Op 30 december 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag. De zaak betreft een minderjarig kind, genaamd [slachtoffer], dat door de verdachte en haar echtgenoot naar Spanje is meegenomen, zonder toestemming van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, dat de voorlopige voogdij over het kind had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar echtgenoot, ondanks de rechterlijke beslissingen in Nederland, opzettelijk het kind aan het wettig gezag hebben onttrokken. De verdediging voerde aan dat er onduidelijkheid bestond over het gezag, omdat er ook Spaanse rechterlijke uitspraken waren, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse strafwet van toepassing was, omdat het feit deels in Nederland had plaatsgevonden. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een bijzondere voorwaarde dat zij een bedrag van € 10.000,- moest storten in een internationaal kinderfonds van Unicef. De rechtbank benadrukte het belang van het respecteren van rechterlijke beslissingen en de ernst van het onttrekken van een kind aan het wettig gezag.