ECLI:NL:RBOBR:2016:6681

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
01/865000-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van een prostituee in Eindhoven met vrijspraak voor verkrachting en poging tot verkrachting

Op 2 december 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een prostituee in Eindhoven, evenals van verkrachting en poging tot verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was en legde een gevangenisstraf op van 42 dagen, waarvan 34 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

De zaak kwam aan het licht na een geweldsincident op 4 januari 2016, waarbij de politie werd ingeschakeld. De aangeefster, een prostituee, verklaarde dat de verdachte haar had mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging van verkrachting en poging tot verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat de mishandeling wel bewezen was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangeefster en getuigen, evenals op forensisch bewijs.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsstoornis, en besloot tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was geëist. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden, omvatten onder andere reclasseringstoezicht en deelname aan een ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865000-16
Datum uitspraak: 02 december 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Mogadishu, Somalië, op [geboortedatum] ,
wonende te [adres1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 oktober 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 04 januari 2016 te Eindhoven,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] duwde/bracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- ( met kracht) aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) tegen de muur heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) de polsen van die [slachtoffer] heeft vastgebonden en/of
- ( vervolgens) tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of
- ( vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) naar voren
heeft geduwd teneinde te bereiken dat die [slachtoffer] zijn geslachtsdeel zou likken en/of
- ( vervolgens) de haren van die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of
- ( vervolgens) de armen van die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( vervolgens) (met kracht) tegen de borst van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of
- ( vervolgens) de armen van die [slachtoffer] op de rug heeft vastgebonden
en/of
- ( vervolgens) zijn penis tegen de billen van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of zijn penis (gedeeltelijk) in de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij,
op of omstreeks 04 januari 2016 te Eindhoven,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft/is hij verdachte (onder meer):
- ( met kracht) aan de haren van die [slachtoffer] getrokken en/of
- ( vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) tegen de muur
geduwd en/of
- ( vervolgens) de polsen van die [slachtoffer] vastgebonden en/of
- ( vervolgens) tegen het hoofd van die [slachtoffer] gestompt en/of
- ( vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) naar voren
geduwd teneinde te bereiken dat die [slachtoffer] zijn geslachtsdeel
zou likken en/of
- ( vervolgens) de haren van die [slachtoffer] (met kracht) vastgepakt
en/of
- ( vervolgens) de armen van die [slachtoffer] (met kracht) vastgepakt
en/of vastgehouden en/of
- ( vervolgens) zijn penis tegen de billen van die [slachtoffer] geduwd
en/of
- ( vervolgens) (met kracht) tegen de borst van die [slachtoffer] gestompt
en/of
- ( vervolgens) de armen van die [slachtoffer] op de rug vastgebonden;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 04 januari 2016 te Eindhoven,
[slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of (met kracht) aan de haren te trekken en/of (met kracht) vast te pakken.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan

Inleiding

Op 4 januari 2016 werd omstreeks 1:48 uur telefonisch bij de politie gemeld dat er zich een geweldsincident had voorgedaan in een pand aan het [adres2] te Eindhoven. In dat pand vond prostitutie plaats en er zou door een klant geweld zijn gebruikt tegen een prostituee. De politie ging ter plaatse en trof daar [getuige1] aan, aldaar werkzaam als toezichthouder/beheerder, samen met de door hem daar opgehouden verdachte. [getuige1] vertelde tegen de verbalisant dat hij had gezien en gehoord dat vanuit kamer nummer 2 het alarm in werking was gesteld en dat er vervolgens een man uit die kamer gerend kwam. Daarna kwam aangeefster [slachtoffer] naar buiten en had aangegeven dat de man die bij [getuige1] stond, haar had mishandeld.

Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair tenlastegelegd is (verkrachting), maar – anders dan de officier van justitie - evenmin het subsidiair ten laste gelegde (poging tot verkrachting), zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Primair en subsidiair is ten laste is gelegd dat verdachte aangeefster heeft gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de anus van aangeefster bracht althans dat hij dat geprobeerd heeft (door zijn penis tegen haar billen te duwen).
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde verkrachting en poging tot verkrachting niet wettig en overtuigend zijn bewezen.
In de aangifte van 4 januari 2016 direct ter plaatse en het informatief gesprek later die dag heeft aangeefster niet verklaard dat verdachte bij haar tegen haar wil seksueel is binnendrongen, of dat hij dat heeft geprobeerd. Zij heeft verklaard dat zij door verdachte is mishandeld en dat verdachte zijn geld terug wilde hebben. Eerst op 5 februari 2016 heeft aangeefster verklaard dat verdachte heeft geprobeerd haar anaal te verkrachten. De enige aanwijzing dat verdachte daadwerkelijk bij aangeefster anaal is binnengedrongen is gelegen in de korte verklaring van aangeefster van 6 januari 2016.
Verdachte heeft ontkend dat hij door middel van geweld geprobeerd heeft seksueel bij aangeefster binnen te dringen. Hij heeft met instemming en medewerking van aangeefster bepaalde handelingen bij aangeefster verricht en aangeefster heeft bij hem handelingen verricht die bestonden uit het (vaginaal) seksueel binnendringen. Toen hij seks in doggy-style wilde deed ze dat aanvankelijk wel, maar ze trok steeds weg en ging daarna op haar rug liggen [2] . Hij wilde zijn geld terug hebben, omdat aangeefster niet die handelingen had verricht die zouden zijn afgesproken. Hij heeft ontkend geweld te hebben gebruikt.
Door verbalisant zijn rode krassen geconstateerd op de onderarmen van aangeefster en met betrekking tot haar rechteronderarm is daarvan ook een foto gemaakt. Niet blijkt dat dat krassen door verdachte is verricht teneinde (al dan niet anale) seks af te dwingen of dat verdachte is doorgegaan met het proberen binnen te dringen op een manier waarop aangeefster het niet wilde.
Ook is geconstateerd [3] dat de rechter borst van aangeefster beschadigd is in die zin dat het implantaat is verplaatst, wat slechts door middel van een operatie kan worden hersteld. Maar uit de verklaring van aangeefster kan niet worden opgemaakt dat het geweld dat die beschadiging heeft veroorzaakt, is verricht om het (proberen dat) anaal binnendringen of ander seksueel binnendringen af te dwingen.
Ten aanzien van de overige in de subsidiaire tenlastelegging omschreven geweldshandelingen kan op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat deze zijn verricht teneinde aangeefster te dwingen het seksueel binnendringen te ondergaan. De rechtbank acht de afgelegde verklaringen en gedane uitlatingen van aangeefster zoals opgenomen in de bewijsmiddelen niet voldoende consistent en deze maken onvoldoende inzichtelijk of de daarin genoemde geweldshandelingen hebben bijgedragen tot het gedwongen ondergaan van verdachtes seksuele handelingen of pogingen daartoe of dat deze geweldshandelingen daarop gericht waren.
Ook overigens bevindt zich in de bewijsmiddelen geen ondersteuning voor de verdachte verweten poging om door middel van de ten laste gelede geweldshandelingen aangeefster te dwingen tot het dulden van het seksueel binnendringen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook het onder subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde.

Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte is van mening dat ook de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling niet bewezen kan worden aangezien uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat is waargenomen dat haren uit het hoofd zijn getrokken of dat aangeefster letsel aan haar hoofd had. Ook is niet vast te stellen dat het krasletsel en het letsel aan de borst is veroorzaakt door verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen.

I:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, voor zover inhoudende:
Op 4 januari 2016 was ik te Eindhoven in het pand [adres2] , kamer 2, samen met de in de tenlastelegging genoemde persoon waarvan ik nu weet dat zij [slachtoffer] heet. Nadat ik de kamer had verlaten ging het alarm af en kwam een beveiliger naar me toe.
Ik zag dat de vrouw uit kamer 2 naar buiten kwam, boos was en naar me schreeuwde.
Daarna werd ik daar door de politie aangehouden.
II:
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] op 4 januari 2016, kort en zakelijk inhoudende [4] :
Ik ben werkzaam op het [adres2] te Eindhoven. Ik werk in kamernummer 2. Ik werkte daar op 4 januari 2016 en liep met een klant naar boven. Hij duwde mij op de grond, op mijn knieën en trok aan mijn haren. Dit deed mij pijn. Hij sloeg met zijn vuist heel hard tegen mijn rechter borst en hij sloeg mij een paar keer op mijn hoofd. Ik heb nu erge last van mijn borst. Hij pakte mij vast aan mijn haren en trok hieraan. Toen hij de deur uit ging drukte ik op de noodknop. Ik ging vervolgens naar beneden. Ik zag dat de man door de beveiliger werd vast gehouden en later door de politie werd aangehouden.
Noot verbalisant:
Ik, verbalisant, zag dat op beide onderarmen van aangeefster vele rode krassen zaten van boven tot beneden aan de pols.
-een letselrapportage betreffende [slachtoffer] ten behoeve van politie, opgemaakt op 17 januari 2016 opgemaakt door A. IJzermans, forensisch arts, naar aanleiding van het letselonderzoek op 8 januari 2016 inhoudende [5] :
Letselbeschrijving:
Borst rechts: Bij inspectie duidelijke zwelling van 4,5 cm zichtbaar onder hele breedte van rechter borst. (…) Onder de rechter borst is een vast-elastische zwelling palpabel, half rond, matig scherp begrensd, losliggend van huid en onderliggend weefsel. Deze zwelling is zeer waarschijnlijk een deel van de genoemde prothese of een deel van de inhoud van de genoemde prothese.
(…)
Omdat ik van mevrouw contact op mocht nemen met de huisarts, kan wel vastgesteld worden dat er op 20 juli 2015 nog niets verplaatst was, de borsten waren symmetrisch en er was geen zwelling zichtbaar onder de rechter borst.
- een proces-verbaal van verhoor van [getuige1] op 4 januari 2016, inhoudende [6] :
Ik ben werkzaam als toezichthouder/beheerder op het [adres2] te Eindhoven. Op 4 januari 2016 hoorde en zag ik dat op kamer nummer 2 het alarm afging. Ik zag dat de deur van kamer 2 openvloog en een manspersoon naar buiten kwam gerend. Ik heb deze man staande gehouden en heb de politie gebeld.
- een proces-verbaal van verhoor van [getuige1] op 5 januari 2016, inhoudende [7] :
Ik zag dat [slachtoffer] , die in kamer 2 werkt, hysterisch naar buiten kwam, ze was hevig geëmotioneerd, schreeuwde, huilde en was ontdaan. Ik hoorde haar zeggen: “Haren trekken, slaan”. Later hoorde ik haar zeggen dat de man haar arm had vastgepakt, aan haar haren had getrokken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 04 januari 2016 te Eindhoven, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] te slaan en aan de haren te trekken en met kracht vast te pakken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ter zake het subsidiair tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zal meewerken aan reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte deelneemt aan een CoVa-training, dat verdachte zich onder ambulante behandeling bij GGzE of soortgelijke instelling dient te stellen en dat verdachte zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan een (dag-)programma.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt dat indien mishandeling bewezen wordt verklaard, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de duur gelijk aan de duur van het voorarrest volstaat. Daarnaast kan een voorwaardelijke strafdeel worden opgelegd met de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een prostituee in een situatie waarin zij als vrouw zich letterlijk bloot geeft en kwetsbaar is en waarin normaliter enige vorm van intimiteit geboden wordt. Verdachte heeft van die situatie en van haar kwetsbare positie misbruik gemaakt door gewelddadig te worden op een moment dat hij om welke reden dan ook niet tevreden was.
Het toegepaste geweld is indringend geweest en heeft een grote indruk op haar gemaakt zoals blijkt uit de staat waarin zij direct na het voorval verkeerde en zoals dat blijkt uit haar toelichting ter terechtzitting op de vordering benadeelde partij.
De rechtbank houdt voorts rekening met de bevindingen van GZ-psycholoog drs. M. van Heteren zoals neergelegd in het op 11 mei 2016 door hem uitgebracht rapport
betreffende een onderzoek naar de persoon van verdachte. Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid, een persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. Verdachte is iemand die vanuit de persoonlijkheidsproblematiek de impulsen slecht kan beheersen. Door de zwakbegaafdheid kan hij ook niet zoveel cognitieve controle toepassen op zijn impulsieve gedrag. De probleemoplossingsvaardigheden om een delict te voorkomen ontbreken.
Geadviseerd wordt om het aan verdachte tenlastegelegde in verminderde mate aan hem toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over in die zin dat de rechtbank verdachte ter zake van de bewezenverklaarde mishandeling verminderd toerekeningsvatbaar acht en zal daarmee bij de bepaling van de straf rekening houden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Verdachte heeft ter terechtzitting zich bereid verklaard de te stellen voorwaarden, zoals die zijn genoemd in het reclasseringsadvies van 23 mei 2016, na te leven.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie het subsidiair tenlastegelegde niet bewezen acht en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Benadeelde partij ter terechtzitting heeft gesteld materiële schade te hebben geleden aangezien haar borstimplantaat is beschadigd door toedoen van verdachte. Zij vordert een bedrag van minimaal € 2.500,-- als vergoeding voor de gestelde kosten van een hersteloperatie bij een particuliere kliniek in Dominicaanse Republiek en de bijkomende kosten voor medicijnen. Benadeelde partij is niet verzekerd voor deze kosten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-- als vergoeding voor materiële schade, bij wijze van voorschot, met toepassing van de maatregel van schadevergoeding. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel dient de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk te worden verklaard omdat de vordering niet is onderbouwd en onduidelijk is of behandeling in Nederland zou kunnen worden ondergaan en vergoed.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering omdat
niet eenvoudig is vast te stellen of de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht en omdat de omvang van de gestelde schade niet eenvoudig is vast te stellen, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 300.

DE UITSPRAAK

Verklaart
niet bewezenhetgeen verdachte
primair en subsidiairis ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

t.a.v. meer subsidiair:mishandeling.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van 42 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 34 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich (uiterlijk) op de derde werkdag die volgt op de dag waarop het vonnis onherroepelijk
wordt, zal melden bij de Reclassering Nederland, Leger des Heils, op het adres
Dr. Cuyperslaan 80, 5623 BB Eindhoven en zich daarna gedurende een door die
reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal
blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde:
1. gedurende de proeftijd zal meewerken aan een ambulante behandeling bij GGzE
(Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen) of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling / behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een CoVa+ training;
3. gedurende de proeftijd zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van reclassering, en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 12 januari 2016 reeds geschorst.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. W.F. Koolen, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 2 december 2016.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna steeds verwezen naar paginanummers uit het eind-dossier, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer Pl2100-2016002365, gesloten op 9 maart 2016, aantal doorgenummerde pagina’s: 73.
2.P-v van verhoor verdachte, p. 66
3.Lestselrapportage ten behoeve van politie, p. 49 en 50, in combinatie met foto’s, p. 24 t/m 27
4.p-v van aangifte p. 16 en 17 en de als bijlage gevoegde foto, p. 18.
5.Letselrapportage t.b.v. politie, p. 49 en 50
6.P-v van verhoor getuige, p. 30.
7.P-v van verhoor getuige p. 33, 34.