ECLI:NL:RBOBR:2016:735

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
01/845600-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging en ernstige bedreiging van ex-partner met vrijspraak voor mishandeling

Op 25 februari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en ernstige bedreiging van zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 juli 2015 tot en met 29 juli 2015 herhaaldelijk bedreigende berichten heeft gestuurd naar de ex-partner, waaronder teksten als 'Je bent al dood, branden ga je, ik maak je kapot'. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en bedreiging, maar sprak hem vrij van mishandeling, omdat de bewijsvoering daarvoor niet voldoende was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 230 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringscontact en een contact- en gebiedsverbod. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het herhaaldelijke gedrag van de verdachte, wat een grote impact heeft gehad op het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na een zitting op 11 februari 2016, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845600-15 en 01/865096-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 25 februari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2016.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 15 januari 2016.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/845600-15 ten laste gelegd dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juli 2015 tot en met 29 juli 2015 te Hapert, gemeente Bladel, en/of Utrecht, althans in Nederland
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van
een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door die [slachtoffer 1] :
- (veelvuldig) te bellen en/of - (veelvuldig) sms-berichten en/of what's app berichten te sturen, welke berichten onder meer inhielden de volgende teksten: "Je bent al dood, branden ga je, ik maak je kapot" en/of "Ik ga je martelen en meer en je dochter ook" en/of "Je overleeft dit niet hoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juli 2015 tot en met 29 juli 2015 te Hapert, gemeente Bladel, althans in Nederland
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend (onder andere) de woorden toegevoegd: "Je bent al dood, branden ga je, ik maak je kapot" en/of "Ik ga je martelen en meer en je dochter ook" en/of "Je overleeft dit niet hoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij
op of omstreeks 15 juli 2015 te Hapert, gemeente Bladel, althans in Nederland
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met de vuist) op/tegen de borst en/of de schouder, althans het lichaam te slaan en/of te stompen;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/865096-15 tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 augustus 2015 tot
en met 14 augustus 2015 te Hapert, gemeente Bladel, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk - voornoemde [slachtoffer 1] via een brief dreigend de woorden toegevoegd: 'Zorg ervoor dat [betrokkene 1] niet bij jou is, we gaan samen' en/of - voornoemde [slachtoffer 1] via een sms-bericht een afbeelding van een vuurwapen toegezonden en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: 'Zullen wel zien dan!'
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 18/830346-13 is aangebracht bij vordering van 29 oktober 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te Groningen d.d. 25 juli 2013. De rechtbank heeft de oproeping in deze zaak reeds op 11 februari 2016 nietig verklaard.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 (01/845600-15) en onder parketnummer 01/865096-15 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie en net als de raadsvrouwe - van oordeel dat de voorhanden bewijsmiddelen de aangifte van mishandeling van [betrokkene 1] op 15 juli 2015 niet in voldoende mate ondersteunen. De rechtbank is verder van oordeel dat evenmin met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte voornoemde [betrokkene 1] in de periode van 8 augustus 2015 tot en met 14 augustus 2015 een dreigende brief heeft gestuurd en dat hij haar opzettelijk een sms-bericht heeft doen toekomen met daarin een afbeelding van een vuurwapen met daarbij de tekst: “Zullen wel zien dan!”.

Bewijs ten aanzien van 01/845600-15 (feit 1 en 2)

Bronnen.

1. Een dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam de Kempen, met registratienummer PL2100-2015170618, afgesloten d.d. 5 oktober 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 69. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.
2. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 11 februari 2016.
Inleiding.
Op 18 juli 2015 is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van telefonische bedreiging door verdachte. Op 30 juli 2015 heeft zij hierover een klacht gedaan. Verdachte heeft [slachtoffer 1] in de periode van 17 juli 2015 tot en met 29 juli 2015 veelvuldig gebeld en veelvuldig sms-berichten en what’s app berichten gestuurd met teksten als “Je bent al dood, branden ga je, ik maak je kapot, ik ga je martelen” en ”je overleeft dit niet hoer”.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en 2 is tenlastegelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste is gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van:
  • Aangifte door [slachtoffer 1] (bron 1, p.38-39);
  • Klacht door [slachtoffer 1] (bron I, p. 60-61);
  • Kopie what’s app berichten (bron I, p. 42-59);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting d.d. 11 februari 2016,
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd zoals hierna uitgeschreven in de bewezenverklaring.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 17 juli 2015 tot en met 29 juli 2015 te Hapert, gemeente Bladel, en/of Utrecht,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door die [slachtoffer 1] :
- ( veelvuldig) te bellen en
- ( veelvuldig) sms-berichten en what's app berichten te sturen, welke berichten onder meer inhielden de volgende teksten: "Je bent al dood, branden ga je, ik maak je kapot" en "Ik ga je martelen en meer en je dochter ook" en "Je overleeft dit niet hoer"
2. op tijdstippen in de periode van 17 juli 2015 tot en met 29 juli 2015 te Hapert, gemeente Bladel,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend (onder andere) de woorden toegevoegd: "Je bent al dood, branden ga je, ik maak je kapot" en "Ik ga je martelen en meer en je dochter ook" en "Je overleeft dit niet hoer"
(in eendaadse samenloop gepleegd met feit 1)
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van 01/845600-15 (feit 1, 2 en 3) en 01/865096-15:
Een gevangenisstraf voor duur van negen (9) maanden, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek conform het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en met bijzondere voorwaarden: meldplicht en reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt medewerking aan de One Army-aanpak. De bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar verklaard te worden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe bepleit primair een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Subsidiair een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde: toezicht door de reclassering. Uitdrukkelijk wordt verzocht om geen contactverbod met mevrouw [slachtoffer 1] op te leggen, omdat dit de omgang met de dochter van verdachte ernstig zal belemmeren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en ernstige bedreiging van zijn ex-partner. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank houdt er rekening mee dat dit niet de eerste keer is dat verdachte dit slachtoffer heeft bedreigd; vanaf 2008 heeft verdachte zich, zo blijkt uit de justitiële documentatie, met enige regelmaat schuldig gemaakt aan aantasting van de geestelijke en lichamelijke integriteit van zijn voormalig partner. De bedreigingen moeten een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort feiten kunnen daar jarenlang last van ondervinden in die zin dat de herinnering eraan hen hindert in hun dagelijks bestaan. Gezien de eerdere veroordelingen moet verdachte zich van de gevolgen van zijn handelingen bewust zijn geweest, welk inzicht verdachte er evenwel niet toe heeft gebracht om zich van de inbreukmakende gedragingen te onthouden. In zoverre is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzonder hardnekkig gedragspatroon, waarin verdachte zich – niet tegenstaande de tegen hem uitgesproken veroordelingen –vooralsnog niet heeft laten corrigeren. De omstandigheid dat de thans bewezenverklaarde feiten zich hebben voorgedaan tijdens de proeftijd van een veroordeling ter zake eerdere, vergelijkbare feiten tegen hetzelfde slachtoffer mag in dat verband illustratief worden genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 230 dagen.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, te weten 180 dagen, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De proeftijd stelt de rechtbank daarbij op drie (3) jaar om verdachte voor langere tijd door de reclassering te kunnen laten begeleiden. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank acht daarnaast –anders dan de officier van justitie, de raadsvrouwe en het advies van de Reclassering d.d. 22 januari 2016 - een contactverbod met [slachtoffer 1] en een gebiedsverbod voor de gemeente Bladel alwaar voornoemde [slachtoffer 1] woont, noodzakelijk om soortgelijke nieuwe strafbare feiten te voorkomen.
De rechtbank zal deze verboden opleggen in de vorm van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht en wel telkens voor de duur van één jaar. Dergelijke vrijheidsbeperkende maatregelen hoeven naar het oordeel van de rechtbank een eventueel in de toekomst tot stand te brengen omgangsregeling tussen verdachte en zijn dochter niet in de weg te staan. Dat de uitvoering van een dergelijke omgangsregeling als gevolg hiervan tijdens de periode waarin de vrijheidsbeperkende maatregel van kracht is wellicht omslachtiger zal zijn dan wanneer dergelijke beperkingen niet zouden gelden heeft verdachte uitsluitend aan zichzelf te danken. De rechtbank geeft echter nadrukkelijk voorrang aan de veiligheid van het slachtoffer c.q. het voorkomen van recidive boven het recht van verdachte op onbelemmerde omgang met zijn kind.
Voor elke keer dat verdachte één van de op te leggen verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd. Voorts zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregelen bevelen, omdat er – gezien de justitiële documentatie van verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend jegens [slachtoffer 1] zal gedragen. [slachtoffer 1] moet zich in haar eigen (woon)omgeving veilig kunnen voelen. De op te leggen maatregelen beogen daar (mede) de voorwaarden voor te creëren.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank verdachte vrijspreekt voor feit 3 (01/845600-15) en van hetgeen verdachte onder parketnummer 01/865096-15 ten laste is gelegd.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 38v, 38w, 55, 285, 285b.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 3 (01/845600-15) en onder parketnummer 01/865096-15 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. 01/845600-15 feit 1:BelagingT.a.v. 01/845600-15 feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling (in eendaadse samenloop gepleegd met feit 1) Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en (vrijheidsbeperkende) maatregelen.
T.a.v. 48/845600-15 feit 1, feit 2: * Gevangenisstraf voor de duur van 230 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de reclassering van het Leger des Heils te Utrecht en zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich moeten houden aan alle aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
- gebruik blijft maken van het hulpverleningsaanbod zoals dat hem vanuit de One Army aanpak van het Leger des Heils geboden wordt, zolang de reclassering dat nodig acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. 48/845600-15 feit 1, feit 2: * Contactverbod voor de duur van 1 jaar
Legt op de maatregel dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect, anders dan door tussenkomst van een advocaat of een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg respectievelijk Het Omgangshuis - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op 4 november 1976 te Utrecht.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één (1) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op.
T.a.v. 48/845600-15 feit 1, feit 2: * Gebiedsverbod voor de duur van 1 jaar
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van een (1) jaar zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: gemeente Bladel.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één (1) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde zich opnieuw
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] , beveelt de rechter, gelet op artikel 38v,
vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregelen
dadelijk uitvoerbaar zijn.
Opheffing van de tegen verdachte verleende bevelen tot voorlopige hechtenis
(01/845600-15 en 01/865096-15) met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis
is respectievelijk op 31 juli 2015 en op 1 oktober 2015 reeds
geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A.J. Zijlstra, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken op 25 februari 2016.
Mr. Damen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.