ECLI:NL:RBOBR:2016:6501

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
C/01/294082 / HA ZA 15-388
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van onrechtmatige bouwwerken en bomen op grond van eigendomsrecht

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben eisers, eigenaren van een perceel, een vordering ingesteld tegen hun achterburen, gedaagden, met betrekking tot de eigendomsgrenzen en de aanwezigheid van bouwwerken en bomen. De zaak betreft een geschil over de feitelijke en kadastrale erfgrens tussen de percelen van partijen. Eisers stellen dat gedaagden onrechtmatig een tuinhuis, volière en bomen hebben geplaatst op grond die volgens hen in eigendom toebehoort aan hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afscheidingsmuur tussen de percelen de feitelijke grens vormt en dat eisers niet hebben aangetoond dat zij eigenaar zijn van de strook grond achter de muur. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers tot verwijdering van de bouwwerken en bomen toegewezen, omdat deze in strijd zijn met de wetgeving omtrent de afstand tot de erfgrens. Gedaagden hebben zich verweerd met een beroep op verjaring, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verjaringstermijn niet is voltooid. De rechtbank heeft ook de dwangsommen en buitengerechtelijke kosten toegewezen, maar de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 23 november 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/294082 / HA ZA 15-388
Vonnis van 23 november 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. B.J. Bloemendal te Bergeijk,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. C.C.C.A.M. Kuijken te Valkenswaard.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] (enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juli 2015
  • akte d.d. 3 februari 2016 met drie producties van [eisers] ;
  • het proces-verbaal van de comparitie ter plaatse van 26 mei 2016;
-akte van uitlating d.d. 6 juli 2016 van [gedaagden] ;
-akte van uitlating en overlegging producties d.d. 6 juli 2016 van [eisers] ;
-antwoordakte d.d. 20 juli 2016 van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is sinds 2001 eigenaar van het perceel aan de [adres 1] . In de leveringsakte staat vermeld dat hij heeft gekocht en in eigendom aanvaard het woonhuis met aanhorigheden, ondergrond, erf en tuin staande en gelegen te [adres 1] , kadastraal bekend gemeente Bergeijk, [sectienummer] , groot vier aren en vijf en negentig centiaren.
[gedaagden] is sinds 2000 eigenaar van het perceel [adres 2] .
Partijen zijn achterburen, in die zin dat hun percelen aan de achterzijde aan elkaar grenzen. Over nagenoeg de gehele breedte van de achtergrens bevindt zich een muur die de feitelijke grens tussen beide percelen vormt. Deze afscheidingsmuur is twee meter hoog en opgericht op of rond 1990 door de rechtsvoorganger van [eisers] . Deze muur is eigendom van [eisers] . Aan de zijde van [gedaagden] is tegen een gedeelte van de muur aan de kant van de noordzijde een tuinhuis gebouwd dat is verankerd in de afscheidingsmuur en aan de andere zijde van de muur een volière. Tuinhuis en volière zijn gebouwd in 2002. Tussen het tuinhuis en de volière staan op korte afstand van de muur twee bomen (coniferen) die boven de muur uitsteken en gedeeltelijk eroverheen hangen.
In 2014 heeft [eisers] in verband met bouwplannen voor een bijgebouw in de tuin en het daartoe slopen van de muur tussen beide percelen aan de hand van kadastrale kaarten van 30 november 1989geconstateerd dat de kadastrale grens tussen zijn perceel en dat van [gedaagden] achter de muur ligt. Volgens de kadastrale kaarten loopt de kadastrale grens tussen de beide percelen op een afstand van ongeveer 29 cm tot 12 cm van de muur op het perceel aan de zijde van [gedaagden] .
Bij brief van 18 september 2014 heeft [eisers] [gedaagden] verzocht en gesommeerd aan “de overbouw” een einde te maken.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisers] vordert voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Een verklaring voor recht dat,
1. sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers] door [gedaagden] vanwege de bouw en instandhouding van een tuinhuis, volière en terras inclusief fundering op grond die in eigendom toebehoort aan [eisers] ;
2. sprake is van het in strijd met de wet althans gemeentelijke verordening plaatsen en geplaatst houden van een tweetal bomen op grond die in eigendom toebehoort aan [eisers] althans binnen een niet toegestane afstand van de erfgrens.
En veroordeling van [gedaagden] :
I. primair tot verwijdering van de gehele overbouw (tuinhuis, terras, volière, fundering) voor zover deze staat op het grondgebied van [eisers] binnen een termijn van vier weken nadat een hiertoe veroordelend vonnis aan [gedaagden] wordt betekend.
II. subsidiair tot het ongedaan maken van de verankering van het tuinhuis en volière
en terras inclusief fundering aan de scheidsmuur van [eisers] .
III. tot verwijdering van de twee bomen inclusief wortels welke staan op het
grondgebied van [eisers] dan wel zich bevinden binnen een halve meter van de
erfgrens binnen een termijn van vier weken nadat een hiertoe veroordelend vonnis
aan [gedaagden] wordt betekend.
IV. tot betaling van dwangsommen aan [eisers] ten bedrage van € 2.000,- per dag
voor elke dag dat [gedaagden] na de termijn genoemd onder 1 tot en met III het hierin gestelde niet althans niet volledig nakomt, tot een maximum van € 100.000,-,
althans te veroordelen tot betaling van dwangsommen ter grootte van een bedrag en een maximaal te bepalen bedrag door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen.
V. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.395,-, althans
tot een bedrag door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen op grond van het
Rapport BGK-Integraal 2013.
VI. te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder advocaatkosten en
door de rechtbank in goede justitie vast te stellen nakosten van € 131,- (zonder
betekening) en € 205,- (met betekening).
VII. te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onderdelen IV tot en met
VII vanaf de dag van het wijzen van het vonnis tot aan de dag der algehele
voldoening.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De erfgrens en de vordering over de strook grond

4.1.
Partijen verschillen van mening over de erfgrens tussen hun percelen. [eisers] beroept zich op de kadastrale grens. [gedaagden] stelt dat hij bezitter te goede trouw is van zijn perceel tot aan de feitelijke grens, de muur.
4.2
[eisers] heeft gesteld dat hij op grond van de kadastrale gegevens eigenaar is van de strook grond achter de muur. Bij zijn akte van 6 juli 2016 heeft hij er gewezen dat hij volgens de koopakte een perceel heeft gekocht dat precies even groot is als het kadastrale perceel. Daarmee acht hij aangetoond dat hij eigenaar is geworden van het kadastrale perceel. [gedaagden] heeft in zijn reactie betwist dat [eisers] daarmee heeft aangetoond eigenaar te zijn van meer dan het perceel tot aan de reeds bestaande twee meter hoge stenen muur aan de achterzijde van zijn perceel. Hij wijst op artikel 2 van de leveringsakte waarin is vermeld dat de in de leveringsakte opgegeven kadastrale oppervlakte geen recht geeft op verrekening en dat het verkochte feitelijk wordt aanvaard in de staat waarin het zich bevindt. [gedaagden] voegt hier aan toe: derhalve tot aan de gemetselde muur.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] niet heeft aangetoond van een groter perceel eigenaar te zijn geworden dan het perceel zoals dat door de muur wordt afgesloten. De rechtbank wijst er in dit verband op dat [eisers] zelf bij de aankoop van zijn onroerend goed ervan uitging dat de muur de perceelsgrens vormde en dat hij er pas in 2014 na bestudering van de kadastrale kaarten achter kwam dat de kadastrale grens tot maximaal 30 cm achter de muur lag. Vaststaat dat de toenmalige eigenaresse, mevrouw [naam 1] , de afscheidingsmuur in 1990 aan de achterzijde van haar perceel over nagenoeg de gehele breedte een afscheidingsmuur heeft laten oprichten. [gedaagden] heeft gesteld, en [eisers] heeft dat niet betwist, dat [naam 2] heeft de muur opgericht en dat deze [naam 2] heeft verklaard dat hij de muur op de kadastrale grens heeft geplaatst of althans heeft willen plaatsen. De rechtbank concludeert hieruit, dat ook de rechtsvoorgangster van [eisers] ervan is uitgegaan dat de muur de erfgrens vormde. Dit betekent dat tussen de rechtsvoorgangster en [eisers] de wilsovereenstemming heeft bestaan het perceel met de muur als grens (en niet de strook achter de muur) respectievelijk te verkopen en te kopen. Dat het perceel zoals partijen het bedoelden te verkopen en te kopen niet de exacte afmetingen had zoals in de koopakte omschreven, maakt niet dat daaruit blijkt dat de wilsovereenstemming tot koop en verkoop mede was gericht op de strook achter de muur.
Dit leidt ertoe dat de vorderingen voor zover die zijn gebaseerd op de eigendom van [eisers] van de strook grond achter de muur dienen te worden afgewezen.
4.5.
Het plaatsen en instandhouden van twee bomen
[gedaagden] heeft zich ter zake van de vordering tot verwijdering van de bomen beroepen op verjaring van het recht verwijdering van de bomen te vorderen. De bomen zijn coniferen die in 2002 zijn geplant en gestaag zijn gegroeid. Voorts is volgens hem niet genoegzaam toegelicht welk belang [eisers] heeft bij de vordering. [gedaagden] is bereid, indien alsnog wordt aangevoerd dat de bomen overlast bezorgen, de hoogte van de bomen terug te brengen tot een hoogte van vier meter.
4.6.
De rechtbank stelt vast dat niet is betwist dat de bomen in strijd met wetgeving binnen twee meter van erfgrens staan. Het beroep op verjaring van [gedaagden] dat de bomen er al sinds 2002 staan, kan niet slagen. [gedaagden] stelt zelf immers dat de bomen gestaag zijn gegroeid. De verjaringstermijn is daarom niet reeds in 2002 gestart, maar eerst vanaf het moment dat de bomen boven de afscheidingsmuur zijn uitgekomen. Gesteld noch gebleken is, dat de verjaring is voltooid vanaf dat moment.
4.7.
Tijdens de descente is besproken en gebleken dat [eisers] wel hinder ondervindt van de bomen, omdat ze licht wegnemen en takken overhangen.
4.8.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het verweer van [gedaagden] passeren en de vorderingen over de bomen (II en III) toewijzen zoals hieronder onder 5 is weergegeven.
4.9.
het ongedaan maken van de verankering van het tuinhuis en volière en terras inclusief fundering aan de scheidsmuur van [eisers]
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisers] eigenaar is van de scheidsmuur. Tegen de vordering van [eisers] tot verwijdering van de verankeringen in de muur, heeft [gedaagden] zich beroepen op een overleg dat hij met [eisers] zou hebben gehad over verankering van de zijmuren van het tuinhuis in de afscheidingsmuur. [eisers] heeft betwist dat hij goedkeuring hieraan heeft gegeven.
4.10.
De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is, dat [eisers] toestemming heeft gegeven voor het verankeren van het tuinhuis en de volière in de afscheidingsmuur. De rechtbank voegt hieraan toe, dat ook al zou er in 2002 toestemming voor zijn gegeven, dit niet betekent dat [eisers] nu niet van [gedaagden] kan verlangen de verankering los te maken. [eisers] wenst nu om hem moverende reden zijn muur af te breken en te herbouwen. Dat [eisers] in 2002 nog het plan zou hebben gehad om een fietsenhok te bouwen en dat hok ook in constructief verband met de muur te zetten, maakt niet dat hij dat nu nog steeds moet willen. [eisers] mag zijn plannen veranderen en zijn eigendomsrecht uitoefenen.
Voor zover [gedaagden] zich erop beroept dat aan [eisers] geen beroep op zijn eigendomsrecht toekomt, omdat hij daar geen belang bij heeft overweegt de rechtbank het volgende.
Aan [eisers] zou geen beroep op zijn eigendomsrecht toekomen, indien hij zich daar uitsluitend op beroept om [gedaagden] te schaden. Daarvan is hier echter geen sprake. [eisers] heeft gemotiveerd uiteengezet, dat hij de afscheidingsmuur wil verwijderen om een bijgebouw met spouwmuur te plaatsen. Dat [gedaagden] van mening is dat de afscheidingsmuur gebruikt kan worden als onderdeel van dat bijgebouw, maakt niet dat [eisers] zich niet op een ander standpunt kan stellen. De rechtbank verwijst in dit verband naar productie 13 van [eisers] waarin architect Sengers verklaart dat de afscheidingsmuur niet geschikt is om onderdeel uit te maken van het te bouwen bijgebouw.
4.11.
Gelet op wat hierboven is overwogen, dient het verweer van [gedaagden] te worden gepasseerd. De vordering die erop neer komt dat [gedaagden] hetgeen hij tegen zijn kant van de muur aan de muur heeft vastgemaakt dient los te maken zodat de muur verwijderd kan worden, dient te worden toegewezen als hieronder.
4.12.
dwangsommen
Tegen de gevorderde dwangsommen is geen afzonderlijk verweer gevoerd. De rechtbank ziet aanleiding de dwangsommen te matigen tot een bedrag van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00. De termijn waarbinnen aan de veroordelingen dient te worden voldaan wordt in plaats van op vier weken gesteld op acht weken gelet op de hoeveelheid te verwachten werk die uitvoering van de veroordeling met zich mee zal brengen in samenhang met de komende winterperiode.
4.13.
buitengerechtelijke kosten
[gedaagden] heeft de vordering inzake de buitengerechtelijke kosten als onvoldoende onderbouwd betwist. Met betrekking tot deze kosten geldt dat deze op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens artikel 241 Rv. de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. De rechtbank is van oordeel, dat uit het dossier genoegzaam is gebleken dat buitengerechtelijke activiteiten zijn verricht die een vergoeding rechtvaardigen en die niet onder de proceskosten vallen. Deze kosten zullen conform het rapport BGK-integraal 2013 worden toegewezen tot een bedrag van € 925,00. De vergoeding van de gemaakte kosten voor het kadaster worden niet toegewezen, omdat dat deel van de vordering dat samenhangt met de grensreconstructie en kadastrale inmeting wordt afgewezen.
4.14.
de wettelijke rente
De wettelijke rente over de eventueel te verbeuren dwangsommen zal worden toegewezen vanaf de dag dat zij zijn verbeurd en de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten vanaf de dag van dit vonnis.
4.15.
proceskosten
Partijen zijn over en weer in het gelijk gesteld. De proceskosten worden om die reden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
1. verklaart voor recht dat de twee bomen (coniferen) achter in de tuin van [gedaagden] bij de afscheidingsmuur van [eisers] staan binnen een niet toegestane afstand van de erfgrens;
2. veroordeelt [gedaagden] tot verwijdering van de twee bomen inclusief wortels welke zich bevinden binnen een halve meter van de erfgrens binnen een termijn van acht weken nadat dit vonnis aan [gedaagden] wordt betekend;
3. veroordeelt [gedaagden] tot het ongedaan maken van de verankering van het tuinhuis en volière en terras inclusief fundering aan de scheidsmuur van [eisers] binnen een termijn van acht weken nadat dit vonnis aan [gedaagden] wordt betekend;
4. veroordeelt [gedaagden] tot betaling van dwangsommen aan [eisers] ten bedrage van € 100,00 per dag voor elke dag dat [gedaagden] na de termijn genoemd onder 2 en 3 het hierin gestelde niet althans niet volledig nakomt, tot een maximum van € 10.000,00;
5. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 925,00;
6. tot betaling van de wettelijke rente over de verbeurde dwangsommen vanaf de verschillende data dat deze sommen verbeurd gaan worden;
7. tot betaling van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten vanaf de dag van dit vonnis;
8. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen;
9. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
10. wijst af hetgeen meer en of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Kobussen en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2016.