ECLI:NL:RBOBR:2016:6806

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
01/879530-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moord en diefstal, veroordeling voor het voorhanden hebben van harddrugs

Op 8 december 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van moord, diefstal van kentekenplaten en het voorhanden hebben van harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de moord op [slachtoffer 1] en de diefstal van kentekenplaten, maar hem wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van ongeveer 15.000 pillen MDMA. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de moord, ondanks dat er aanwijzingen waren voor zijn betrokkenheid. De rechtbank concludeerde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van harddrugs, wat leidde tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop deze vorderingen betrekking hadden. De rechtbank gelastte ook de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879530-15
Datum uitspraak: 08 december 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 maart 2016, 24 mei 2016, 17 augustus 2016 alsmede 9, 10, 14, 16 en 24 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte, hierna ook te noemen: [verdachte] , naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 februari 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 24 mei 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 30 december 2014 te Valkenswaard
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen (van korte afstand en/of gericht) een of meer kogel(s) afgevuurd/geschoten op/in het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 30 december 2014 (omstreeks 18:40 uur) te Valkenswaard
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft voornoemde [medeverdachte] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen (van korte afstand en/of gericht) een of meer kogel(s) afgevuurd/geschoten op/in het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
- terwijl voornoemde [slachtoffer 1] zich op het moment van afvuren/schieten van die kogel(s) bevond in een (kantoor)ruimte van een door die [slachtoffer 1] geëxploiteerd (bedrijfs)pand gelegen aan [adres 1] -
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 november 2014 tot en met 30 december 2014 te Valkenswaard en/of Amsterdam en/of Tilburg en/of
Utrecht en/of De Meern, gemeente Utrecht, en/of Aalst, gemeente Waalre, en/of Veldhoven en/of Hapert, gemeente Bladel, en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door toen en daar:
- zich op meerdere data en tijdstippen binnen voornoemde periode, voorafgaand aan het doodschieten van die [slachtoffer 1] , al dan niet samen met die [medeverdachte] ,
te begeven naar of nabij [adres 1] en/of aldaar, al dan niet samen met die [medeverdachte] , (een) zogenaamde voorverkenning(en) uit te voeren en/of de werkomgeving van die [slachtoffer 1] en/of (een patroon in) de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] aldaar in beeld te brengen, althans zich (daartoe) aldaar op te houden en/of aanwezig te zijn en/of
- inlichtingen heeft verschaft aan die [medeverdachte] met betrekking tot die voorverkenning(en) en/of in beeld gebrachte werkomgeving en/of aanwezigheid van die [slachtoffer 1] en/of
- zich op meerdere data en tijdstippen binnen voornoemde periode, voorafgaand aan het doodschieten van die [slachtoffer 1] , al dan niet samen met die [medeverdachte] , te begeven naar en/of nabij en/of op te houden op en/of nabij en/of aanwezig te zijn op en/of nabij de Wolbergstraat en/of de Warande te Valkenswaard (zijnde (een) stra(a)t(en) gelegen in omgeving van [adres 1] ) teneinde zich van daar uit, al dan niet met aldaar aanwezig voertuig, te (kunnen) vervoeren naar (de nabijheid van) De Vest te Valkenwaard en/of
- ( meermalen) meerdere, althans een, voertuig(en) aan die [medeverdachte] ter beschikking te stellen en/of over te dragen;
2. hij op of omstreeks 17 januari 2015 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een auto heeft weggenomen twee kentekenplaten (met combinatie [Duits kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door die kentekenplaten van die auto te demonteren/los te maken;
3. hij op of omstreeks 24 november 2015 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [adres 2]) ongeveer 15.000 pillen, in elk geval een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officieren van justitie kunnen in hun vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsvraag ten aanzien van feit 1

Aan verdachten gemaakt verwijt
Aan zowel [medeverdachte] als [verdachte] heeft het openbaar ministerie het medeplegen van de moord op [slachtoffer 1] ten laste gelegd, aan [verdachte] subsidiair de medeplichtigheid hieraan. De steller van de tenlastelegging heeft daarbij expliciet tot uitdrukking gebracht dat het openbaar ministerie verdachte [medeverdachte] er van verdenkt de schutter te zijn geweest, die door verdachte [verdachte] is gefaciliteerd.
Nadat ter terechtzitting d.d. 24 mei 2016 door de raadsvrouwe van verdachte [medeverdachte] de nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 1 was bepleit omdat het de verdediging onvoldoende duidelijk was waartegen zij zich moest verdedigen, heeft de officier van justitie desgevraagd uitdrukkelijk meegedeeld dat het openbaar ministerie er in de tenlastelegging van uitgaat dat [medeverdachte] de schutter is geweest. In het requisitoir heeft het openbaar ministerie daarbij gepersisteerd.
Gelet op het voorgaande moet de tenlastelegging aldus worden begrepen dat [medeverdachte] verweten wordt dat hij de schutter is geweest die op 30 december 2014 de voor [slachtoffer 1] fatale schoten heeft gelost. [verdachte] is als medepleger, dan wel als medeplichtige hierbij betrokken, aldus de tenlastelegging.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot het navolgende.
1.
Voor de rechtbank staat buiten twijfel vast dat op 30 december 2014 omstreeks 18.41 uur door een op camerabeelden van het bedrijf [bedrijf] zichtbare persoon viermaal is geschoten op [slachtoffer 1] , die als gevolg daarvan is overleden. Op grond van hetgeen op die camerabeelden is te zien staat het voor de rechtbank voorts vast dat het hier om moord gaat. Een motief voor de moord is tot op heden niet gevonden.
2.
Op de bewuste camerabeelden is de schutter niet te herkennen. Er zijn voorts geen getuigen die de schutter en/of de auto waarin deze zich verplaatste hebben gezien. Ook het kenteken van die auto is niet zichtbaar op de camerabeelden. Wel staat vast dat het om een Volkswagen Golf, type 5 gaat, die werd geproduceerd tussen 2003 en 2008.
3.
[medeverdachte] heeft steeds ontkend de schutter te zijn geweest en heeft verklaard evenmin op enigerlei andere wijze bij de moord op [slachtoffer 1] betrokken te zijn geweest. Datzelfde geldt voor [verdachte] .
4.
De rechtbank gaat wél uit van betrokkenheid van zowel [medeverdachte] als [verdachte] bij de moord op [slachtoffer 1] .
Op grond van de bewegingen van de door [verdachte] gehuurde auto’s, de bewegingen van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte] , het veelvuldig contact tussen hen beiden (en ook het op cruciale momenten ontbreken daarvan), de brandstichting van de VW Golf door [medeverdachte] en het daarover tussen [medeverdachte] en [verdachte] gevoerde gesprek en het aantreffen van DNA van [medeverdachte] op delen van de gebruikte kogelpatronen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat:
  • [medeverdachte] en [verdachte] zogenaamde “voorverkenningen” hebben uitgevoerd, waarbij zij regelmatig de plaats waar de later uitgebrande VW Golf stond en (de buurt van) het bedrijf van [slachtoffer 1] hebben bezocht;
  • de op 15 januari 2015 door [medeverdachte] in brand gestoken VW Golf de bij de moord op [slachtoffer 1] door de schutter gebruikte auto is, en
  • [medeverdachte] op enigerlei wijze in contact is geweest met de bij de moord gebruikte kogelpatronen.
Dit leidt evenwel niet tot het oordeel dat [medeverdachte] de schutter was die op 30 december 2014 een einde heeft gemaakt aan het leven van [slachtoffer 1] . Hiertoe ontbreekt ieder direct bewijs. Bovendien kan uit de bewijsmiddelen niet de conclusie getrokken worden dat het niet anders kan zijn dan dat [medeverdachte] de schutter was. De omstandigheden dat:
  • de lengte van [medeverdachte] zou passen in de door een deskundige bepaalde lengte van de schutter (178,6 cm en 183,7 cm) en dat
  • een telefoon van verdachte [medeverdachte] een half uur na de moord aanstraalt in Boxtel en dat het niet is uitgesloten dat de schutter met de vluchtauto vanaf de plaats delict in die tijd Boxtel kan bereiken,
maken dat niet anders.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte [medeverdachte] de schutter is geweest.
Aangezien de steller van de tenlastelegging dat wel tot uitgangspunt heeft genomen voor het verwijt aan [verdachte] , komt de rechtbank tot de slotsom dat hij van het onder feit 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Gelet op hetgeen hiervoor onder het kopje “
Aan verdachten gemaakt verwijt”is besproken komt de rechtbank immers niet, zonder de tenlastelegging te denatureren, toe aan de vraag of het handelen van de [verdachten] , bijvoorbeeld als medeplegen van moord dan wel medeplechtigheid daaraan, waarbij de moord door een tot op heden onbekend gebleven schutter is gepleegd, is aan te merken.

Bewijsvraag ten aanzien van feit 2

Op 17 januari 2015 is door [slachtoffer 2] aangifte gedaan van diefstal van twee (Duitse) kentekenplaten vanaf zijn auto, welke auto op het moment van de diefstal geparkeerd stond op het parkeerterrein van Center Parcs “De Kempervennen” te Westerhoven.
Een op het park werkzame beveiliger heeft verklaard dat hij op 17 januari 2015 omstreeks 15:25 uur een harde knal hoorde. Kijkend in de richting van waar dit geluid vandaan kwam zag de beveiliger een schichtig om zich heen kijkende persoon, die vervolgens als bijrijder in een Citroën C4 met kenteken [kentekennummer 1] stapte.
De beveiliger heeft de chauffeur van de auto naar eigen zeggen niet kunnen zien.
De beveiliger heeft vervolgens geconstateerd dat van de personenauto waar de schichtige man bij stond de kentekenplaten af waren gehaald.
De Citroën C4 heeft omstreeks 15:29 uur het terrein van Center Parcs verlaten.
De rechtbank constateert dat op de camerabeelden van Center Parcs geen wegnemingshandeling te zien is. Ook verklaart de beveiliger niet dat hij zag dat de persoon die als bijrijder in de Citroën C4 stapte kentekenplaten, of voorwerpen die daar op leken, bij zich droeg toen hij zich naar de Citroën begaf.
De rechtbank concludeert dat er weliswaar aanwijzingen bestaan dat de inzittenden van de Citroën C4 bij de diefstal betrokken zijn, maar wettig en overtuigend bewijs levert dat niet op. Aangezien de verdenking jegens verdachte gebaseerd was op het uitgangspunt dat hij één van de inzittenden van de Citroën C4 was en er afgezien daarvan niets in de richting van verdachte wijst zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.

Bewijsvraag ten aanzien van feit 3.

Vaststaande feiten [1] .
Verdachte is aangehouden op 24 november 2015 in het huis van zijn vriendin aan [adres 2] [2] . Dit adres was tevens verdachtes verblijfadres [3] .
Bij de doorzoeking van de woning werd in een keukenkastje een stuk gevouwen aluminiumfolie aangetroffen met daarin vijf roze pillen in de vorm van een handgranaat [4] .
Deze pillen kregen bij de inbeslagneming het nummer H02-T14 [5] en sin-nummer AAIP2186NL. [6] De pillen zijn door het NFI getest en bevatten MDMA. [7]
Tevens werden achter een plint onder een keukenblok drie zakken met pillen aangetroffen. In twee van de zakken (zak A en zak B) zaten oranje pillen [8] (respectievelijk ongeveer 5037 en ongeveer 5057 stuks) in de vorm van een uiltje.
In de andere zak (zak C) zaten ongeveer 5022 stuks roze pillen [9] die qua vorm overeenkwamen met de pillen uit het stuk aluminiumfolie [10] .
Uit iedere zak werd een pil genomen om te testen.
Zak A kreeg sin-nummer AAIF7966NL.
Zak B kreeg sin-nummer AAIF7967NL.
Zak C kreeg sin-nummer AAIF7968NL.
De pillen werden door het NFI getest en bevatten MDMA [11] .
In een zwarte Ford Mondeo met kenteken [kentekennummer 2] , op naam van de broer van verdachte en geparkeerd voor de woning aan [adres 2] , werd achter de bijrijdersstoel een tas aangetroffen, met daarin bankpasjes op naam van verdachte [verdachte] en in plastic verpakt, eveneens vijf pillen aangetroffen. [12]
Deze pillen kregen bij de inbeslagneming het nummer H02-T21 [13] en sin-nummer AAIP2187NL. [14] De pillen zijn door het NFI getest en bevatten MDMA. [15]
Op 16 november 2015 te 13:15 uur heeft verdachte gebeld met zijn (toenmalige) vriendin [betrokkene 1] . Dit gesprek is opgenomen. In het gesprek wordt verdachte gevraagd hoe die auto was. Verdachte zegt dan dat hij hem net heeft overgeschreven. Verdachte zegt dat het een goedkope auto is, goed genoeg voor [verdachte] even [16] .
Uit het onderzoek Draaischijf is bekend geworden dat de broer van verdachte, genaamd [betrokkene 2] , kentekens van auto’s die in gebruik zijn bij verdachte, op zijn ( [betrokkene 2] ) naam zet. Gebleken is dat op 16 november 2015 te 13:00 uur een kenteken van een personenauto op naam van [betrokkene 2] werd geregistreerd. Dit betrof het kenteken [kentekennummer 2] , afgegeven voor een zwarte Ford Mondeo.
Ten tijde van de aanhouding op 24 november 2015 stond deze auto geparkeerd voor de woning aan [adres 2] . In de woning was op dat moment ook [betrokkene 1] aanwezig, die verklaarde dat het voertuig in gebruik was bij verdachte. De auto werd geopend met een autosleutel welke door [betrokkene 1] daartoe ter beschikking werd gesteld. [17]
Op 22 mei 2015 is door verdachte en een NN-man2 een gesprek gevoerd dat heimelijk werd opgenomen. Hierin zegt verdachte onder andere “enne ik eh breng eh duizend pilletjes naar hem toe en een kilootje “m” en dat verkoopt die in etappes en dan delen we de winst zeg maar.” [18]
Op diezelfde dag voert verdachte wederom een heimelijk opgenomen gesprek met een NN-man4 waarin hij onder andere zegt “Ik heb eigen transport ik heb geregeld. Ja auto met plek..eh vijf “m”, vijfduizend pillen en drie kilootjes speed, ik heb daar een jongen (…), ja, gooi ik het gewoon bij hem neer en hij gaat verkopen snap je hij heeft iemand met een eh eh hoerentent die wil kopen hij heeft mensen met cafeetjes met een discotheekje (…).” [19]
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 ten laste gelegd is.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van het feit dat er pillen in de woning van zijn vriendin aanwezig waren, temeer nu deze pillen achter een plint in de keuken verborgen lagen. Zonder wetenschap van de aanwezigheid van de pillen kan van opzettelijk voorhanden hebben van verdovende middelen geen sprake zijn.
Voorts ontbreekt, indien de rechtbank al de overtuiging zou hebben dat cliënt in de heimelijk opgenomen gesprekken over de handel in XTC of MDMA praat, het directe bewijs dat de partij drugs die is aangetroffen van verdachte zou zijn.
De verdediging bepleit derhalve vrijspraak van het tenlastegelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat voorop gesteld moet worden dat het bewijs van het bestanddeel “opzettelijk aanwezig hebben” veronderstelt dat verdachte over de desbetreffende materialen moet hebben kunnen beschikken en voorts en in het verlengde daarvan, dat er sprake is van (een zekere) bewustheid van verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van die materialen.
De drie zakken met in totaal 15.116 pillen zijn aangetroffen achter een plint in de keuken.
Tevens zijn vijf pillen aangetroffen in een keukenkastje.
De keuken bevond zich in de woning waar verdachte verbleef en van welke woning hij een sleutel had [20] . Al deze pillen bevonden zich derhalve binnen de machtssfeer van verdachte.
Een deel van deze pillen vertoont voorts qua vorm, kleur en verboden stof, overeenkomsten met de vijf pillen die aangetroffen zijn in de genoemde auto. Deze auto was in gebruik bij verdachte. Ook deze pillen bevonden zich derhalve binnen de machtssfeer van verdachte.
De rechtbank concludeert gelet op de inhoud van de heimelijk opgenomen gesprekken die verdachte voerde met onbekend gebleven personen, dat deze gingen over de handel in verdovende middelen. Hoewel deze gesprekken dateren van een half jaar voor de vondst van de onderhavige pillen, zegt de inhoud van het gesprek veel over de betrokkenheid van verdachte bij verdovende middelen in het algemeen en pillen in het bijzonder.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is, naar het oordeel van de rechtbank, in het geheel niet gebleken, dat de andere twee personen die beschikten over een sleutel van de woning waar de pillen zijn aangetroffen, te weten de ex-vriendin van verdachte en haar 11-jarige dochter, iets te maken hadden met de (handel in) verdovende middelen.
De rechtbank is dan ook, gelet op het voorstaande, alsmede gelet op hetgeen genoemd is onder het kopje “vaststaande feiten”, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat verdachte ongeveer 15.000 pillen, bevattende de verboden stof MDMA, opzettelijk voorhanden heeft gehad op plaats en tijdstip zoals ten laste gelegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
3. op 24 november 2015 te De Meern, gemeente Utrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een woning aan de [adres 2] ongeveer 15.000 pillen, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben ter zitting gevorderd dat verdachte voor de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts hebben de officieren van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van één van de feiten onder 2 of 3 ten laste gelegd, dan dient de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In ieder geval dient niet een langere gevangenisstraf te worden opgelegd dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank menen dat daarnaast nog een straf opgelegd dient te worden, dan verzoekt de verdediging dat te doen in een voorwaardelijke modaliteit met daarnaast een (maximale) taakstraf.
De verdediging verzet zich tegen de vordering tot gevangenneming.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid pillen bevattende de harddrug MDMA. De grote hoeveelheid indiceert dat verdachte deze pillen niet (enkel) voor eigen gebruik aanwezig heeft gehad.
Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Gelet op het voorgaande is een andere straf dan een gevangenisstraf niet passend. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden passend en geboden.
Daarmee legt de rechtbank een veel lagere straf op dan door de officieren van justitie is geëist. De officieren van justitie baseerden deze eis evenwel voornamelijk op het door het openbaar ministerie bewezen geachte medeplegen van moord, waarvan verdachte door de rechtbank zal worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen gronden om de gevorderde gevangenneming te bevelen.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De vorderingen van de benadeelde partijen dienen integraal te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36 f Sr.
Het standpunt van de verdediging.
Nu vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair is bepleit, verzoekt de verdediging de rechtbank om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vorderingen van de benadeelde partijen betrekking hebben.
De rechtbank zal de benadeelde partijen veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 91;
Opiumwet art. 2, 10.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2:Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Ten aanzien van feit 3:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstrafvoor de duur van
20 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het beslag:
Teruggaveinbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten: 1) 1 Rolex horloge, goednummer 946573; met papieren in groene Rolex-doos
2) 1 GSM (mobiele telefoon) kleur: zwart, Iphone, zoekingsnummer H02-T1, zwart/zilver, inclusief oplader
3) 1 GSM (mobiele telefoon) kleur zwart, Blackberry zoekingsnummer H02-T2.
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Wijst af de vordering tot gevangenneming zoals gedaan door de officieren van justitie ter terechtzitting van 10 november 2016.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. A.J.M. van Gink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 8 december 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie
2.Proces-verbaal van aanhouding blz. 325
3.Verklaring getuige [betrokkene 1] blz. 471
4.Proces-verbaal van bevindingen blz. 2517
5.Kennisgeving van inbeslagneming blz. 346
6.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek TGO Draaischijf, Aanvraag extern forensisch onderzoek blz. 428
7.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek TGO Draaischijf, Rapportage NFI d.d. 18 december 2015 blz. 517
8.Proces-verbaal blz. 2519-2520
9.Proces-verbaal van bevindingen blz. 2519-2520
10.Proces-verbaal blz. 2518
11.Rapportage NFI d.d. 10 december 2015.
12.Proces-verbaal blz. 347, 350A en 2525
13.Kennisgeving van inbeslagneming blz. 347
14.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek TGO Draaischijf, Aanvraag extern forensisch onderzoek blz. 428
15.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek TGO Draaischijf, Rapportage NFI d.d. 18 december 2015, blz. 517
16.Proces-verbaal van bevindingen blz. 2524 (bijlage bij dit proces-verbaal)
17.Proces-verbaal van bevindingen [kentekennummer 2] , blz. 2524
18.Proces-verbaal van bevindingen uitluisteren opgenomen vertrouwelijke informatie blz. 2383
19.Proces-verbaal van bevindingen uitluisteren opgenomen vertrouwelijke informatie blz. 2397.
20.Verklaring [betrokkene 1] blz. 470