ECLI:NL:RBOBR:2016:6592

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2016
Publicatiedatum
28 november 2016
Zaaknummer
01/860388-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke schuld van bestuurder

Op 28 november 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 3 augustus 2015 te Schijndel. De verdachte, bestuurder van een personenauto van het merk Mercedes, reed met een snelheid van ongeveer 80 km/h over de Vlagheide, waar de maximumsnelheid 60 km/h was. Bij het naderen van een onoverzichtelijke kruising heeft hij onvoldoende geremd en een van rechts komende fietser, genaamd [slachtoffer], niet tijdig opgemerkt, wat resulteerde in een aanrijding. De fietsster liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder botbreuken en een kneuzing van het ruggenmerg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijke schuld had aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ervaring als bestuurder, niet voldoende rekening had gehouden met de verkeerssituatie en de belemmerde zichtbaarheid door bosschages. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en hem een taakstraf van 80 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 14 november 2016, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer meegewogen in haar beslissing over de strafmaat. De verdachte heeft spijt betuigd en is niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit, wat in zijn voordeel heeft meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860388-15
Datum uitspraak: 28 november 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 oktober 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 augustus 2015 te Schijndel, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes), daarmede rijdende over de weg, Vlagheide (komende vanuit de richting Eerdsebaan en rijdende in de richting Koeveringsedijk) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt :
verdachte heeft gereden over een weg, genaamd de Vlagheide, met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan toen aldaar toegestaan was en/of heeft bij het naderen van een (gelijkwaardige en/of gezien verdachte's rijrichting onoverzichtelijke) kruising onvoldoende en/of niet tijdig afgeremd, althans onvoldoende en/of niet tijdig vaart geminderd en/of is (vervolgens) met een (gezien de toestand toen aldaar) te hoge snelheid dat/die (onverzichtelijke) kruising/kruisingsvlak opgereden en/of heeft (daardoor) een van rechts komende fietser (genaamd [slachtoffer] ) niet (tijdig) opgemerkt en/of geen voorrang verleend,
waardoor een ander (te weten voornoemde fietser, genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een botbreuk ter hoogte van de nekwervel en/of botbreuk(en) ter hoogte van de rugwervel(s) en/of een kneuzing van het ruggemerg en/of (een) hoofdwond(en) werd(en) toegebracht, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 augustus 2015 te Schijndel, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Mercedes), daarmee rijdende op de weg, de Vlagheide, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft verdachte gereden over die weg (de Vlagheide), met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan toen aldaar toegestaan was en/of bij het naderen van een (gelijkwaardige en/of gezien verdachte's rijrichting onoverzichtelijke) kruising onvoldoende en/of niet tijdig afgeremd, althans onvoldoende en/of niet tijdig vaart geminderd en/of is (vervolgens) met een te hoge snelheid dat/die (onverzichtelijke) kruising/kruisingsvlak opgereden en/of heeft (daardoor) een van rechts komende fietser (genaamd [slachtoffer] ) niet (tijdig) opgemerkt en/of geen voorrang verleend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
Bij de beantwoording van die vraag komt het blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de vorenbedoelde zin. Het maken van een enkele verkeersfout is op zichzelf niet voldoende om een overtreding van artikel 6 WVW aan te nemen.
Op 3 augustus 2015 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de Vlagheide te Schijndel. Verdachte, rijdend in een personenauto van het merk Mercedes, kwam vanuit de richting Eerdsebaan en reed richting de Koeveringsedijk en is daar op de kruising in botsing gekomen met een van rechts komende fietser. De fietsster heeft daarbij een botbreuk ter hoogte van de nekwervel, botbreuken ter hoogte van de ruggenwervels, een kneuzing van het ruggenmerg en verwondingen aan haar hoofd opgelopen.
De rechtbank gaat er op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier van uit dat de auto van verdachte in rijtechnische voldoende staat verkeerde, dat verdachte niet onder invloed van alcohol verkeerde en dat verdachte een ervaren bestuurder is. Vast staat dat het zonnig, droog en helder weer was, maar dat het uitzicht van verdachte op de hem van rechts naderende fietser werd belemmerd door de aanwezige bosschage. Voorts betrof de voor motorvoertuigen ter plaatste toegestane snelheid 60 km/h en heeft het ongeval plaatsgevonden op een gelijkwaardige kruising.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij elke dag over de bewuste weg rijdt en erg goed bekend is met de wegsituatie. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij ongeveer 80 km/h reed en ter hoogte van Recyclingbedrijf Den Ouden een viertal fietsers zag die wilden oversteken. Hij zag deze fietsers echter te laat waardoor hij niet meer tijdig kon stoppen om hen voorrang te verlenen. Daarbij bleven drie van de vier fietsers staan maar één reed er door en met deze fietsster kwam verdachte in botsing.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de aanloop naar de kruising 80 km/h reed en daarmee harder reed dan de toegestane maximumsnelheid van 60 km/h. Deze snelheid was ook te hoog om op een veilige manier de onoverzichtelijke kruising te kunnen naderen. Het zicht van verdachte op de weg van rechts werd immers belemmerd door bosschages. Bij het kiezen van zijn snelheid dient een bestuurder rekening te houden met de zich feitelijk voordoende omstandigheden en zijn snelheid daarop aan te passen. Daar komt bij dat verdachte bekend was met de situatie ter plaatse en het belemmerde uitzicht.
Door met een dergelijk hoge snelheid richting deze onoverzichtelijke kruising te rijden heeft verdachte de fietsers niet tijdig opgemerkt, hen geen voorrang verleend en kon hij niet tijdig afremmen om een botsing met het slachtoffer mevrouw [slachtoffer] te voorkomen.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van aanmerkelijke schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Als gevolg van het ongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
op 3 augustus 2015 te Schijndel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes), daarmede rijdende over de weg, Vlagheide (komende vanuit de richting Eerdsebaan en rijdende in de richting Koeveringsedijk) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te handelen als volgt:
verdachte heeft gereden over een weg, genaamd de Vlagheide, met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur en met een hogere snelheid dan toen aldaar toegestaan was en heeft bij het naderen van een gelijkwaardige en gezien verdachte's rijrichting onoverzichtelijke kruising onvoldoende en niet tijdig afgeremd, en is vervolgens met een gezien de toestand toen aldaar te hoge snelheid die onoverzichtelijke kruising opgereden en heeft daardoor een van rechts komende fietsster, genaamd [slachtoffer] , niet tijdig opgemerkt en geen voorrang verleend,
waardoor een ander, te weten voornoemde fietsster genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een botbreuk ter hoogte van de nekwervel en botbreuken ter hoogte van de rugwervels en een kneuzing van het ruggenmerg en hoofdwonden werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie gaat uit van het primair ten laste gelegde en heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft bij het naderen van een kruising een van rechts komende fietsster niet opgemerkt, waardoor een botsing tussen de fietsster en de personenauto van verdachte heeft plaatsgevonden. Hierdoor heeft de fietsster zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit moet op het slachtoffer een zware impact hebben gehad, zowel op het moment van de aanrijding als ook gedurende de revalidatie die daar op volgde.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij meerdere keren spijt heeft betuigd jegens het slachtoffer en daarin oprecht overkomt, alsmede dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank acht een taakstraf van 80 uren passend en geboden. Daarnaast vindt de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren op haar plaats. De rechtbank legt deze straf voorwaardelijk op om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 176, 179.

DE UITSPRAAK

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. primair:
Taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
T.a.v. primair: Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P.J.A. Huttenhuis, griffier,
en is uitgesproken op 28 november 2016.
Mr. Schneider is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.