ECLI:NL:RBOBR:2016:6817

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
01/875002-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op buschauffeur met geweld en bedreiging

Op 7 december 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met twee mededaders op 18 maart 2016 een buschauffeur in 's-Hertogenbosch heeft overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gewapend met een mes, de buschauffeur heeft bedreigd en onder dwang de kassalade heeft meegenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke PIJ-maatregel van drie jaar met een proeftijd van drie jaar. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de buschauffeur, die op dezelfde dag als de overval werd gedaan. De rechtbank heeft tijdens de zitting op 23 november 2016 de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de overval, maar de rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en stemherkenning geconcludeerd dat de verdachte en zijn mededaders bewust en nauw hebben samengewerkt bij het plegen van de overval. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problematiek, en heeft besloten tot het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan verschillende behandelingen en toezicht door de jeugdreclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/875002-16
Datum uitspraak: 07 december 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2001,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 oktober 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2016 te 's-Hertogenbosch , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldkistje (inhoudende een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [busmaatschappij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een buschauffeur genaamd [het slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een arm van die [het slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of een mes ter hand heeft/hebben genomen en/of dat mes heeft/hebben getoond en/of stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [het slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of daarbij die [het slachtoffer] (meermalen, dreigend) heeft/hebben toegeschreeuwd : "Geld, ik steek je kapot" en/of "hoe pak ik geld, snel, ik steek jou jongen", althans woorden van gelijke (dreigende) strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij samen met (een) ander(en) op 18 maart 2016 een buschauffeur heeft beroofd tijdens zijn werk.
Bronnen.
I. Een eindproces-verbaal van de politie, eenheid Oost-Brabant, proces-verbaalnummer 201607.1347.5863 afgesloten d.d. 9 september 2016, aantal doorgenummerde bladzijden 254. Dit zaaksdossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
II. Een proces-verbaal van de Districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, proces-verbaalnummer 48, documentcode 2016281632-48 opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] d.d. 20 oktober 2016, aantal doorgenummerde bladzijden 2.
Aanleiding.
Op 18 maart 2016 wordt in Den Bosch een buschauffeur overvallen tijdens zijn werk. Hij doet daarvan op dezelfde dag aangifte. De aangifte wordt bevestigd door de beelden van de bewakingscamera uit de bus.
Bij de Criminele Inlichtingen eenheid (CIE) komt in april 2016 de informatie binnen dat jongens uit de groep van [verdachte] verantwoordelijk zijn voor de overval op de buschauffeur. Naar aanleiding van het bovenstaande worden meerdere telefoontaps aangesloten en wordt apparatuur voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie geplaatst in het schuurtje dat hoort bij de woning van [verdachte] aan de [woonadres] Tevens is door het observatieteam een camera geplaatst, gericht op de poort die toegang biedt tot het schuurtje. Vervolgens wordt door de televisieprogramma’s ‘Bureau Brabant’ en ‘Opsporing verzocht’ respectievelijk op 30 mei 2016 en 31 mei 2016 aandacht besteed aan de overval op de buschauffeur.
Op 1 juni 2016 laat [betrokkene 1] van [scholengemeenschap] te ’s-Hertogenbosch aan het onderzoeksteam weten dat er naar aanleiding van de uitzending van Bureau Brabant door leerlingen en leraren enkele namen van de vermoedelijke daders zijn genoemd. [betrokkene 1] heeft onder meer gehoord dat [verdachte] verantwoordelijk zou zijn voor de overval op de buschauffeur.
In de opgenomen gesprekken in het schuurtje is te horen dat de deelnemers van deze gesprekken onder meer spreken over de overval. Nadat de stemmen van de deelnemers van deze gesprekken door verbalisanten worden herkend als zijnde de stemmen van de verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , worden zij alle drie buiten heterdaad aangehouden.
Standpunt van de officier van justitie.
De officier acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger is betrokken bij het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is waaruit kan volgen dat verdachte op 18 maart 2016 één van de drie daders is geweest van het tenlastegelegde feit. Meer in het bijzonder heeft hij daartoe aangevoerd dat de stemherkenning onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Daarom kan niet zonder gerede twijfel worden vastgesteld dat verdachte deelnemer was aan de OVC-gesprekken en dient vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen.
Aangever [het slachtoffer] heeft op 18 maart 2016 - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Vandaag, vrijdag 18 maart 2016, omstreeks 21.12 uur, reed ik mijn laatste rit voor deze dag. De rit welke ik reed stond zichtbaar aan de voorzijde van de bus vermeld als zijnde Lijn 12 Rompert. (..) Ik vertrok op bovengenoemd tijdstip vanaf het centraal station in. ‘s-Hertogenbosch en reed zo de geplande route. (..) Ik zag ongeveer 30 meter voor de bushalte een jongen op de stoep staan aan de rechterzijde. Ik zag dat de jongen mijn kant opkeek. Ik kan deze jongen als volgt omschrijven: jonger dan 18 jaar, 1.70 a 1.75 lang, getint uiterlijk, zwarte jas met capuchon met een lichtkleur koord en een zwarte broek. Ik zag dat ik de jongen naderde en zag dat de jongen plotseling zijn hand opstak. (..) Ik stopte vervolgens mijn bus thv de bushalte op De Bokkelaren. (..) Ineens zag ik dat twee jongens achterelkaar naar binnen kwamen via de openstaande toegangsdeur van de bus. Ik zag op dat moment dat het 21.22 uur was. Ik zag dat beiden jongens geheel in het zwart gekleed waren, beiden een capuchon ophadden en beiden een getint uiterlijk hadden. Ik zag dat de voorste jongen op een afstand van ongeveer een halve meter van mij vandaan stond, tegen de kassaladenhouder aan. Ik zag dat de voorste jongen een mes in zijn rechterhand vast had. (..) Ik zag dat de voorste jongen zijn linkerarm strekte en deze in de richting van mijn rechterschouder bewoog. Ik voelde en zag dat de linkerhand van de jongen mijn rechterarm stevig vastpakte. Ik zag vervolgens dat de rechterhand van de voorste jongen, welke het mes vasthield, meerdere malen zijn hand met het mes vast op en neer bewoog in de richting van mijn lichaam. Hiermee bedoel ik dat de jongen meerdere steekbewegingen naar mij maakte. Ik hoorde dat de voorste jongen hierbij schreeuwde: “Geld, Ik steek je kapot!”. Ik hoorde dat de jongen dit meerdere malen herhaalde. Dit kwam erg dreigend op mij over. Ik voelde en zag dat de voorste jongen plotseling mijn rechterarm losliet. Ik zag dat de linkerhand van de voorste jongen richting de kassaladenhouder bewoog. Ik zag dat de linkerhand van de jongen de kassa vastpakte en hieraan begon te trekken. (..) Ik zag dat de voorste jongen het geldkistje vastpakte en vervolgens omdraaiden. Ik zag dat beiden jongen snel de bus via de openstaande toegangsdeur verlieten. (..) Ik zag dat beiden jongens wegrenden in de richting van het Wilesem. Ik meen gezien te hebben dat er nog een jongen met hen mee rende (..)(bron I, p. 132-133)
Uit een proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van het bekijken videobeelden van de bewakingscamera uit de bus is op te maken dat bij de overval drie personen betrokken waren. Dader 1 betrof de persoon met het mes. Deze man was gekleed in een donkere jas met capuchon. In zijn rechterhand heeft een op een mes gelijkend voorwerp. Dader 2 betrof een man gekleed in een donkere jas met capuchon met daaronder een donkere baseball pet. Deze dader stond achter dader 1. Dader 3 betrof een man gekleed in een donkere jas met capuchon met daaronder een donkere baseball pet. Deze dader stond achter dader 1 en 2 in de deuropening van de bus. De beelden bevestigen ook verder de aangifte in die zin dat te zien is dat dader 1 de buschauffeur bij de onderarm pakt en een stekende beweging in zijn richting maakt. Dader 1 roept daarbij onder meer “Geld, geld” en “Hoe pak ik geld, hoe pak ik geld, snel, Ik steek jou jongen” . Verder blijkt uit de beelden, zoals hiervoor beschreven, dat dader 2 achter dader 1 staat en dader 3 in de deuropening van de bus staat. (bron I, p. 136-137)
Medeverdachte A. [medeverdachte 2] heeft op 1 juli 2016 - verkort en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
Ik heb bij de rechter-commissaris gezegd dat ik erbij was en dat ik de achterste persoon was. Ik stond daar gewoon op de uitkijk. Iedereen doet zijn ding en uiteindelijk is het op die volgorde uitgekomen. We hebben gewoon gezegd dat we het zouden gaan doen en we zouden wel zien hoe.(bron I, p. 120)
[medeverdachte 1] heeft op 1 juli 2016 - verkort en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
Ik ben bij de overval op de bus geweest.(bron I, p. 87)
In het kader van het onderzoek is een videocamera geplaatst bij het schuurtje dat hoort bij woning van verdachte waarbij de toegangspoort is gefilmd. De aan de hand van de camerabeelden opgedane bevindingen zijn naast de resultaten van het uitluisteren van de OVC-gesprekken gelegd. Daaruit bleek dat er enkel voor 31 mei 2016 zowel camerabeelden als opgenomen vertrouwelijke communicatie beschikbaar was. Gebleken is dat de als deelnemers genoemde namen in de processen-verbaal van uitluisteren van de OVC-gesprekken op die datum, overeenkomen met de namen van de personen waarvan op de camerabeelden wordt gezien dat zij het schuurtje binnen gaan. (bron I, p. 231-233)
Uit de processen-verbaal van stemherkenning van [verbalisant 2] en
[verbalisant 3] volgt dat zij beiden (onafhankelijk van elkaar) door het beluisteren van zowel verschillende tapgesprekken als de opgenomen vertrouwelijke communicatie bekend geraakt zijn met de stem van verdachte [verdachte] . Op basis daarvan hebben zij bij het uitwerken van deze opgenomen vertrouwelijke communicatie zijn naam vermeld in de gevallen waar zij zijn stem hoorden. (bron 1, p. 150-151/p. 166-167)
Deze bevindingen worden bevestigd door [verbalisant 1] die verdachte op
1 juli 2016 als verdachte heeft gehoord. (bron II).
Uit fragmenten van de opgenomen gesprekken in het schuurtje achter de woning van verdachte blijkt dat daar door verdachte en medeverdachte meermalen over de overval is gesproken:
27 mei 2016 tussen 15.42.37 en 15.49.43 uur
[medeverdachte 1] ) : Wij gaan binnenkort vastzitten... Wallah... wallah
[verdachte] : Wie?
[medeverdachte 1] : Die bus... over drie dagen is hij op Opsporing Verzocht
[verdachte] : Hoe weet jij dat?
[medeverdachte 1] : Hij staat in een krant op mijn school ofzo. Uuh stemherkenning, jongens van Hambaken/Maaspoort... (..)
[verdachte] : Ik zit daar echt niet mee.
(..)
[medeverdachte 1] : Ik ook niet. [medeverdachte 2] ... (onverstaanbaar). [medeverdachte 2] gaat niet zitten
(..)
[verdachte] : Luister. Weet je wat jij moet denken. Wij gaan sowieso vastzitten. Dus wij moeten gewoon doen. Wij gaan toch vastzitten. Gewoon alles doen. (bron I, p. 174/177-178)
tussen 17.59.44 en 20.19.31
[medeverdachte 2] ): Maat, komt morgen foto...
[verdachte] :Wa?
[medeverdachte 2] : Van overval van de bus
[verdachte] : Wa?
[medeverdachte 2] : (onverstaanbaar) staat poster op onze school maat!
[verdachte] : Hier hier foto. Uhm maandagavond busoverval komt op opsporing verzocht maat. We komen op opsporing verzocht! (lachend)
[medeverdachte 2] : Zeg op maat (onverstaanbaar)
[verdachte] : Wajow kankerdude (lachend)
[medeverdachte 2] : Ik weet niet of dat jij dat grappig vindt.... (onverstaanbaar)
[verdachte] : Opsporing verzocht(bron 1, p. 175/179)
28 mei 2016 13.36.49
[verdachte] : Wij komen maandag op TV (zingend)
[medeverdachte 1] : En als wij, onze namen worden gezegd op TV gaan wij naar wc, poepen alles uit, ga ik weg met mn buit (zingend)(bron I, p. 182/ p. 195)
[verdachte] : Jouw lichaam ja, dat is opvallend.
[medeverdachte 1] : Lichaam niet man, die tas/jas was een beetje groot... maar ik zei ook iets in die bus he, ik zei geld, nu! Luister maar morgen.
- onverstaanbaar gedeelte -
NN: als zij stressen, ik ... best wel goed
[verdachte] : ik weet niet, snap je, je weet zelf ik stond in de bus man..
[medeverdachte 1] : Ik ook
[verdachte] ; Ik heb niks gezien man
[medeverdachte 1] : jij had mij ook gezien
[verdachte] : Ik had jou gezien, dat weet ik
[medeverdachte 1] : onverstaanbaar gedeelte
NN ( [verdachte] of derde); wat er gebeurd is..
[medeverdachte 1] : Toch gekregen?
NN ( [verdachte] of derde): hmhm
[verdachte] : weet je wat het is [medeverdachte 1] , een vriend van je leven moet niet vastzitten (niet helemaal duidelijk).
[medeverdachte 1] : nee jo, fuck it ja, want daar zit ik niet mee, maar we moeten best wel lang.
[verdachte] : Wij?
[medeverdachte 1] : Ja, Helmi moest voor inbraken al drie maanden hè. -onverstaanbaar- zwijgrecht doen. Komt goed.
[verdachte] : Luister..kankergezellig maat
[medeverdachte 1] ; onverstaanbaar
[verdachte] : Als we in de gevangenis zitten, gaan we dan samen? In de gevangenis
(bron I, p. 182 / p. 195)
15.53.06
[medeverdachte 1] : we gaan echt ontkennen he, ook al zie je onze gezichten, zie je ons zo
[verdachte] : en als ze iets met stemherkenning doen dan houden we gewoon onze bek dicht.
[medeverdachte 1] : onverstaanbaar
[verdachte] : ik zeg gewoon de hele dag niets
[medeverdachte 1] : en als ik dan zo praat dan is mijn stem anders
(bron I, p. 182 / p. 196)
18.58.23
[verdachte] belt of roept hard op: Joh check me bro, maandag kwart over zes op TV broertje, we zijn beroemd.
(bron I, p. 184 / p. 196)
19.36.36
[medeverdachte 1] : Maandag ga jij denk ik niet, als jij goed te zien bent op die camerabeelden dan ga jij denk ik niet.
(bron I, p. 186)
19.58.03
[verdachte] : ik kom maandag op opsporing verzocht
NNM: waarom... NW....
[verdachte] : Voor die overval die ik een paar maanden geleden heb
gedaan
NNM: Nee joh welke overval
[verdachte] : .... NW... Snelle Jelle.
NNM: ooh bij die .... NW.... Bij die Total?
[verdachte] : nee andere,, ik heb twee gedaan maat
NNM: ..NW. die bus
(..)
[verdachte] : Wij zo kanker homo, maat wij liepen uit die bus, kankergoeie NW... Whoalla dat was niet eens overval. Dat was gewoon voor de lol. Gewoon ff je weet wel brief ophalen. Ff iets
ophalen.
NNM: mmm, maar niet datje... NW..
[verdachte] : Wat, altijd.... Kanker geld ntv Kijk maar maandag kwart over zes opsporing verzocht.
(bron 1, p. 188 / p. 197/198)
30 mei 2016
[verdachte] :Jij stond daar achteren
[medeverdachte 1] : Ik stond in de bus, helemaal in
[verdachte] : (onverstaanbaar) maat, maar jij hebt helemaal niet eens, jij stond gewoon in de bus en dat was het
[medeverdachte 1] : Ik deed (onverstaanbaar) gewoon snel geld
[verdachte] : ik hoorde niks maat (onverstaanbaar)
[medeverdachte 1] : Als ik niet iets zie dan (onverstaanbaar)
(verbalisant relateert dat op de achtergrond is het item in de uitzending van Bureau Brabant over de overval op de buschauffeur te horen en dat er een onbekende jongen binnenkomt)
[verdachte] : [medeverdachte 1] ...
[medeverdachte 1] : Stil!
Komt ie aan
Hier hoor je dat? Dat was mij. (rest is niet goed te verstaan)
Daarna relateert de verbalisant hij het item nogmaals voorbij hoort komen en dat [medeverdachte 1] vraagt of dat ze hem horen. Een onbekende jongen zegt dan dat hij hem inderdaad hoort en dat hij zegt: “geld, koran!”
[verdachte] zegt dan dat dat helemaal niet waar is en dat [medeverdachte 1] helemaal niets heeft gezegd. [verdachte] zegt dat dat niet zijn stem is. De verbalisant hoort dat [medeverdachte 1] aan nog iemand vraagt:
“Kun je zien dat wij dat zijn? Eerlijk?”
Daarna hoort de verbalisant het item daarna nog een keer voorbijkomen waarop [medeverdachte 1] zegt:
Hier. WoIlah, ik zei nog iets. Ik zei ‘snel!’ Hoorde je mij. Hoorde je mij
(bron 1, p. 207/ p. 212)
31 mei 2016 tussen 13.18.51 en 14.01.15 uur
[medeverdachte 1] : Wat verwacht jij dat jouw moeder tegen mij gaat zeggen?
[verdachte] : (onverstaanbaar)
[medeverdachte 1] : Want zij weet echt niet dat ik dat ben
[verdachte] : Jawel wollah
[medeverdachte 1] : Hoezo?
[verdachte] : Zij zei, volgens mij ben jij met [medeverdachte 1] gegaan, hoe jij stond jonge, weetje dat jij dat bent.
[medeverdachte 1] : En niks over [medeverdachte 2] ?
[verdachte] : Nee
[medeverdachte 1] : Heb jij gewoon toegegeven?
(bron 1, p. 215/ p. 221)
tussen 16.58.11 en 18.42.01 uur
[medeverdachte 1] : Toen ik wegliep, hij zo geld, snel geld ofzo, ik weet niet wat hij zei. Wat op die nieuwsding staat.
Nn: Jouw stem hoor je kankergoed
[verdachte] : Die van mij?
[medeverdachte 2] : Jij moest Engels praten
(bron 1, p. 217/ p. 222)
NNM: Als jij wordt gepakt en vragen aan jou. Je moet gewoon zeggen daar was ik niet bij. Dat was ik niet.. je moet niet... NW... je moet zeggen dat was ik niet.
[medeverdachte 1] : Ja maar als ze die foto van mijn gezicht als ze die, blad met mijn gezicht laten zien kan ik toch niet zeggen was ik niet.
NNM: zie je jouw gezicht duidelijk? He? He maat, ja maat dan moet je zeggen was ik niet joh.
[medeverdachte 1] : .. . NTV... heel dik.
NNM: zegje ik woon niet op Hambaken joh
[medeverdachte 1] : Ja, maar,
NNM: Jongen was ik niet, gewoon zo zeggen. Was ik niet.
[medeverdachte 1] : Als ze mij na drie dagen weer vrijlaten, dan ga ik zwijgrecht.
NNM: ... NTV... je moet altijd gewoon masker doen, hoe moet ik nou jullie dingen nou invullen terwijl ik niet eens wat da was. NTV... was moetje zeggen. Want elke keer wanneer jij wat meer zegt kunnen hun jou daarop naaien Wholla. Daar moet
NW..
[medeverdachte 1] : Ik zal jou een ding zeggen, op zwijgrecht.
(bron 1, p. 218/ p. 214)

2 juni 2016 om 8.04.36
Verbalisant relateert dat hij hoort dat [wettelijk vertegenwoordiger] (moeder verdachte) om 07:50 uur het schuurtje binnenkomt. Zij zegt eerst iets in het Marokkaans. Daarna zegt zij:
[wettelijk vertegenwoordiger] : (onverstaanbaar) voor de duizendste keer; jij wordt herkend uit duizenden.
[verdachte] : ja ma…NTV…
(bron I, p. 226/ p. 229)
Conclusie.
De rechtbank acht op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachten bewust en nauw hebben samengewerkt bij het plegen van het aan hen ten laste gelegde strafbare feit.
Stemherkenning
De raadsman heeft aangevoerd dat onduidelijk is hoe de stemherkenning (van verdachte) tot stand is gekomen. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Een onderzoeksteam onder de naam Arendsee heeft zich gedurende enige tijd gericht op verdachte en medeverdachten. Daarbij zijn (telefoon) gesprekken opgenomen. De verbalisanten die de gesprekken hebben beluisterd, zijn ook de verbalisanten die de verdachten hebben verhoord op 23 juni en 1 juli 2016. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de stemherkenning door de verbalisanten, te meer niet nu uit de inhoud van de OVC-gesprekken, dat hiervoor in de bewijsmiddelen is opgenomen, onmiskenbaar volgt dat deze gesprekken gaan over de overval op 18 maart 2016 te ‘s-Hertogenbosch.
Dat de verbalisanten bij de stemherkenning van medeverdachten niet meer specifieke kenmerken van die stemmen hebben kunnen geven, doet daar niet aan af. De stemherkenning door de verbalisanten staat bovendien niet op zichzelf, maar wordt ondersteund door de camerabeelden van 31 mei 2016, waarop is te zien dat de personen waarvan de stem herkend is, zich ook daadwerkelijk op de betreffende momenten in het schuurtje bevonden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 18 maart 2016 te [geboorteplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldkistje (inhoudende een hoeveelheid geld), toebehorende aan [busmaatschappij] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een buschauffeur genaamd [het slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders een arm van die [het slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en een mes ter hand heeft/hebben genomen en dat mes heeft/hebben getoond en stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [het slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en daarbij die [het slachtoffer] (meermalen, dreigend) heeft/hebben toegeschreeuwd : "Geld, ik steek je kapot" en "hoe pak ik geld, snel, ik steek jou jongen";
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

* jeugddetentie voor de duur van 42 dagen met aftrek van voorarrest;
* een PIJ-maatregel voor de duur van 3 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 17 november 2016, met de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden.
Daarnaast verzoekt de officier van justitie opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag van de uitspraak.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.De raadsman heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring te volstaan met het opleggen van een aantal van de geformuleerde bijzondere voorwaarden in het kader van een andere straf dan een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Meer in het bijzonder heeft hij daartoe aangevoerd dat de noodzaak voor een dergelijke maatregel onvoldoende uit de rapporten blijkt en het op dit moment te vroeg is voor een dergelijke verstrekkende maatregel.

Ten aanzien van de door de Raad geformuleerde voorwaarden refereert hij zich aan de voorwaarden: meewerken aan MST en ITB, het volgen van de Equipmenttraining met als vervolg daarop NPT en het gebruik van elektronische toezicht (indien geen PIJ-maatregel wordt opgelegd).
Omdat de voorwaarde ‘bespreking van de totstandkoming van het delict met de jeugdreclasseerder’ al vervat is in de één van de andere voorwaarden, wordt verzocht deze niet op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het bijzonder houdt de rechtbank rekening met het volgende.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan een brutale overval van een buschauffeur tijdens diens werk. Bij deze overval zijn verdachte en zijn mededaders bewapend met een mes de bus binnengekomen. Ze hebben onder bedreiging van de chauffeur met het mes de kassalade meegenomen. Het spreekt voor zich dat een dergelijke gewapende overval voor het slachtoffer een erg nare ervaring moet zijn geweest. Het gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat hij er niet voor terugschrikt om - al dan niet samen met anderen - dergelijk geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Nu verdachte geen enkele (plausibele) verklaring heeft willen geven, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat verdachte slechts op persoonlijk gewin uit is geweest en dat hij daarbij de belangen van de slachtoffers op grove wijze heeft veronachtzaamd. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor slachtoffers vaak een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen. De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven en dat hij zich hierdoor in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van het leed dat door zijn handelen aan het slachtoffer is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat het gezien de aard en de ernst van dit feit noodzakelijk is dat toezicht wordt gehouden op verdachte en dat hij wordt behandeld en begeleid teneinde recidive te voorkomen.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 oktober 2016 eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages die zijn opgemaakt door drs. A.M. de Jong, psychiater, d.d. 10 oktober 2016 en M. van Kempen, GZ-psycholoog, d.d. 7 oktober 2016.
In het rapport van de psychiater komt onder meer het volgende naar voren.
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de
vorm van ouder-kind relatieproblematiek, een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (die tendeert in de richting van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken).
Betrokkene is een jongen met ernstige problematiek bij wie sprake is van een matig geïntegreerd gevoelsleven, een lacunaire gewetensfunctie en gebrek aan empathie, waardoor hij onvoorspelbaar gedrag kan vertonen. De complexe problematiek heeft ertoe geleid dat betrokkene op emotioneel niveau op zichzelf is teruggeworpen en weinig vertrouwen heeft in de mensen om hem heen. Hij voelt zich snel afgewezen en gekrenkt. Zorgelijk is de hoge mate van onverstoorbaarheid bij betrokkene, waardoor hij niet snel iets van anderen zal aannemen, alleen als hij daar zelf het nut van inziet. Bovengenoemde factoren maken de kans op recidive hoog.
Uitgaande van bovenstaande behoeft betrokkene intensieve ambulante behandeling om de
kans op recidive te minimaliseren. De behandeling dient primair gericht te zijn op het versterken van de copingvaardigheden (manieren om met stress en spanning om te gaan), het verstreken van de sociale vaardigheden en het moreel redeneren. Belangrijk is het investeren in het contact met betrokkene en het winnen van vertrouwen bij hem, zodat er ingang komt en hij ook zijn kwetsbare kant durft te tonen. Deze behandeling kan geboden worden via zorginstelling de Oosterpoort (behandeling ‘equip’ en ‘nieuwe perspectieven’). Verder is MST aangewezen waarbij het van belang is dat het hele gezin bij de behandeling betrokken wordt. Naast deze ambulante behandeling zal het toezicht van de jeugdreclassering gecontinueerd moeten worden. Ook wordt het aanbevolen om met zijn reclasseringsmedewerker een delictanalyse te doen op het moment dat hier ingang voor is bij betrokkene. Aangezien betrokkene het goed doet op de harde kern aanpak (ITB plus) wordt geadviseerd dit te continueren, eveneens het gebruik van avondklok en enkelband.
In concreto wordt bovenbeschreven behandeling geadviseerd in het kader van een voorwaardelijke PIJ. Indien betrokkene niet zal meewerken aan bovenomschreven behandeling wordt geadviseerd de voorwaardelijke PIJ om te zetten naar een onvoorwaardelijke PIJ om zijn ontwikkeling nog enigszins gunstig te kunnen beïnvloeden.
In het rapport van de psycholoog komt onder meer het volgende naar voren.
Betrokkene is lijdend aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis NAO. Onderliggend is sprake van tekortschietende ego-functies (egocentrisch perspectief, onmiddellijke behoeftebevrediging, gebrekkige impulscontrole en frustratietolerantie, krenkbaarheid), naast een gebrekkige gewetensontwikkeling.
Betrokkene is een ontkennende verdachte en hij heeft over het tenlastegelegde niet willen verklaren. Op basis van wat bekend is over zijn voorgeschiedenis en huidig functioneren kan echter een risicotaxatie worden gemaakt met betrekking tot eventueel toekomstig gewelddadig gedrag. Bij betrokkene is duidelijk sprake van negatieve opvattingen (onder andere egocentrisme, anderen de schuld geven van problemen) en gebrek aan empathie en berouw. Deze kunnen in hoge mate van invloed zijn op het recidiverisico. Daarnaast is hij vanaf jonge leeftijd bekend met eerder gewelddadig en niet gewelddadig gedrag, riskant/impulsief gedrag (onnadenkend en tegendraads gedrag), problemen met het hanteren van boosheid (vooral verbaal agressief gedrag) en de behoefte zich boven de ander te verheffen. Verder beschikt hij over weinig probleemoplossende en
copingvaardigheden, is zijn schoolloopbaan gestagneerd, is sprake van gezagsproblemen en is hij niet intrinsiek gemotiveerd voor interventies. Deze factoren worden matig van invloed geacht op het recidiverisico. In de ontwikkelingstekorten van betrokkene ligt een grote kans op herhaling van grensoverschrijdende gedragingen besloten.
Er is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Zowel met het oog op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling als met het oog op het verkleinen van het recidiverisico en gevaar voor anderen is behandeling van de ontwikkelingstekorten zeer noodzakelijk. Gezien ontbrekend probleembesef, probleeminzicht en motivatie en de externaliserende houding van betrokkene en ouders wordt behandeling in verplichtend kader noodzakelijk geacht. Gezien verwevenheid van betrokkenes ontwikkelingsproblematiek met systeemproblematiek en gezien zijn jonge leeftijd wordt noodzakelijk geacht om ouders in behandeling en begeleiding te betrekken. Er is nog geen behandeling ingezet ondanks de eerdere ondertoezichtstelling. Dit geeft aanleiding om als eerste de mogelijkheden te beproeven van intensieve ambulante begeleiding en behandeling. De door de jeugdreclassering ingezette MST wordt een geschikte interventie geacht om de mogelijkheden van ouders uit te breiden en hun gezag te herstellen. Ouders en betrokkene behoeven echter ook voor langere tijd een helder kader en de steun van intensief toezicht vanuit de jeugdreclassering. Om die reden wordt geadviseerd een ITB-maatregel van een jaar op te leggen en daarbij rekening te
houden met een verlenging. Daarnaast wordt het noodzakelijk geacht dat betrokkene
verantwoordelijkheid leert nemen, zowel voor het tenlastegelegde in het bijzonder, indien bewezen, als meer in het algemeen voor eigen denken en doen. Daarom wordt noodzakelijk geacht dat betrokkene zich samen met de begeleider vanuit de reclassering buigt over de totstandkoming van het delict en dat hij daarnaast de bij Oosterpoort geboden Equip-training volgt. Met het oog op het weer op orde krijgen van zijn dagbesteding en toekomstperspectief wordt bovendien (volgend op de beide andere interventies) Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer geadviseerd. Er is weinig motivatie en probleembesef aanwezig bij betrokkene zodat het risico bestaat dat behandeling en begeleiding voortijdig worden afgebroken. Omdat behandeling echter hoe dan ook noodzakelijk is, wordt geadviseerd interventies op te leggen in het kader van een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en in het bijzonder die van 17 november 2016 en van hetgeen ter terechtzitting door de deskundige van de Raad naar voren is gebracht.
De Raad is van oordeel dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan de orde is en sluit zich aan bij de bevindingen en adviezen uit de rapporten van de deskundigen.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de rapportages door de psycholoog en psychiater en de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de voorwaardelijke PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat in het geval van tenuitvoerlegging verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank zal deze PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de persoon van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
In verband met een juiste normhandhaving is de rechtbank - anders dan de officier van justitie en deskundige van de Raad - van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van enkel een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank zal daarom ook een taakstraf opleggen, omdat zij van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77s, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za, 310, 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegenpersonen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personenDe rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.

*
Taakstrafvoor de duur van
150 urensubsidiair 75 dagen jeugddetentie
met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
*
Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 3 jaarvoorwaardelijkmet een
proeftijd van 3 jaren
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de jeugdreclassering (de heer Van Dinther), bureau Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Oude Vlijmenseweg 112, 5223 GS ’s-Hertogenbosch en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde: - zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdreclassering: - zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van de gecertificeerde instelling te weten Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Oude Vlijmenseweg 112, 5223 GS ’s-Hertogenbosch;
- zijn medewerking verleent aan MST;
- zijn medewerking verleent aan de ITB maatregel gedurende 1 jaar plus een eventuele
verlenging;
- zijn medewerking verleent aan de bespreking van de totstandkoming van het delict met de jeugdreclasseerder;
- de Equiptraining bij Oosterpoort zal volgen en als vervolg daarop behandeling / begeleiding middels Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer bij Oosterpoort;
- zijn medewerking verleent aan het gebruik van de avondklok en enkelband indien de jeugdreclasseerder dit nodig acht.
Geeft opdracht aan voornoemd Bureau Jeugdzorg tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr. uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 3 augustus 2016 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter en tevens kinderrechter
mr. H.M. Hettinga en mr. M.E.L. Hendriks, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 7 december 2016.