ECLI:NL:RBOBR:2016:7221

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
01/865123-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting van een blinde vrouw door een taxichauffeur in Oost-Brabant

Op 30 december 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een verkrachting die plaatsvond op 4 februari 1997, waarbij het slachtoffer, een blinde vrouw, door de verdachte, die zich voordeed als taxichauffeur, werd meegenomen in zijn auto. De verdachte heeft het slachtoffer met geweld en bedreiging gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een DNA-match was tussen het sperma dat bij het slachtoffer werd aangetroffen en het DNA van de verdachte, wat leidde tot de overtuiging dat hij de dader was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding van € 12.000,91 toegewezen. De rechtbank heeft ook het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De zaak is bijzonder omdat het slachtoffer, die vanaf haar geboorte blind is, door de verdachte op een zeer gewelddadige manier is benaderd en misbruikt, wat een grote impact op haar leven heeft gehad. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865123-16
Datum uitspraak: 30 december 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1970] ,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd te: PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 EBR.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 november 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 februari 1997 te 's-Hertogenbosch en/of Vught en/of Esch, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die heeft/hebben bestaan uit of mede heeft/hebben uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, (telkens)
-meerdere, althans een, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of -zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
-zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
-zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
-de borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkh(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
-zich heeft voorgedaan als (taxi)chauffeur en/of (vervolgens) die (blinde) [slachtoffer] heeft vervoerd en/of
-(tijdens) de reis heeft gevraagd "mag ik je kutje aanraken?" en/of
-(tijdens) de reis heeft gezegd "ik wil je kutje zien" en/of "toch wil ik je kutje zien en voelen, dat wil ik" en/of
-driemaal, althans meerdere malen, in elk geval eenmaal, (tijdens) de reis die [slachtoffer] met de vuist heeft geslagen/gestompt op/tegen de (linker) dijbeen en/of (boven)arm en/of schouder, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
-(vervolgens) het voertuig heeft geparkeerd en/of de motor heeft uitgezet en/of
-de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of die [slachtoffer] gedeeltelijk heeft ontkleed en/of -tegen die [slachtoffer] dreigend heeft gezegd "Als je niet doet wat ik zeg, sla ik je nog veel harder" en/of "Dus doe nu maar wat ik zeg en laat je kutje zien" en/of "ik ram je in mekaar als je het nu niet doet!" en/of "Als je het niet doet pak ik mijn mes en snijd ik je" en/of "kleding uit" en/of "Nou dan trek ik je rits open en je broek omlaag" en/of "Nou ga ik beginnen" en/of "uit elkaar die benen" en/of "niet gillen kreng!" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-zijn hand voor de mond van die [slachtoffer] gehouden en/of
-voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van die [slachtoffer] en/of -(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde bewezen te verklaren. Op basis van de verklaringen van [slachtoffer] , in combinatie met het bij haar geconstateerde letsel, de DNA-match en de verklaringen van de getuigen die haar kort na het feit hebben aangetroffen, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte aangeefster op
4 februari 1997 op brute wijze heeft verkracht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. De bewijsmiddelen leiden niet tot het wettig en overtuigende bewijs.
Aan de hand van wat aangeefster heeft gehoord en gevoeld, heeft zij een belangrijke en duidelijke omschrijving gegeven van de stem, tongval, handen en gewicht van de dader.
Verdachte past niet in die beschrijving.
Ook aangeefsters beschrijving van het interieur van de auto waarin zij destijds werd vervoerd, past niet bij het interieur van de auto die verdachte destijds gebruikte, een Honda Accord automaat.
De door getuige [getuige 1] gegeven beschrijving van de persoon met wie aangeefster is meegelopen naar de auto, noch de beschrijving van de auto komen overeen met de verdachte respectievelijk de door hem gebruikte Honda Accord.
Weliswaar is er een match vastgesteld met het DNA van de in aangeefsters vagina aangetroffen spermacellen en het DNA van verdachte, maar dat betekent niet dat die spermacellen ook door verdachte bij aangeefster terecht zijn gekomen. Spermacellen zijn immers verplaatsbare sporen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode met verschillende mannen en vrouwen seks heeft gehad. Om deze reden is het goed mogelijk dat zijn spermacellen bij andere mannen en vrouwen terecht zijn gekomen. Het kan goed zo zijn dat er spermacellen van verdachte op de vingers van de dader hebben gezeten, bijvoorbeeld omdat verdachte voorafgaand aan de verkrachting seksuele contacten had met de dader.
Bovendien heeft verdachte tien dagen na het incident een zeer concreet en controleerbaar alibi opgegeven waaruit volgt dat hij niet de persoon kan zijn geweest die aangeefster heeft opgehaald. Verdachte was exact op het tijdstip waarop aangeefster zegt te zijn verkracht, te weten tussen 12:00 en 13:00 uur, bezig zijn dochtertje van en naar school te brengen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft bij haar aangifte [2] op 4 februari 1997 verklaard dat zij blind is vanaf haar geboorte. Op 4 februari 1997 om ongeveer 10:45 uur is aangeefster voor therapie naar Den Bosch vertrokken. Zij ging daar – zoals gewoonlijk – met de [naam taxi] naar toe. Aangeefster had de taxi-centrale te kennen gegeven dat zij om 12:15 uur weer moest worden opgehaald. Toen aangeefster na afloop van de therapie in afwachting was van de taxi, hoorde zij dat een persoon zei: “taxi voor [slachtoffer] ”. Zij voelde dat hij haar in de arm pakte, zoals dat gebruikelijk is. Ze liepen een paar meter tot de auto. De man zei niets en deed de rechtervoordeur open voor haar. Aangeefster voelde later dat zij op een losse stoel zat en niet op een bank. Zij voelde een grote deur. Deze trok zwaar dicht. De deur voelde hetzelfde als bij een gewone taxi. De stoel voelde ook hetzelfde aan. De stoel had een stoffen bekleding. Het was een trico-achtige stof, een harde stof. Deze voelde ruw aan. De man ging zitten aan de bestuurderskant en reed meteen weg. Normaal wordt over de mobilofoon gezegd dat een taxi gaat rijden, maar dat gebeurde nu niet. De motor leek een benzinemotor. Aangeefster kent het geluid van een dieselmotor. Ze reden een stukje rechtdoor, zij weet niet hoe hard.
Op een gegeven moment hoorde aangeefster hem vragen: ”Mag ik je kutje aanraken?” Aangeefster zei: ”Natuurlijk niet.” Zij voelde dat hij met zijn hand over haar linkerbeen streelde. Zij zei: ”Niet doen.” Hij zei: ”Dat is toch lekker. Dat wil toch iedereen.” De man had geen Brabants accent, eerder westers. Hij had een harde “G”. Gezien zijn stem zou zij hem zo’n 40 of 50 jaar inschatten, maar toen hij op een gegeven moment vroeg hoe oud zij was en zij daarop antwoord gaf, hoorde zij hem 22 zeggen. Toen hij over haar been streelde heeft aangeefster gevoeld dat hij geen ringen had. Aangeefster hoorde dat hij bleef vragen of hij haar kutje mocht aanraken. Ondertussen reden ze gewoon door. Hij zei: ”Dat hoort zo” en “iedereen vindt het lekker.” Aangeefster bleef zeggen dat zij niet wilde. Op een gegeven moment hoorde zij hem zeggen: ”Ik ram je in mekaar als je het nu niet doet! Als je het niet doet pak ik mijn mes en snijd ik je!” De manier waarop hij dat zei was hard en kwam erg dreigend over. Op een gegeven moment zijn ze gestopt en de man zette de auto af. Zij hoorde hem toen zeggen: ”Nou, dan trek ik je rits open en je broek omlaag”. Hij zei: “Nou ga ik beginnen,” of zoiets. Aangeefster voelde dat hij het knoopje en de rits van haar broek opendeed en vervolgens haar broek met twee handen omlaag trok. Tegelijk met haar broek trok hij haar onderbroek uit. Haar bovenkleren liet hij zitten. Vervolgens voelde zij dat hij met drie vingers van zijn rechterhand in haar vagina ging. Hij maakte heen en weer gaande bewegingen met zijn vingers. Aangeefster durfde niets te zeggen omdat zij bang was dat hij met zijn mes zou gaan dreigen. Aangeefster heeft niet gehoord dat hij zijn broek openmaakte, maar op een gegeven moment vroeg hij: ”Wil je mijn piemel vasthouden?” Zij voelde dat hij met zijn linkerhand haar linkerhand vastpakte. Hij legde haar hand om zijn piemel. Hij bewoog met haar hand mee heen en weer met zijn hand en op een gegeven moment moest aangeefster het alleen doen. Zij hoorde hem hijgen en op een gegeven moment zei hij: ”Je kan het goed.” Zijn piemel was stijf. Op een gegeven moment ging hij op haar liggen, met zijn knieën op haar bovenbenen. Zij hoorde hem zeggen: ”Uit elkaar met die benen!” Aangeefster deed dit omdat zij zo bang was voor dat mes. Toen voelde zij dat hij in een keer met zijn piemel ruw in haar vagina kwam. Zij voelde dat hij een paar keer snel op en neer ging. Dat was heel pijnlijk. Toen wachtte hij even en daarna ging hij weer door. Het leek of hij hem helemaal wilde doordrukken. Aangeefster wilde gillen, maar zij hoorde hem zeggen: ”Niet gillen kreng!” Zij voelde dat hij met zijn hand voor haar mond zat, zij meent met zijn linkerhand. Aangeefster voelde dat hij op een gegeven moment aan haar borsten zat. Hij probeerde onder haar kleren te komen, maar zij hield haar trui strak over haar lijf. Aangeefster denkt dat alles bij elkaar, met de rit erbij, zeker een half uur geduurd heeft. Hij ging van haar af en pakte een doekje. Daar heeft hij haar vagina mee schoongemaakt. Toen hoorde zij hem zeggen: ”Aankleden, snel, hup.” Aangeefster denkt dat ze 5 of 10 minuten reden toen hij zei: ”Ik heb nog wat te doen. Daarom moet je uit de auto gaan.” Hij stopte en aangeefster stapte uit. Zij hoorde hem wegrijden.
Aangeefster heeft op 5 februari 1997 nog aanvullend verklaard [3] dat de stoel waar zij in kwam te zitten, een vrij stevige stoel was. Het was een vrij brede stoel. De rugleuning van deze stoel werd door de man naar achteren gedaan. Er zat een hoofdsteun op ijzeren stangetjes. Aangeefster heeft zelf de autogordel aangedaan, het was een rollende autogordel. Op de deur zat een verbreding waar je je arm op kon leggen. Die ging op een gegeven moment schuin omhoog. Bij het uitstappen heeft aangeefster zelf het portier opengemaakt. Ze moest haar vingers achter een dingetje zetten en deze naar links trekken, naar haar toe. Dat ding zat naast haar op armhoogte. Er zat een leren steun voor die schuin omhoog liep. Het dingetje om de deur open te maken zat ongeveer vier vingers achter die steun.
Verder gaf zij aan dat zij bij haar aangifte vergeten was te vertellen dat zij op haar linker dijbeen is geslagen door de man en op haar bovenarm en iets op haar schouder. Zij voelde dat hij met een vuist drie keer hard sloeg. Hij deed dit tijdens het rijden. Aangeefster hoorde dat hij zei: ”Als je niet doet wat ik zeg, sla ik nog veel harder. Dus doe nu maar wat ik zeg en laat je kutje zien.”
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd [4] dat aangeefster haar een blauwe plek op haar linker bovenarm en een iets kleinere blauwe plek op haar linker dijbeen heeft getoond. Daarvan zijn foto’s gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd [5] .
Op 13 september 2016 heeft aangeefster nog aanvullend verklaard [6] dat de man ineens stopte en zei “kleding uit”. Aangeefster moest hem aftrekken en hij duwde haar hoofd naar beneden naar zijn geslachtsdeel, die moest zij in de mond nemen.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard [7] dat hij op dinsdag 4 februari 1997 tussen 13:00 en 13:10 uur in de auto reed over de rijksweg A2 vanuit Boxtel richting Vught. Terwijl hij daar reed zag hij rechts van hem achter een stuk vangrail een persoon
staan. Toen hij die persoon voorbij reed herkende hij deze als de hem bekende [slachtoffer] . Getuige vond dit een zeer vreemde plaats voor [slachtoffer] hetgeen hem ertoe deed besluiten om op de vluchtstrook zijn voertuig tot stilstand te brengen en achteruit naar de plaats te rijden waar [slachtoffer] stond. Hij hoorde dat [slachtoffer] begon te schreeuwen. [slachtoffer] begon een stortvloed aan dingen te vertellen. Ze vertelde dat ze door de chauffeur van de deeltaxi in de bosjes was genomen. Ze vertelde ook nog dat die chauffeur aan haar borstjes zat. Ook heeft ze het woord verkracht in haar mond gehad.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard [8] dat hij op dinsdag 4 februari 1997 voorin de auto zat bij [getuige 2] . Onderweg op de snelweg hoorde hij [getuige 2] zeggen dat hij [slachtoffer] langs de vangrail zag staan. Getuige hoorde [slachtoffer] zeggen dat de taxichauffeur haar vroeg of hij aan haar kutje mocht voelen. Op een gegeven moment was hij gestopt en had hij tegen haar aan staan rijden. Toen begon hij haar broek uit te doen en bedreigde haar met een mes.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard [9] dat zij administratief medewerkster is van de fysiotherapie. Getuige kent het blinde meisje omdat zij al tweemaal door een taxichauffeur abusievelijk bij de fysiotherapie is afgezet in plaats van bij de psychologenpraktijk. Op 4 februari 1997 omstreeks 12:00/12:05 uur verliet getuige de fysiotherapie om thuis te gaan eten. Op dat moment zag zij dat dit meisje samen met een man naar buiten liep. Het viel haar op dat die man haar meetrok. Zij vond dat die haar ruw meetrok. De man had een normaal postuur, dezelfde lengte als het meisje, zijn haar was niet opvallend blond of zwart, zijn haardracht was normaal, hij had zeker niet lang of erg kort haar, hij was ongeveer 22 jaar oud en hij had een beige jack aan. De auto betrof een personenauto met kofferbak, geen vlakke achterzijde, een middenklas model, het was zeker geen taxi model, er was zeker geen taxi bord aanwezig, de auto was blauw/grijs van kleur en het betrof niet een nieuwste model auto.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben gerelateerd [10] dat [slachtoffer] door huisarts [naam huisarts] op 4 februari 1997 medisch is onderzocht. Uit het door de huisarts opgestelde medische informatieformulier blijkt dat aan de binnenkant van de kleine schaamlippen vier scheurtjes van drie centimeter in het slijmvlies te zien waren. Voorts is genoteerd: “Patiënte was maagd. Nu echter is het maagdenvlies op 3 en 9 uur in rugligging over vier centimeter gescheurd tot onder slijmvlies en bloedt. In het uitstrijkje zijn spermacellen te zien”. [11] Door de huisarts zijn biologische sporen afgenomen. Het betrof onder anderen schaamharen, vaginavocht en een uitstrijkje. De door het slachtoffer gedragen kleding, bestaande uit een pantalon, een trui, een t-shirt en een slipje werden veiliggesteld.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft gerelateerd [12] dat de pantalon voorzien is van identiteitszegel ACW866, het slipje van het slachtoffer voorzien is van identiteitszegel ACW869, het vaginavocht is voorzien van identiteitszegel ACW873 en het uitstrijkje van het slachtoffer is voorzien van identiteitszegel ACW874.
Het Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie heeft op 22 april 1997 gerapporteerd [13] dat op de pantalon met identiteitszegel ACW866, het slipje met identiteitszegel ACW869 en het uitstrijkje met identiteitszegel ACW874 van het slachtoffer [slachtoffer] , sperma is aangetroffen. Met betrekking tot het vaginavocht met identiteitszegel ACW873 was er een belangrijke aanwijzing op sperma.
Van het sperma in het slipje en in het vaginavocht is een DNA-profiel verkregen dat is opgenomen in de DNA-profielenregistratie. [14]
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft op 13 juni 2014 gerapporteerd [15] dat het DNA in het sporenmateriaal met identiteitszegel ACW873, het monster vaginavocht, afkomstig kan zijn van [verdachte] . De kans dat een willekeurige Nederlander eenzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte sperma is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft op 25 oktober 2016 aanvullend gerapporteerd [16] dat in 1997 onder anderen een spuit met identiteitszegel ACW873 met de omschrijving vaginavocht en een slip met de identiteitszegel ACW869 met omschrijving slip slachtoffer zijn ontvangen. Het materiaal aan de binnenzijde van de spuit is bemonsterd en deze bemonstering is veiliggesteld. Een vlek in het kruis van de slip is ook veiliggesteld. In de bemonstering van het materiaal aan de binnenzijde van de spuit werd sperma aangetroffen. De differentiele lysistechniek is vervolgens gebruikt om de spermacellen van het overige celmateriaal te scheiden. Van het sperma in de bemonstering vaginavocht is een enkelvoudig DNA-profiel van een man verkregen. Ook van de bemonstering van het kruis van de slip werd een DNA-profiel verkregen. De verkregen DNA-profielen van beide bemonsteringen matchen met elkaar. Er is in 1998 voor gekozen om het DNA-profiel van het sperma in de bemonstering vaginavocht op te nemen. Alleen deze bemonstering is daarom vermeld in het DNA-profielcluster, maar vovenstaande betekent dat ook het DNA-profiel van het sperma in het kruis van de slip matcht met [verdachte] .
Verbalisant [verbalisant 5] heeft gerelateerd [17] dat er in 1997 rittenstaten, dienstlijsten, personeelslijsten en overzichtslijsten met daarop de naam [slachtoffer] , waarop data en personeelsnummers van [taxibedrijf] aan de politie ter beschikking zijn gesteld. Verbalisant heeft deze gegevens bekeken en daaruit heeft hij geconstateerd dat op de overzichtslijst personeel achter het nummer 243 de naam [verdachte] vermeld was. Hij trof een handgeschreven lijst aan waarop de naam [slachtoffer] geschreven stond. Deze lijst had betrekking op de taxiritten van [slachtoffer] in januari en februari 1997. Op 21 januari 1997 werd [slachtoffer] vervoerd door chauffeur nummer 243, zijnde [verdachte] .
Verbalisant [verbalisant 6] heeft gerelateerd [18] dat verdachte op de datum van het misdrijf, 4 februari 1997, de beschikking had over een Honda, type Accord 3drs., 1.8 EX, destijds voorzien van kenteken [kentekennummer] . Verbalisant heeft verder met betrekking tot de uitvoeringsdetails van dit type auto gerelateerd dat een Honda Accord destijds alleen met een benzinemoter werd geleverd. Betreffend voertuig had een automatische versnellingsbak maar is een viertrapsbak. Dat kan dus overkomen als schakelbak vanwege de schakelmomenten. In alle voertuigen had dit type voertuig twee afzonderlijke stoelen voorin. De drie-deursuitvoering had grotere voorportieren en voelen dus zwaarder aan dan van een gemiddelde vierdeurs auto. Het voertuig was onder andere leverbaar met geribbelde stoffen bekleding. De rugleuning was verstelbaar via een hendel aan de zijkant van de stoel. De hoofdsteunen voorin waren bevestigd middels een metalen stangetje in het midden van de bovenzijde. Dit type voertuig was standaard voorzien van driepunts rolgordels en vaste bevestigingspunten aan de binnenzijde van de voorstoelen. De portieropener is aangebracht op enkele centimeters boven de armleuning, dit gebeurt middels een platte rechthoekige metalen hendel in beugelvorm.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Gelet op alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de persoon is geweest die aangeefster op 4 februari 1997 heeft verkracht. De aangifte van
[slachtoffer] wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] die aangeefster langs de snelweg A-2 in ontredderde staat hebben aangetroffen en aan wie aangeefster emotioneel haar eerste verhaal van gedwongen seksueel misbruik heeft gedaan. Het op aangeefster toegepaste geweld vindt zijn bevestiging in de constatering door verbalisante [verbalisant 1] van blauwe plekken op aangeefsters arm en been. Verder wordt de aangifte ten aanzien van de seksuele handelingen ondersteund door het door de huisarts waargenomen letsel aan de vagina en door het feit dat er spermasporen in haar vagina en in het slipje van aangeefster zijn aangetroffen. In het slipje (met identiteitszegel ACW869) en in het door de huisarts afgenomen vaginavocht (met identiteitszegel ACW873) van aangeefster [slachtoffer] zijn spermasporen aangetroffen waarvan een DNA-profiel werd verkregen. Gelet op de specifieke plekken waar de spermasporen zijn aangetroffen, beschouwt de rechtbank deze als dadersporen. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft op 13 juni 2014 gerapporteerd dat het DNA in het sporenmateriaal met identiteitszegel ACW873, het monster vaginavocht, afkomstig kan zijn van [verdachte] . De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. Nu het DNA-profiel van de verdachte matcht met dit spoor en de kans dat een willekeurig persoon hetzelfde DNA-profiel heeft kleiner is dan 1 op 1 miljard, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die aangeefster heeft verkracht.
Bij dit oordeel heeft de rechtbank voorts nog betrokken dat verdachte aangeefster als taxichauffeur twee weken voor de verkrachting op dinsdag 21 januari 1997 heeft opgehaald bij de psycholoog en derhalve wist van haar bezoeken aldaar. Daarbij komt dat de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel is dat de beschrijvingen die getuige [getuige 1] van de man die aangeefster na haar therapie heeft opgehaald en van de auto waar de man samen met aangeefster naartoe liepen, kunnen passen bij de persoon van de verdachte respectievelijk bij de destijds bij verdachte in gebruik zijnde auto.
Alternatieve scenario’s.
De verdediging heeft gesteld dat mogelijk het sperma van verdachte tijdens seksueel contact met derden door een bij dat seksueel contact betrokken ander persoon terecht is gekomen waarna die derde sporen van dat sperma bij aangeefster heeft achtergelaten. Verdachte was in de ten laste gelegde periode immers seksueel actief met veel verschillende mannen en vrouwen. Ook zou het kunnen dat verdachte met een persoon seksuele contacten had, welke persoon kort daarna weer seksueel contact had met de dader en dat op deze manier de spermacellen zijn overgedragen. De rechtbank is van oordeel dat deze alternatieve scenario’s gelet op de resultaten van het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk zijn geworden. Er is geen enkele aanwijzing dat sprake is van een andere man die spermasporen zou hebben overgebracht op aangeefster. Zo blijkt uit het DNA-onderzoek op de spermasporen in het vaginavocht dat daarvan slechts een enkelvoudig profiel is verkregen en geen mengprofiel, noch een profiel van een andere persoon, mogelijke overbrenger van verdachtes sperma.
Alibi.
Verdachte stelt dat hij onschuldig is en heeft in dit verband aangevoerd dat hij een alibi heeft, namelijk dat hij op het tijdstip dat de verkrachting heeft plaatsgevonden zijn dochtertje met de auto van en naar school heeft gebracht. Dit alibi wordt door de rechtbank niet geloofwaardig geacht en zij verwerpt daarom dit verweer. Nog daargelaten de vraag of het tijdstip waarop het dochtertje naar school zou moeten zijn gebracht en de aanwezigheid van verdachte daarbij onverenigbaar is te achten met het plegen van de verkrachting op een tijdstip tussen 12:15 uur en 13:10 uur, overweegt de rechtbank het volgende. Niemand heeft concreet bevestigd dat verdachte op die datum rond het middaguur daadwerkelijk zijn dochtertje naar school heeft gebracht. De verklaring van de op verzoek van de verdediging ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 4] ondersteunt dit alibi niet. De getuige heeft juist verklaard dat getuige de kinderen verzorgde en doorgaans dan ook naar school bracht. Zij heeft verder verklaard dat verdachte zijn dochtertje(s) wel eens naar school bracht, maar alleen als zij het hem vroeg. Dat zij met verdachte het dochtertje met de auto naar school zou hebben gebracht leek haar niet waarschijnlijk: de school was vlakbij haar woning.
Verder blijkt uit het dossier dat de getuige [getuige 5] ook heeft verklaard dat voornamelijk [getuige 4] de kinderen naar school bracht. De rechtbank stelt vast dat geen van beide getuigen over de gang van zaken op de bewuste dag van 4 februari 1997 kunnen verklaren en met zekerheid kunnen zeggen dat verdachte die dag omstreeks 12:00/13:00 uur zijn dochter van en naar school heeft gebracht.
Signalement.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat het door aangeefster opgegeven signalement niet overeenkomt met verdachte, overweegt de rechtbank als volgt. Aangeefster heeft verklaard dat de man een grote hand met dikke vingers had en dat hij zwaar was. De rechtbank constateert dat de door aangeefster genoemde kenmerken voornamelijk subjectieve waarnemingen betreffen en derhalve geen objectieve kenmerken zijn. Het kan onder de gegeven omstandigheden zijn dat de dader in de beleving van aangeefster zwaar was en een grote hand met dikke vingers had. Op basis van het door aangeefster niet volledig overeenkomende signalement van verdachte is bij de rechtbank dan ook geen twijfel ontstaan over de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde.
Met betrekking tot het accent van de dader heeft aangeefster verklaard dat de man brommerig sprak, met een harde G sprak, een Westers accent had en dat zij de stem van de man niet eerder had gehoord. Ter terechtzitting van 16 december 2016 heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte spreekt met een Westers accent. Dat aangeefster heeft verklaard dat zij de stem van de man niet eerder had gehoord, terwijl is gebleken dat verdachte haar eerder heeft vervoerd, maakt ook niet dat de rechtbank de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit in twijfel trekt. Niet is uit te sluiten dat verdachte zijn stem anders heeft voorgedaan ten tijde van het ten laste gelegde door bijvoorbeeld een lagere, brommerige stem op te zetten.
Auto.De raadsman heeft ten slotte betoogd dat aangeefster een beschrijving heeft gegeven van de auto waarin zij heeft gezeten en dat deze niet overeenkomt met de auto van verdachte welke hij in zijn bezit had ten tijde van het ten laste gelegde. De rechtbank is echter van oordeel dat de beschrijving van aangeefster niet haaks staat op de kenmerken van de auto van verdachte. Zo spreekt aangeefster over een benzinemotor, een losse stoel voorin, een rugleuning verstelbaar via een handel, hoofdsteunen op ijzeren staafjes en een portieropener ongeveer vier centimeter boven de leuning, welk beschrijvingen blijkens hetgeen verbalisant [verbalisant 6] heeft gerelateerd overeenkomen met de kenmerken van de auto van verdachte.
Gelet op al het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die aangeefster [slachtoffer] op
4 februari 1997 heeft verkracht.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 4 februari 1997 in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
-meerdere, vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens heen en weer bewogen en -zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en
-zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en gehouden en
-zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en gehouden en
-de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid en die bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte,
-zich heeft voorgedaan als taxichauffeur en vervolgens die blinde [slachtoffer] heeft vervoerd en
-tijdens de reis heeft gevraagd "mag ik je kutje aanraken?" en
-tijdens de reis heeft gezegd "ik wil je kutje zien" en "toch wil ik je kutje zien en voelen, dat wil ik" en
-driemaal tijdens de reis die [slachtoffer] met de vuist heeft geslagen/gestompt op/tegen de linkerdijbeen en bovenarm en schouder, en
-vervolgens het voertuig heeft geparkeerd en de motor heeft uitgezet en
-de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en die [slachtoffer] gedeeltelijk heeft ontkleed en -tegen die [slachtoffer] dreigend heeft gezegd "Als je niet doet wat ik zeg, sla ik je nog veel harder" en "Dus doe nu maar wat ik zeg en laat je kutje zien" en "ik ram je in mekaar als je het nu niet doet!" en "Als je het niet doet pak ik mijn mes en snijd ik je" en "kleding uit" en "Nou dan trek ik je rits open en je broek omlaag" en "Nou ga ik beginnen" en "uit elkaar die benen" en "niet gillen kreng!" en
-zijn hand voor de mond van die [slachtoffer] gehouden en
-voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van die [slachtoffer] en
-aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd, daar hij vrijspraak heeft bepleit. De raadsman heeft gevraagd om opheffing van de voorlopige hechtenis en om onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van aangeefster. Verdachte heeft zich voorgedaan als bonafide taxichauffeur en heeft aangeefster, die vanaf haar geboorte blind is, meegenomen in zijn auto waarna hij haar met gebruikmaking van geweld als ook door het dreigen met een mes en haar in elkaar te rammen heeft verkracht. Vervolgens heeft hij haar na een tijdje rond gereden te hebben haar ergens achtergelaten waar het slachtoffer hekken en zand voelde. Ze heeft over het zand gelopen op het geluid van auto’s af en toen over een harde weg waarna ze bij een vangrail uit is gekomen. Zij is toen in hulpeloze toestand aangetroffen bij de vluchtstrook langs de snelweg A2. Verdachte heeft op doortrapte wijze grof misbruik gemaakt van aangeefsters visuele handicap en afhankelijkheid van anderen en tegelijkertijd een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het behoeft geen uitleg dat het slachtoffer zeer angstige momenten heeft moeten doormaken. Het slachtoffer heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht en aangegeven dat hetgeen haar door verdachte is aangedaan na bijna twintig jaar nog dagelijks haar leven beïnvloedt. Zij heeft zich lange tijd onveilig gevoeld onder meer in het openbaar vervoer, en eigenlijk is dat nog steeds zo. Zij heeft angst voor mannen, in het bijzonder voor taxichauffeurs waarvan zij door haar handicap juist zo afhankelijk is. Verder heeft ze zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog om weer normaal aan het leven te kunnen deelnemen. Daarnaast brengt een feit zoals het onderhavige niet alleen bij de direct betrokkene angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, maar tevens in de gehele maatschappij. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer zwaar aan.
Verdachte heeft voor zijn daad geen enkele verantwoordelijkheid getoond en heeft in al die jaren geen openheid van zaken willen geven over zijn betrokkenheid bij het feit. Daarmee maakt verdachte duidelijk dat hij zijn eigen belang nog steeds ver boven dat van zijn slachtoffer stelt.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren op zijn plaats is. Alles overwegende acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. De rechtbank wijst voorts het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling af.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het slachtoffer vordert een schadevergoeding van € 12.000,91, bestaande uit € 0,91 aan materiële schade en uit € 12.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu verdachte vrijgesproken dient te worden. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een posttraumatische stressstoornis bij het slachtoffer, maar uit de stukken blijkt niet in welke mate de stoornis is ontstaan door de verkrachting. Over een dergelijke vraag dient een deskundige zich uit te spreken zodat thans sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding waardoor de vordering om deze reden eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht de door het slachtoffer opgevoerde post met betrekking tot de materiële schade voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van deze vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is komen vast te staan dat het slachtoffer als gevolg van het ten laste gelegde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Dat slachtoffers van zeden misdrijven ook langdurig psychische schade ondervinden, is een feit van algemene bekendheid. Uit een door de benadeelde partij overgelegde brief van psychiater A. Beeftink d.d. 6 juli 1999 blijkt dat deze heeft geconstateerd dat zich bij aangeefster ten gevolge van een brute verkrachting door een taxichauffeur een posttraumatische stressstoornis ontwikkelde.
Daarnaast blijkt uit een brief van de aan GGZ Drenthe verbonden GZ psycholoog
H. Munsterman d.d. 31 maart 2011 dat aangeefster toen leed aan een chronische posttraumatische stressstoornis waardoor haar gedrag werd beïnvloed. Ook de door de benadeelde partij op indrukwekkende wijze voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring laat zien dat deze schade bijna twintig jaar na dato nog altijd haar leven beheerst. Ook laat deze verklaring zien hoe groot deze psychische schade is, hetgeen ook bij de politie in september 2016 is bevestigd door haar stiefvader. Zo spreekt hij over een blijvende gedragsverandering van zijn stiefdochter na de verkrachting. Het is de schade die zij de rest van haar leven moet blijven dragen nadat zij op twintigjarige leeftijd is verkracht. De rechtbank waardeert deze immateriële schade die ten gevolge van het plegen van het feit is ontstaan conform de vordering op € 12.000,00.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering integraal toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 1997 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij ten behoeve van de vordering tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag van € 12.000,91 tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
4 februari 1997 tot aan de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
24c, 27, 36f, 63, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

verkrachting Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.
Een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] van een bedrag van € 12.000,91, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 1997 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 95 dagen hechtenis;
Bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] inzake het ten laste gelegde feit van een bedrag van € 12.000,91, bestaande uit € 0,91 aan materiële schade en een bedrag van € 12.000,00 aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 1997 tot aan de dag der algehele voldoening;
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij in het kader van deze vordering gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 30 december 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, Zedenteam ‘s-Hertogenbosch, genummerd 2016161359; aantal pagina’s: 177.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 1997, pagina 28-33.
3.Proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 1997, pagina 35-36.
4.Proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 1997, pagina 35-36.
5.Proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 1997, pagina 41.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 september 2016, pagina 75-80.
7.Proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 1997, pagina 43-45.
8.Proces-verbaal van verhoor d.d. 6 februari 1997, pagina 46-47.
9.Proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 1997, pagina 52-53.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 1997, pagina 155.
11.Een geschrift betreffende medische informatie d.d. 7 februari 1997, pagina 160.
12.Proces-verbaal veiligstelling DNA-Sporenmateriaal d.d. 5 februari 1997, pagina 156-158.
13.Rapport van het Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie d.d. 22 april 1997, pagina 162-165.
14.Aanvullend Rapport Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie d.d. 2 juli 1998.
15.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 juni 2014, pagina 166-169.
16.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 oktober 2016.
17.Proces-verbaal taxiritten [slachtoffer] d.d. 17 augustus 2016, pagina 170-172.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2016, pagina 173-177.