ECLI:NL:RBOBR:2016:7015
Rechtbank Oost-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet in bestuursrechtelijke procedure na verhuizing opposante
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 21 december 2016 uitspraak gedaan over het verzet van opposante en opposant tegen een eerdere uitspraak. Opposante had geen belang meer bij de verzetsprocedure omdat zij was verhuisd. Haar rechtsopvolger, die zich ook als opposant had gemeld, had geen rechtstreeks belang bij de vraag of opposante toereikende verschoningsgronden voor de termijnoverschrijding in de bezwaarfase had gegeven. De rechtbank oordeelde dat het verzet van beide partijen niet-ontvankelijk was.
De procedure begon met een besluit van 10 november 2015, waarbij het bezwaar van opposante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch niet-ontvankelijk werd verklaard. Opposante had hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het beroepschrift ter behandeling als verzetschrift naar de rechtbank doorzond. De rechtbank heeft opposante in kennis gesteld van de ontvangst van haar verzetschrift en haar gevraagd om te onderbouwen dat zij nog een reëel en actueel belang had bij de uitkomst van de procedure.
Opposante meldde dat zij plotseling was verhuisd en dat haar rechtsopvolger de nieuwe eigenaar was van de woning. De rechtbank concludeerde dat opposante geen betrokkenheid meer had bij de door haar verkochte woning en dat zij met haar verzet niet kon bereiken wat zij beoogde. Het verzet van opposant werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen rechtstreeks belang had bij de beoordeling van de termijnoverschrijding. De rechtbank besloot dat het verzet van opposanten niet-ontvankelijk was, omdat er geen reëel en actueel belang meer was bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het door opposante ingestelde beroep.