Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2013 tot en met 23 juli 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een (grote) hoeveelheid (van ongeveer 752) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet), heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/loods aan de Stad van Gerwen);
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 28 mei 2013 tot en met 23 juli 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] ., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen.
De formele voorvragen.
Het recht op consultatie van verdachte voorafgaande aan het verhoor door de politie.
De verklaringen van verdachte.
De bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
in de periode van 28 mei 2013 tot en met 23 juli 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een grote hoeveelheid van 752 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld in een pand/loods aan de Stad van Gerwen;
in de periode van 28 mei 2013 tot en met 23 juli 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan [benadeelde partij] ., heeft weggenomen.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Algemeen
Strafverzwarende omstandigheden
Strafmatigende omstandigheden.
De strafmodaliteit
Conclusie
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
In de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Diefstal.
Een taakstrafvoor de duur
van 180 [honderdtachtig] uren.
Een gevangenisstrafvoor de duur
van drie maanden.
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.