ECLI:NL:RBOBR:2016:6768

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
01/035259-00
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met hoog recidiverisico op verkrachting

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 december 2016 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die in 2001 ter beschikking was gesteld na het plegen van ernstige misdrijven, waaronder verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico, met name het risico op verkrachting, op de lange termijn als hoog wordt ingeschat. De officier van justitie heeft op 18 oktober 2016 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, welke vordering op 23 november 2016 in een openbare raadkamer is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de betrokkene, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De deskundige, mevrouw M. Verhaert, heeft het advies gegeven om de terbeschikkingstelling te verlengen, gezien de aanhoudende psychische problemen van de betrokkene en het risico op recidive. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, waarbij zij heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft daarbij de criteria van proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen, en geconcludeerd dat er geen ander kader beschikbaar is om het recidiverisico te beheersen. De beslissing om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch,
Team strafrecht
Parketnummer: 01/035259-00
Uitspraakdatum: 7 december 2016

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[ter beschikking gestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
verblijvende in [verblijfadres] ,
hierna te noemen: betrokkene.

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 18 januari 2001 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 10 februari 2014 met een jaar verlengd. Deze verlenging is door het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 5 juni 2014 bevestigd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 18 oktober 2016 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld in openbare raadkamer van deze rechtbank van 23 november 2016. Hierbij zijn gehoord de officier van justitie, de betrokkene en zijn raadsman en de deskundige, mevrouw M. Verhaert.
In het dossier bevinden zich onder andere:
 het verlengingsadvies van [de kliniek] , d.d. 23 augustus 2016, opgesteld door drs. D.J.A. Teirlinck, R.U. Rangnit en drs. R.M.H. Schmitz;
 een Pro Justitia rapportage, psychiatrisch onderzoek d.d. 01 augustus 2016, opgesteld door psychiater dr. mr. E.D.M. Masthoff;
 een Pro Justitia rapportage, psychologisch onderzoek d.d. 04 juli 2016, opgesteld door GZ-psycholoog drs. F.C.P. Zuidhof;
 de omtrent de betrokkene gehouden wettelijke aantekeningen over de periode 15 maart 2016 tot en met 07 juli 2016;
 een brief van mr. Knoester d.d. 18 oktober 2016 met de navolgende bijlagen:
- een Pro Justitia rapportage, psychiatrisch onderzoek d.d. 24 november 2014, opgesteld in het kader van de strafzaak met parketnummer 01/879014-13 door psychiater J.M.J.F. Offermans;
- een Pro Justitia rapportage, psychologisch onderzoek d.d. 25 november 2014, opgesteld in het kader van de strafzaak met parketnummer 01/879014-13 door psycholoog J.M. Oudejans;
 het vonnis van de rechtbank d.d. 21 november 2016 met betrekking tot de strafzaak met parketnummer 01/879014-13;
 het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 2, 4, 9, 10 en 12 november 2015 met betrekking tot de strafzaak tegen betrokkene met parketnummer 01/879014-13.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van verkrachting, meermalen gepleegd, en opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd
advies van [de kliniek] d.d. 23 augustus 2016is onder meer het navolgende gesteld:
“Betrokkene is een 49-jarige man met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken, excessief middelengebruik in het verleden en PTSS. (…) Op 14 januari 2014 kreeg de kliniek het bericht dat betrokkene door de politie in verzekering was gesteld in verband met een Cold Case. Sindsdien is de tbs-maatregel met dwangverpleging opgeschort. Sinds 16 november 2015 verblijft betrokkene op de reguliere behandelafdeling binnen de klinische setting van [de kliniek] . Gezien die situatie is betrokkene voornamelijk afwachtend over wat er komen gaat op het gebied van een mogelijke vervolging voor dit delict waarvoor hij als verdachte is aangemerkt. Betrokkene geeft aan niet mee te werken aan behandeling totdat er duidelijkheid is op dit vlak. Hij is met perioden somber gestemd en gespannen, maar het lukt hem wel om in contact te blijven met het huidige behandelteam en te vertellen wat er in hem omgaat. Gezien het feit dat er nog steeds sprake is van persoonlijkheidsproblematiek en een verhoogd risico bij een direct einde van de huidige maatregel, de huidige situatie waarin betrokkene verkeert en de onduidelijkheid over het verdere verloop in deze, adviseert de kliniek de huidige tbs-maatregel met een jaar te verlengen. Op het moment dat deze duidelijkheid er wel is, kan de kliniek een duidelijk advies geven over de mogelijkheden wat behandeling en mogelijke resocialisatie betreft.”
De betrokkeneheeft bij de behandeling in raadkamer -zakelijk weergegeven- verklaard dat het niet goed met hem gaat omdat hij al drie jaar onterecht binnen zit. Net op het moment dat hij klaar was met zijn behandeling bij [de kliniek] is hij in januari 2014 aangehouden. Vóór januari 2014 was het transmuraal verlof ingezet, beschikte hij over bepaalde vrijheden en was hij zijn leven aan het opbouwen. Die situatie is nu voorbij door de -in zijn ogen onterechte- verdenking in de strafzaak. Betrokkene geeft aan dat hij verbitterd en boos is op het justitiële systeem sinds deze aanhouding. Hij is uitbehandeld en is het niet eens met de vordering van de officier van justitie. De maatregel dient onvoorwaardelijk beëindigd te worden.
De deskundige, mevrouw M. Verhaert, optredend namens [de kliniek] , heeft bij de behandeling in raadkamer gepersisteerd bij voornoemd advies. De deskundige is bekend met de inhoud van de rapportages van Oudejans en Offermans. Zij onderschrijft inmiddels de diagnose van psycholoog Oudejans, waarin wordt geconcludeerd dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met (milde) narcistisch-afhankelijke, borderline en antisociale trekken. De verslavingsproblematiek is volledig in remissie, net als de PTSS.
Volgens de deskundige is er nog steeds sprake van recidiverisico als het tbs-kader komt te vervallen. Het risico is onder meer gelegen in de gevolgen die de strafzaak met zich meebrengt. De rapportages in de strafzaak dateren van 2014 en sindsdien is betrokkene meer verbitterd geraakt en bestaat er veel wantrouwen jegens het justitiële systeem. Wanneer de tbs-maatregel nu eindigt komt betrokkene op straat te staan zonder huisvesting en begeleiding, terwijl er bij een terugkeer in de maatschappij veel op hem af komt. Betrokkene zal naar verwachting zonder verplicht kader nergens de hulp krijgen die hij nodig heeft en loopt rond met spanningen en stress. Dit alles werkt risico verhogend en betwijfeld wordt of hij zonder verplichte begeleiding van hulpverleners met wie hij een vertrouwensrelatie heeft gekregen zijn leven goed kan opbouwen. Gelet ook op de historische factoren die hierbij een rol spelen is er sprake van een hoog risico op de lange termijn op het plegen van strafbare feiten, waaronder verkrachting. Op de korte termijn -de eerste weken na invrijheidstelling- worden deze risico’s ingeschat als laag.
Als de maatregel wordt verlengd met een jaar dan zal de kliniek opnieuw gaan kijken naar de mogelijkheden voor transmuraal verlof en zal de nodige aandacht geschonken worden aan huisvesting, werk en het sociale netwerk van betrokkene. De deskundige realiseert zich hierbij dat de lopende strafzaak nog niet onherroepelijk is en het daardoor niet duidelijk is wanneer de tbs-maatregel weer geëffectueerd kan worden. De deskundige stipt de mogelijkheid van een artikelplaatsing aan wanneer betrokkene in detentie verblijft en merkt daarbij op dat het vanuit behandeltechnisch oogpunt beter is als betrokkene in een tbs-kliniek verblijft dan in het Huis van Bewaring.
De officier van justitievoert aan dat zij ontvankelijk is in de vordering en persisteert bij de vordering tot verlenging. De wettelijke regels omtrent de verlenging van de tbs-maatregel maken het niet mogelijk de onherroepelijke uitkomst van de strafzaak af te wachten, mocht dat overwogen worden. De officier van justitie sluit zich aan bij de inhoud van het verlengingsadvies van de kliniek en hetgeen door de deskundige in raadkamer naar voren is gebracht. De kliniek kent betrokkene al langer en kan goed inschatten hoe het met betrokkene gaat. De kliniek kan ook het recidiverisico goed inschatten. Bovendien wordt dit advies ondersteund door psychiater Masthoff en psycholoog Zuidhof. Naar het blijkt is er nog steeds sprake van een ziekelijke stoornis en wordt er voldaan aan het gevaarscriterium. Ook heeft de deskundige ter toelichting in raadkamer aangevoerd dat er op de lange termijn sprake is van een hoog recidiverisico. Er is een kader nodig om dit risico te beperken. Aangezien dit niet op een andere wijze bereikt kan worden dan het verlengen van de maatregel is voldaan aan het subsidiariteitsvereiste. Gelet op het indexdelict, verkrachting, is het tbs-kader ook proportioneel. De officier van justitie merkt nog op dat Oudejans en Offermans in het kader van de aanhangige strafzaak hebben aangegeven dat zij geen aanleiding zien een nieuwe tbs-maatregel op te leggen. Die beslissing vergt naar het oordeel van de officier van justitie een andere afweging dan die tot het verlengen van de huidige maatregel.
De raadsmanheeft het navolgende aangevoerd. De vordering tot verlenging van de tbs-maatregel dient afgewezen te worden. Betrokkene zit al zestien jaar vast en dat is veel langer dan de straf die opgelegd kan worden voor het index-delict. In het kader van de proportionaliteit dient dit in het voordeel van betrokkene meegewogen te worden.
De raadsman bespreekt de rapportages van Offermans en Jongejans. Het recidiverisico wordt door Offermans ingeschat als laag/matig. Het recidiverisico wordt door Jongejans aangemerkt als klein tot zeer klein. Zowel Oudejans als Offermans hebben geadviseerd geen tbs-maatregel op te leggen in de strafzaak omdat er geen sprake is van recidivegevaar waarmee de maatregel onderbouwd kan worden. Ook de rechtbank acht in het vonnis van 21 november 2016 het recidiverisico dermate klein dat dit de oplegging van een nieuwe tbs-maatregel niet kan rechtvaardigen. Het kan niet zo zijn dat de rechtbank in de beslissing over het al dan niet verlengen van de huidige tbs-maatregel hier overheen stapt en ineens tot een ander inzicht komt. Het (gevaars)criterium voor het opleggen van de maatregel of verlengen van de maatregel is immers hetzelfde. Voorts merkt de raadsman op dat de tbs-maatregel niet is bedoeld voor de enkele verwerking van betrokkene van de zaken die spelen in de strafzaak of om betrokkene langer te kunnen monitoren. Ten aanzien van de rapportage van psycholoog Zuidhof merkt de raadsman op dat deze rapportage buiten beschouwing gelaten dient te worden door de rechtbank, nu Zuidhof een eigen risicotaxatie en verlengingsadvies afgeeft zonder dat hij betrokkene heeft onderzocht. Onder verwijzing naar de vaste jurisprudentie op dit punt, stelt de raadsman zich nog op het standpunt dat artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering niet in de weg staat aan een onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Gelet op het lage recidiverisico, ook op de lange termijn, dient de maatregel dan ook onvoorwaardelijk beëindigd te worden door de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

Bevoegdheid en ontvankelijkheid
De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen omdat zij in eerste aanleg kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de tbs is gelast. De vordering is tijdig, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de tbs door tijdsverloop zou eindigen, ingediend. De officier van justitie is ontvankelijk in haar vordering.
Criteria
De rechtbank stelt voorop dat de tbs-maatregel slechts kan worden verlengd, indien voldaan is aan het gevaarscriterium als bedoeld in artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht. Dit houdt in dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de tbs eist. Het (recidive)gevaar moet nog aanwezig zijn en dit dient voort te vloeien uit een psychische stoornis, die aanwezig was ten tijde van het delict waarvoor de tbs is opgelegd. Daarnaast dient voor de verlenging van de maatregel voldaan te worden aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Stoornis
De rechtbank stelt -gelet op het advies van de kliniek, met de daarop in raadkamer gegeven toelichting door de deskundige- vast dat er bij betrokkene thans nog steeds sprake is van een stoornis. De deskundige verwijst hierbij naar de rapportage opgesteld door psycholoog Oudejans, waaruit volgt dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met (milde) narcistisch-afhankelijke, borderline en antisociale trekken.
Recidive
Ten aanzien van het recidivegevaar merkt de rechtbank het navolgende op. Er bevinden zich verschillende rapportages in het dossier waarin de standpunten over het recidiverisico uiteenlopen. De rechtbank verenigt zich met het advies van de kliniek op dit punt en de daarop gegeven toelichting van de deskundige. Uit het advies van de kliniek blijkt dat het recidiverisico thans nog steeds aanwezig is en de kliniek omschrijft dit -op pagina 14 van haar advies- als volgt:
“Uit de risicotaxatie komt naar voren dat de driehoek middelengebruik, problematische relatie en krenking de belangrijkste risicofactoren vormen voor agressief seksuele delicten. Deze driehoeksverhouding is eerder uitgebreid aan de orde geweest binnen de behandeling waardoor betrokkene hierin een belangrijke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het feit dat hij als verdachte is aangemerkt in een strafzaak heeft betrokkene wel uit balans gebracht en levert hem veel spanningen op. Het wantrouwen is hierbij bijvoorbeeld meer op de voorgrond komen te staan, maar nog wel bespreekbaar. Bij het uitblijven van professionele ondersteuning, bijvoorbeeld bij een onmiddellijke beëindiging van de huidige tbs-maatregel, bestaat er ene grote kans op het volgende scenario: wanneer spanningen bij betrokkene oplopen –dit gebeurt vooral wanneer betrokkene een gevoel van afwijzing ervaart (krenking) met name binnen een relatie – stijgt de kans dat betrokkene seksueel gefrustreerd (seksueel agressieve fantasieën) raakt. De kans bestaat dat betrokkene niet in staat zal zijn zelfstandig adequate coping toe te passen, waardoor hij zal vervallen in alcoholgebruik op de middellange termijn en zal overgaan tot (seksuele) ontlading van zijn spanningen.”
Uit de door de deskundige in raadkamer gegeven toelichting blijkt voorts dat ook op dit moment nog het recidiverisico op de korte termijn als laag, maar op de lange termijn als hoog ingeschat wordt.
Het advies van de kliniek wordt onderschreven door de zesjaarsrapportages. Deze zijn medio 2016 opgesteld door psychiater Masthoff en psycholoog Zuidhof ten behoeve van de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel. Betrokkene heeft niet meegewerkt aan het opstellen van voornoemde rapportages. De rapportages zijn dan ook tot stand gekomen op basis van dossieronderzoek. Op basis van die onderzoeken ondersteunen de rapporteurs het standpunt van de kliniek, in die zin dat zij de conclusies van de kliniek kunnen volgen. Hierbij is overigens naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat rapporteurs onvoldoende rekening hebben gehouden met de beperkingen die het niet kunnen onderzoeken van betrokkene voor hen tot gevolg hebben gehad. De rechtbank volgt de raadsman dan ook niet in zijn verweer met betrekking tot het uitsluiten van de rapportage van psycholoog Zuidhof.
Ten aanzien van de door de verdediging ingebrachte rapportages opgesteld door psycholoog Oudejans en psychiater Offermans merkt de rechtbank het navolgende op. Deze rapportages zijn minder actueel dan bovengenoemde zesjaarsrapportages, nu deze zijn opgesteld in 2014. Bovendien zijn de rapportages opgesteld in een ander kader dan de zesjaarsrapportages, nu deze rapportages zijn opgemaakt in het kader van de aanhangige strafzaak tegen betrokkene, waarbij er andere vragen aan de deskundigen zijn voorgelegd. Dit laatste geldt eveneens voor de conclusie van de rechtbank in het vonnis van 21 november 2016 omtrent het recidivegevaar. Voorts merkt de rechtbank -onder verwijzing naar pagina 28 van de rapportage van Offermans- op dat Offermans heeft benadrukt dat het wenselijk is dat de tbs-maatregel afgemaakt wordt. Onder verwijzing naar het proces-verbaal van de zitting in de strafzaak merkt de rechtbank op dat ook Oudejans deze stellingname bevestigd heeft.
De rechtbank overweegt voorts dat de kliniek tijdens de vorige verlengingszitting op 27 januari 2014, toen betrokkene al transmuraal verlof was toegekend, adviseerde de maatregel te verlengen met een jaar. De rechtbank, en later ook het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, heeft dit advies gevolgd. Door de aanhouding van verdachte in de aanhangige strafzaak heeft er sinds die laatste verlenging echter feitelijk geen verdere behandeling of resocialisatie meer plaatsgevonden.
In raadkamer heeft betrokkene aangevoerd dat hij er sinds die laatste verlenging verbitterder op geworden is. Naar het oordeel van de rechtbank zou deze verbitterdheid het recidiverisico kunnen vergroten. Uit het advies van de kliniek blijkt ook dat de copingvaardigheden van betrokkene te wensen overlaten wanneer de stress en spanningen toenemen en uit de omtrent de betrokkene gehouden wettelijke aantekeningen volgt dat stress en spanningen betrokkene nog recent hebben aangezet tot automutilatie. Bovendien blijkt uit de wettelijke aantekeningen dat betrokkene door de stress en spanningen niet in staat is het dagprogramma te volgen. Wanneer de maatregel nu beëindigd zou worden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie waarin meer stress en spanningen aanwezig zijn dan de situatie in 2014. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de situatie in die zin is verslechterd ten opzichte van de vorige verlengingszitting.
Gelet op al het voorgaande verenigt de rechtbank zich met het advies van de kliniek en de toelichting van de deskundige waaruit blijkt dat op de lange termijn een hoog risico bestaat op recidive, waaronder op verkrachting.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De rechtbank overweegt dat voldaan is aan het proportionaliteitsvereiste gelet op het index-delict. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment geen ander kader voorhanden is om het aanwezige recidiverisico te beteugelen tot een aanvaardbaar laag niveau.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.

DE BESLISSING

De rechtbank:

Verlengtde termijn gedurende welke [ter beschikking gestelde] ter beschikking is gesteld
met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. P.M.S. Dijks, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. de Haas, griffier.
en is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016
De griffier De voorzitter