ECLI:NL:RBOBR:2016:7107

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
01/845321-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en zware mishandeling van meerdere slachtoffers, waaronder een kwetsbare vrouw

Op 23 december 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en zware mishandeling van meerdere vrouwen, waaronder zijn levensgezel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties geweld heeft gepleegd tegen zijn ex-partner en andere vrouwen, waarbij hij hen ernstig letsel heeft toegebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 250 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een klinische behandeling en ambulante begeleiding. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten binnen de huiselijke sfeer en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummers: 01/845321-16 en 01/845610-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 03/076036-14
Datum uitspraak: 23 december 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de politierechter van 2 mei 2016 in de zaak met parketnummer 01/845610-15 en het onderzoek ter terechtzitting van de meervoudige kamer in beide zaken op de terechtzitting van 26 september 2016 en 9 december 2016.
Op de zitting van 26 september 2016 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 31 augustus 2016 (parketnummer 01/845321-16) en 11 april 2016 (parketnummer 01/845610-15).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845321-16 tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Schijndel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (zijn [ex-]partner) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, haar met zijn vuisten en/of een bezemsteel op haar hoofd, althans haar lichaam, heeft geslagen en/of met al dan niet geschoeide voeten tegen haar benen heeft geschopt en/of haar bij haar keel heeft gepakt en/of (vervolgens) deze dicht heeft geknepen (zodat zij geen adem meer kon halen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Schijndel zijn levensgezel, althans (ex-)partner, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar met zijn vuisten en/of een bezemsteel op haar hoofd, althans haar lichaam, te slaan en/of haar met geschoeide voeten tegen haar benen te schoppen en/of door haar bij haar keel te pakken en/of (vervolgens) deze dicht te knijpen (zodat zij geen adem meer kon halen);
2. hij op of omstreeks 09 maart 2016 te Schijndel aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvend) oogletsel (netvliesloslating met 10% restvisie), heeft toegebracht door een kaars tegen haar hoofd te gooien;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 maart 2016 te Schijndel [slachtoffer 1] (zijn [ex-]partner) heeft mishandeld door haar een kaars tegen haar hoofd te gooien, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvend) oogletsel (netvliesloslating met 10% restvisie) ten gevolge heeft gehad;
3. hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Schijndel [slachtoffer 2] (buurvrouw van zijn [ex-]partner) heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal, op te pakken en/of (vervolgens) weg te gooien en/of te duwen (tengevolge waarvan zij ten val is gekomen);
4. hij op of omstreeks 16 juni 2016 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, haar bij haar keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) haar keel met kracht dicht heeft geknepen/ geduwd/ gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 juni 2016 te Tilburg [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar bij haar keel te grijpen en/of (vervolgens) haar keel (met kracht) dicht te knijpen/duwen/drukken;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845610-15 tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 juni tot en met 11 juni 2015 te Eindhoven en/of Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4]
- meerdere malen, althans eenmaal, al dan niet met de vuist in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, al dan niet met geschoeide voet(en) tegen haar ribben en/of het lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 juni tot en met 11 juni 2015 te Eindhoven en/of Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 4] , meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 4] heeft geslagen en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 03/076036-14 is aangebracht bij vordering van 03 december 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Limburg, locatie Roermond, d.d. 17 juni 2014.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de zaak onder parketnummer 01/845321-16 onder feit 1 primair en feit 4 primair en onder parketnummer 01/845610-15 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie.

De officier van justitie heeft gevorderd de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.

Het standpunt van de verdediging.

Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging geconcludeerd dat de aan verdachte onder parketnummer 01/845321-16 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte van die feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder parketnummer 01/845610-15 ten laste gelegde feit heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweer, en de rechtbank verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.

Bewijsoverweging.

Ten aanzien van parketnummer 01/845321-16, feit 4.
Verdachte wordt verweten dat hij op 16 juni 2016 heeft geprobeerd [slachtoffer 3] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen danwel haar mishandeld te hebben.
[slachtoffer 3] heeft van deze confrontatie tussen haar en verdachte aangifte gedaan op 16 juni 2016 en 17 juni 2016. Tijdens de aangifte van 16 juni 2016, zijn foto’s van het letsel van [slachtoffer 3] gemaakt. Op 22 november 2016 is [slachtoffer 3] door de rechter-commissaris gehoord. Bij dit verhoor is [slachtoffer 3] niet teruggekomen op hetgeen tijdens de confrontatie tussen haar en verdachte heeft plaatsgevonden. Zij heeft slechts de intensiteit van de handelingen van verdachte en zijn bedoelingen afgezwakt en heeft verklaard dat zij niet in de veronderstelling verkeerde dat verdachte haar bewust heeft mishandeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 3] haar aangifte niet heeft ingetrokken, zoals de raadsman van verdachte heeft aangevoerd, zij heeft deze slechts “afgezwakt”. Voorts vindt de aangifte bevestiging in de tot het bewijs gebezigde bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] alsmede in de foto’s van het letsel bij [slachtoffer 3] . De rechtbank acht de door [slachtoffer 3] gedane aangiften op 16 juni 2016 en 17 juni 2016 derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
T.a.v. parketnummer 01/845321-16:
1. op 12 mei 2016 te Schijndel zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar met zijn vuisten en een bezemsteel op haar lichaam te slaan en haar met geschoeide voeten tegen haar benen te schoppen en door haar bij haar keel te pakken en vervolgens deze dicht te knijpen;
2. op 09 maart 2016 te Schijndel aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvend oogletsel (netvliesloslating met 10% restvisie), heeft toegebracht door haar met kracht tegen het oog te stompen/slaan;
3. op 06 februari 2016 te Schijndel [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar te duwen ten gevolge waarvan zij ten val is gekomen;
4. op 06 juni 2016 te Tilburg [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar bij haar keel te grijpen;
T.a.v. parketnummer 01/845610-15:
in de periode van 01 juni 2015 tot en met 11 juni 2015 te Eindhoven en Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 4] heeft geslagen en geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Ten aanzien van het onder parketnummer 01/845610-15 ten laste gelegde feit heeft de raadsman van de verdachte een beroep gedaan op noodweer.
Voor het slagen van een beroep op noodweer is allereerst vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich moest verdedigen. De rechtbank acht deze noodweersituatie volstrekt niet aannemelijk geworden. De door de verdachte gegeven voorstelling van zaken op grond waarvan de verdediging heeft geconcludeerd dat sprake was van een noodweersituatie acht de rechtbank niet geloofwaardig, mede gelet op de aard, de ernst en de omvang van het letsel bij [slachtoffer 4] . Daarnaast heeft de rechtbank in ogenschouw genomen de verklaring van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die op 10 juni 2016 [slachtoffer 4] bang en overstuur aantreffen en haar horen vragen haar van de situatie weg te halen, terwijl verdachte aangeeft dat er niets aan de hand is en haar oproept terug te komen. Het beroep op noodweer slaagt niet.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en eist een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het over verdachte uitgebracht reclasseringsadvies van 16 september 2016.
Daarnaast vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 03/076036-14. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Limburg, locatie Roermond, d.d. 17 juni 2014. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] deels toe te wijzen en deels niet-ontvankelijk te verklaren. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een straf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de raadsman een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit.

Het oordeel van de rechtbank.

Algemeen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Strafverzwarende omstandigheden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten ten aanzien van meerdere vrouwelijke slachtoffers, veelal binnen de huiselijke sfeer, waarbij er op dat moment sprake was van een relatie tussen de verdachte en het slachtoffer. Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel persoonlijk leed en leidt tot toename van gevoelens van angst, wantrouwen en onveiligheid bij de slachtoffers. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. De bedreigingen en het geweld moeten een grote indruk op de slachtoffers hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij Van Dorp en haar schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit ook bij haar het geval is.
De slachtoffers met wie verdachte een relatie had, bevonden zich in een afhankelijke positie van verdachte, waren weinig weerbaar en vertrouwden hem. Verdachte wist dit, maar dat heeft hem er niet van weerhouden om (soms grof) geweld jegens deze vrouwen te gebruiken. Dat geweld vond vaak ook nog plaats in hun eigen woning, een plaats waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. Ook dat gevoel heeft verdachte van hen afgenomen.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte eerder voor het plegen van geweldsdelicten en voor bedreigingen werd veroordeeld. Bovendien heeft verdachte de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Verdachte verkeerde tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcoholhoudende drank en/of verdovende middelen, waarvan hij de (gecombineerde) negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen. Desondanks heeft hij die stoffen toch gebruikt.
Strafmatigende omstandigheden.
Op 26 juli 2016 heeft drs. M.M.F. van Casteren, GZ-psycholoog, een psychologisch onderzoek naar de persoon van verdachte ingesteld. In het daarvan opgemaakte rapport adviseert de psycholoog de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en zal daarmee bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening houden.
De strafmodaliteit.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, enerzijds om de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds om door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan. Daarom zullen aan deze voorwaardelijke straf de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, bepalen dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank komt tot bewezenverklaring van minder dan waarvan de officier van justitie in de vordering is uitgegaan en omdat zij van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Conclusie.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van 360 dagen, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 250 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die in het dictum van dit vonnis nader worden omschreven.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten:

- immateriële schadevergoeding van € 1500,00;
- materiële schadevergoeding van € 260,22, bestaande uit:
o € 88,00 (niet verzekerde medische kosten);
o € 172,22 (reis- en parkeerkosten, gemaakt ten behoeve van ziekenhuisbezoeken)
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 12 mei 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de rest van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade of omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 12 mei 2015, tot de dag der algehele voldoening.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 03/076036-14.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan en is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van veroordeelde ziet de rechtbank aanleiding om in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten, een taakstraf van na te melden duur te gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27, 36f, 57, 63, 300, 302, 304.

DE UITSPRAAK

Spreekt verdachte vrij van: onder parketnummer 01/845321-16, feit 1 primair en feit 4 primair en het onder parketnummer 01/845610-15 primair ten laste gelegde feit.
Verklaart de onder parketnummer 01/845321-16 ten laste gelegde feiten, te weten feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 subsidiair, en het onder parketnummer 01/845610-15 subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845610-15 subsidiair:
mishandeling, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/845321-16 feit 1 subsidiair:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel
T.a.v. 01/845321-16 feit 2 primair:
zware mishandeling
T.a.v. 01/845321-16 feit 3:
mishandeling
T.a.v. 01/845321-16 feit 4 subsidiair:
mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. 01/845610-15 subsidiair, 01/845321-16 feit 1 subsidiair, feit 2 primair,
feit 3 en feit 4 subsidiair:

Gevangenisstrafvoor de duur van
360 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan
250 dagen voorwaardelijkmet een
proeftijd van 3 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen vijf dagen na kennisname van dit vonnis meldt bij de afdeling verslavingsreclassering van de Novadic-Kentron Groep op het volgende telefoonnummer: 013-5837500. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen bij Novadic-Kentron (forensische afdeling voor dubbele diagnose- problematiek) of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zodra zijn klinische behandeling afloopt en gedurende zijn proeftijd verblijft bij Exodus of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geen contact legt of laat leggen met aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zolang de reclassering zulks noodzakelijk acht. Mocht contact noodzakelijk blijken in verband met het verkrijgen van persoonlijke eigendommen dan dient dit contact via de reclassering te verlopen.
De Reclassering Nederland, Regio ’s-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG ’s-Hertogenbosch wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslissing over de voorlopige hechtenis.
Opheffing van de tegen verdachte verleende bevelen tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De voorlopige hechtenis t.a.v. 01/845321-16 is op 26 september 2016 al geschorst. De voorlopige hechtenis t.a.v. 01/845610-15 is op 3 augustus 2015 al geschorst.
T.a.v. 01/845321-16 feit 1 subsidiair, feit 2 primair:

Maatregel van schadevergoedingvan
€ 1760,22subsidiair
27 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1760,22 (zegge: duizendzevenhonderdzestig euro en tweeëntwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 1500,00 immateriële schadevergoeding (post smartengeld) en € 260,22 materiële schadevergoeding (post niet-verzekerde medische kosten (€ 88,00) en reis- en parkeerkosten in verband met de behandeling en opname in het ziekenhuis (€ 172,22)).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 12 mei 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1760,22 (zegge: duizendzevenhonderdzestig euro en tweeëntwintig eurocent), te weten € 1500,00 immateriële schadevergoeding (post smartengeld) en € 260,22 materiële schadevergoeding (post niet-verzekerde medische kosten (€ 88,00) en reis- en parkeerkosten in verband met de behandeling en opname in het ziekenhuis (€ 172,22)).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 12 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
In plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij vonnis van de politierechter te Limburg, locatie Roermond, d.d. 17 juni 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, gelast de oplegging van een
taakstraf voor de duur van 60 uurte vervangen door
30 dagen hechtenisindien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. M.E.L. Hendriks, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier,
en is uitgesproken op 23 december 2016.