onder 2.1.c tot en met 2.1.e) thans in de gehele automotive markt niet meer werkzaam kan zijn. Het concurrentiebeding ziet niet alleen op activiteiten van de werkgever maar ook op die van haar groepsmaatschappijen en de Van Mossel Groep is een automotive bedrijf die naast omvangrijke leasebedrijven ook autodealers en schadeherstelbedrijven omvat, aldus [werknemer] . ICLH heeft niet weersproken dat het concurrentiebeding een ruimer bereik heeft gekregen omdat inmiddels sprake is van een veelomvattend concern en dat [werknemer] door die wijzigingen ten gevolge van het concurrentiebeding een jaar lang in de gehele automotive markt niet meer werkzaam kan zijn.
4.10.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het concurrentiebeding als gevolg van de wijzigingen die hebben plaatsgevonden – de hierboven genoemde integratie en de functiewijziging – aanmerkelijk zwaarder gaan drukken, in die zin dat het concurrentiebeding een (wezenlijk) ruimer bereik heeft gekregen waarvan niet aannemelijk is dat dit voorzienbaar was bij het aangaan van het concurrentiebeding. De wijzigingen zijn ingrijpend nu het daardoor thans voor [werknemer] vrijwel onmogelijk is om een nieuwe gelijkwaardige werkkring te vinden. De kantonrechter trekt hieruit de voorlopige conclusie dat niet zonder meer aangenomen kan worden dat het concurrentiebeding zijn werking heeft behouden. De vordering van ICLH zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
De vordering van ICLH tot nakoming van het geheimhoudingsbeding wordt eveneens afgewezen. ICLH heeft niet gesteld dat sprake is van overtreding van dit beding, zodat zij geen enkel belang heeft bij haar vordering.
4.12.
Aangezien de vorderingen van ICLH worden afgewezen, behoeven de voorwaardelijke tegenvorderingen van [werknemer] – die enkel zijn ingesteld in het geval de eerstgenoemde vorderingen zouden worden toegewezen – geen bespreking meer.
4.13.
ICLH wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen van ICLH af;
verstaat dat op de vorderingen van [werknemer] niet behoeft te worden beslist;
veroordeelt ICLH in de kosten van het geding, aan de zijde van [werknemer] tot op heden vastgesteld op € 400,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2016.