Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen maart 2014 tot en met 9 oktober 2015 te Eindhoven en/of te Nuenen en/of te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant en/of te Oirsbeek, in elk geval in het arrondissement Limburg, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en/of een of meer anderen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, te weten het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 11, tweede lid van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B en/of C gegeven verbod terwijl het betrekking heeft op (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
hij in of omstreeks de periode van mei 2015 tot en met 9 oktober 2015 te Eindhoven en/of te Den Bosch en/of te Oirsbeek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit
heeft weggenomen stroom en/of electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming immers heeft hij verdachte en/of zijn medeverdachte (telkens) een meterkast en/of de electriciteitsmeter verbroken en/of geforceerd en/of omleidingen gemaakt.
De formele voorvragen.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
Bewijsoverwegingen.
De bewezenverklaring.
in de periode gelegen tussen maart 2014 tot en met 9 oktober 2015 te Eindhoven en te Nuenen en te 's-Hertogenbosch en te Oirsbeek, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en anderen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, te weten het telen, bewerken, verkopen, afleveren of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B gegeven verbod terwijl het betrekking heeft op (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
in de periode van mei 2015 tot en met september 2015 te Oirsbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adresgegevens 3] te Oirsbeek heeft weggenomen stroom, toebehorende aan [benadeelde partij 2] , waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, immers heeft verdachte en/of zijn medeverdachte een meterkast verbroken en omleidingen gemaakt.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
t.a.v. feit 2:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2:een gevangenisstraf voor de duur van 256 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
algemene voorwaardendat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde
- zich blijft melden bij de toezichthoudende reclasseringsinstantie Novadic-Kentron te Eindhoven zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen en opdrachten van de toezichthouder die hiermee in verband staan, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- deelneemt aan het op hem afgestemde vervolgtraject op de CoVa+ training, indien de reclassering dit nodig acht.