Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het navolgende.
€ 3.000,-- heeft aangenomen.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een wethouder van de gemeente Boxmeer, die beschuldigd werd van passieve ambtelijke omkoping. De verdachte, geboren in 1954, werd ervan beschuldigd een gift van € 3.000,- te hebben aangenomen van betrokkenen die in onderhandeling waren met de gemeente over onroerend goed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in zijn hoedanigheid als wethouder betrokken was bij onderhandelingen over de aankoop van het Catharinaklooster en dat hij op 8 november 2012 een envelop met geld heeft ontvangen van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2]. De verdachte heeft verklaard dat hij het geld op 13 november 2012 heeft teruggegeven, maar de rechtbank heeft deze verklaring als ongeloofwaardig afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de gift hem werd gedaan om hem te bewegen om in zijn functie iets te doen of na te laten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het aannemen van de gift en legde een taakstraf van 120 uur op, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank weegt daarbij de ernst van het feit en de gevolgen voor de verdachte mee, waaronder de reputatieschade en het verlies van zijn functie als wethouder.