ECLI:NL:RBOBR:2016:6439

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
01/860055-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige via webcam, vrijspraak voor grooming en kinderporno

Op 18 november 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op 24 juli 2000, via de webcam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 juni 2014 tot en met 9 juli 2014 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De verdachte heeft via internet en telefoon contact onderhouden met het slachtoffer en haar ertoe bewogen om seksuele handelingen te verrichten en deze aan hem te verzenden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen van grooming en poging tot grooming, omdat niet is komen vast te staan dat de verdachte een voorstel heeft gedaan voor een voldoende bepaalde ontmoeting met het slachtoffer. Evenzo is de verdachte vrijgesproken van het bezit van kinderporno, omdat er geen kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen waarover de verdachte kon beschikken. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet voldoende inzicht heeft in de ernst van zijn gedrag en geen berouw toont, wat heeft geleid tot de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860055-16
Datum uitspraak: 18 november 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
[woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 oktober 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2014 tot en met 9 juli 2014 te Grave en/of Spijkenisse, in elk geval in Nederland (telkens) met [het slachtoffer] , geboren op 24 juli 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal (telkens) ontuchtig
- via internet en/of telefoon contact heeft gezocht en/of onderhouden met die [het slachtoffer] en/of
- die [het slachtoffer] ertoe heeft bewogen om een foto van diens ontblote borsten en/of vagina en/of een film waarin die [het slachtoffer] zichzelf bevredigd en/of ontblote lichaamsdelen toont, in elk geval een seksueel getinte afbeelding en/of film te maken en/of (vervolgens) aan hem, verdachte, te verzenden (via internet en/of telefoon) en/of
- een foto van een/verdachtes ontblote geslachtsdeel, in ieder geval een seksueel getinte afbeelding, aan die [het slachtoffer] heeft verzonden (via internet en/of telefoon) en/of
- (ondertussen) een seksueel getint gesprek met die [het slachtoffer] heeft gevoerd (via internet en/of telefoon);
2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2014 tot en met 9 juli 2014 te Grave en/of Spijkenisse, in elk geval in Nederland (telkens) door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiemiddel (te weten een telefoon en/of computer en/of (chat)gesprekken via skype en/of badoo en/of
internet) een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te weten [het slachtoffer] , geboren op 24 juli 2000, een of meer ontmoetingen heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [het slachtoffer] te plegen, terwijl hij (telkens) enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting(en) immers heeft hij verdachte, meermalen, althans éénmaal (telkens)
- die [het slachtoffer] gevraagd of ze van huis zou kunnen om hem te onmoeten en/of heeft gevraagd of hij haar (in het echt) mocht zien en/of
- die [het slachtoffer] heeft gezegd dat als ze hem wil ontmoeten ze naar hem, verdachte, moet komen en/of dat hij graag met haar wil vrijen en/of haar wil knuffelen en/of hij haar graag in de ogen wil kijken en ervaring wil geven
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2014 tot en met 9 juli 2014 te Grave en/of Spijkenisse, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiemiddel (te weten een telefoon en/of computer en/of (chat)gesprekken via skype en/of badoo en/of internet) een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te weten [het slachtoffer] , geboren op 24 juli 2000 een of meer ontmoetingen heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [het slachtoffer] te plegen, terwijl hij (telkens) enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting(en) immers heeft hij verdachte, meermalen, althans éénmaal (telkens)
- die [het slachtoffer] gevraagd of ze van huis zou kunnen om hem te onmoeten en/of heeft gevraagd of hij haar (in het echt) mocht zien en/of
- die [het slachtoffer] heeft gezegd dat als ze hem wil ontmoeten ze naar hem, verdachte, moet komen en/of dat hij graag met haar wil vrijen en/of haar wil knuffelen en/of hij haar graag in de ogen wil kijken en ervaring wil geven

terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;

3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2014 tot en met 9 juli 2014 te Grave en/of Spijkenisse, in elk geval in Nederland meermalen, althans éénmaal (telkens) een (aantal) afbeelding(en), te weten 4 foto's heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeeldingen en/of films (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt (waaronder [het slachtoffer] ), was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het (gedeeltelijk) naakt (laten) poseren van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt van die persoon nadrukkelijk de ontblote vagina en/of de onblote borsten in beeld zijn gebracht;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2014 tot en met 9 juli 2014 te Grave en/of Spijkenisse, in elk geval in Nederland één of meermalen (telkens) aan [het slachtoffer] , geboren op 24 juli 2000, van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt, een foto en/of film van een/verdachtes onblote geslachtdeel, in ieder geval (een) afbeelding(en) welke schadelijk zijn/is te achten voor personen beneden de leeftijd van 16 jaar, heeft verstrekt, aangeboden en/of vertoond (via internet en/of telefoon).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak feit 2 primair.

Aan verdachte is onder feit 2 primair ‘grooming’ tenlastegelegd, strafbaar gesteld bij artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht.
Voor strafbaarheid van ‘grooming’ is naast de in art. 248e Sr genoemde overige vereisten onder meer vereist dat verdachte “een ontmoeting voorstelt”, alsmede dat hij “enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting”.
De strafbaarstelling richt zich nadrukkelijk op het grijze gebied waarin nog geen sprake is van het plegen van daadwerkelijk seksueel misbruik, maar waar wel misbruik wordt gemaakt van de open communicatiemogelijkheden op internet om kinderen te benaderen en tot misbruik te verleiden. De nadruk ligt hierbij op de communicatiefase; de fase waarin het kind op internet in chat- en emailverkeer door de dader wordt bewerkt en verleid. Uit de inhoud van de desbetreffende chat- en emailberichten zal veelal het oogmerk van de dader op het plegen van seksueel misbruik kunnen worden afgeleid.
De strafbaarstelling vereist dat het gedrag van de dader een voorstel voor een ontmoeting met het kind inhoudt, gevolgd door handelingen die gericht zijn op de verwezenlijking van die ontmoeting. Deze gedragingen onderstrepen de vastheid van het voornemen van de dader om zijn digitaal misbruik daadwerkelijk om te zetten in het plegen van fysiek misbruik.
Er is voor strafbaarheid derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen of het peilen van de bereidheid van het kind om elkaar te ontmoeten. Voor de strafwaardigheid is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een min of meer concrete ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting als voorbereiding gericht op die ontmoeting.
In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat hij een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met [het slachtoffer] te plegen, terwijl hij handelingen heeft ondernomen die gericht zijn op het verwezenlijken van die ontmoeting.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet is komen vast te staan dat door verdachte een voorstel is gedaan voor een voldoende bepaalde ontmoeting. Evenmin zijn de in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen voldoende concreet om te kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op het verwezenlijken van een (voorgestelde) ontmoeting.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 2 subsidiair.

Aan verdachte is onder feit 2 subsidiair poging tot het plegen van de onder feit 1 omschreven strafbare ‘grooming’ tenlastegelegd.
Om te kunnen spreken van een strafbare poging tot ‘grooming’ is evenwel vereist dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Gedragingen vormen een begin van uitvoering van een misdrijf als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, wanneer zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 810 nr. 3, p. 6-7) is voor “grooming” wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Kern van de strafbare handeling van artikel 248e Wetboek van Strafrecht is dan ook het doen van een voorstel tot een ontmoeting. In het kader van de vraag of er sprake was van een poging tot “grooming”, is het dan ook de vraag of verdachte het voornemen had om een voorstel tot een ontmoeting te gaan doen, en daarmee of verdachte het wilsbesluit had genomen om dat voorstel te gaan doen.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de bewijsmiddelen onvoldoende aanwijzing dat dat besluit reeds door verdachte genomen was. Uit de in het dossier opgenomen chatgesprekken tussen verdachte en de minderjarige kan weliswaar worden afgeleid dat bij verdachte de interesse bestond in een ontmoeting en zelfs de wens bestond om ooit een ontmoeting met de minderjarige [het slachtoffer] te hebben, en verdachte heeft via die chatgesprekken [het slachtoffer] ook gepolst of zij daarvoor open stond en of dat praktisch mogelijk zou zijn, maar uit de bewijsmiddelen en specifiek uit de in de tenlastelegging feitelijk weergegeven handelingen van verdachte, is niet af te leiden dat verdachte een dergelijk besluit tot het doen van een voorstel tot een min of meer concrete ontmoeting reeds had genomen en dat die ten laste gelegde handelingen ter uitvoering van een dergelijk voornemen zijn verricht.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.

Vrijspraak feit 3.

Onder feit 3 is aan verdachte (kort gezegd) tenlastegelegd het verwerven en/of het bezit van en/of het zich toegang verschaffen tot kinderpornografische afbeeldingen, te weten vier foto’s, als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Bij het onderzoek aan de bij verdachte in beslag genomen gegevensdragers zijn geen kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen waarover verdachte kon beschikken. Daarmee kan het bezit van noch het verwerven, in de zin van het verkrijgen van de beschikkingsmacht, van kinderporno in de ten laste gelegde periode bewezen worden verklaard.
De rechtbank kan op grond van de inhoud van wettelijke bewijsmiddelen wel vaststellen dat verdachte zich via internet toegang heeft verschaft tot seksueel getinte foto’s van [het slachtoffer] op de internetsite van Badoo. Op grond van de inhoud van het dossier
kan worden vastgesteld dat [het slachtoffer] aan verdachte toegang heeft verschaft tot afbeeldingen van haarzelf. Het gaat daarbij om een viertal foto’s die door [het slachtoffer] geplaatst waren op de internetsite Badoo. Verdachte heeft op 1 juli 2014 in een chatgesprek
op de site Badoo aan [het slachtoffer] gevraagd “mag ik toegang tot je privé-albums?” [het slachtoffer] heeft daarop geantwoord: “Natuurlijk, nu kun je al mijn albums zien” (dossier p. 9, 100).
[het slachtoffer] heeft verklaard dat zij op de internetsite van Badoo in haar profiel een leeftijd heeft aangegeven van meer dan twintig jaar. Uit het dossier komt verder naar voren dat [het slachtoffer] zich met make-up en bepaalde kleding zou kunnen voordoen als een volwassene.
Verdachte heeft verklaard dat hij aanvankelijk helemaal niet wist en later ook niet van [het slachtoffer] aannam dat zij minderjarig was.
Het dossier bevat een gesprek waarin verdachte op 2 juli 2014 bij het zien van de foto’s van [het slachtoffer] tegen haar zegt: “dat zie ik niet aan je foto dat jij 14 zou zijn…” (dossier p. 106).
Uit de inhoud van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte genoemde [het slachtoffer] voor het eerst op de site Badoo heeft benaderd op 30 juni 2014 en dat verdachte zich op 2 juli 2014 de toegang heeft verschaft tot de afbeeldingen die [het slachtoffer] , die op dat moment, terwijl zij toen de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, op de site Badoo had geplaatst en waarop zij zelf te zien was.
De rechtbank kan echter niet op grond van wettige bewijsmiddelen vaststellen dat verdachte op 30 juni 2016 of op het moment dat hij zich toegang verschafte tot de foto’s waarop [het slachtoffer] te zien was, wist of redelijkerwijs diende te vermoeden dat het afbeeldingen betrof van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat op 30 juni 2014 de betreffende website van Badoo aangaf dat deze slechts toegankelijk was voor volwassenen.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde.

Vrijspraak feit 4.

Aan verdachte wordt onder feit 4 (kort gezegd) verweten dat hij aan een persoon van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die persoon de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, een afbeelding heeft verstrekt of aangeboden of vertoond, terwijl die afbeelding schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar.
De hier van toepassing zijnde bepaling van artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht dient ter bescherming van de (in het algemeen kwetsbare) jeugdige tegen beelden die voor de betreffende leeftijd min of meer schokkend zijn en wel zodanig dat door het tonen daarvan het risico op schade voor de ontwikkeling van jongeren uit de betrokken risicogroep beneden de zestien jaar ontstaat.
Naar het oordeel van de rechtbank is de afbeelding van een ontbloot geslachtsdeel niet zonder meer een afbeelding waarvan het redelijkerwijs te verwachten is dat het vertonen daarvan een schadelijke invloed heeft op jongeren beneden de zestien jaren.
Reeds op grond van het vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
1. in de periode van 30 juni 2014 tot en met 9 juli 2014 te Grave en Spijkenisse, telkens met [het slachtoffer] , geboren op 24 juli 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande hierin dat hij, verdachte, meermalen telkens ontuchtig
- via internet en telefoon contact heeft gezocht en onderhouden met die [het slachtoffer] en
- die [het slachtoffer] ertoe heeft bewogen om een seksueel getinte afbeelding te maken en aan hem, verdachte, te verzenden en
- een seksueel getinte afbeelding aan die [het slachtoffer] heeft verzonden
- (ondertussen) een seksueel getint gesprek met die [het slachtoffer] heeft gevoerd via internet en telefoon.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging.

Verdachte heeft van 3 juli tot en met 6 juli 2014 met [het slachtoffer] via Skype verschillende seksueel getinte gesprekken gevoerd. Uit de in het dossier weergegeven chatgesprekken blijkt dat verdachte [het slachtoffer] heeft gevraagd om voor de webcam seksuele handelingen met haarzelf te verrichten en seksueel getinte poses aan te nemen. Uit de reactie van verdachte kan worden afgeleid dat zij aan zijn verzoek gehoor heeft gegeven. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat [het slachtoffer] en hij de webcam hadden aanstaan en dat hij via de webcam heeft gezien dat zij haar bloesje omhoog had gedaan en haar broek een stukje naar beneden.
De rechtbank heeft zich ambtshalve de vraag gesteld of deze wijze van communiceren via de webcam kan worden geduid als het maken en verzenden van een afbeelding.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
[het slachtoffer] heeft de webcam aangezet. De webcam heeft het beeld van [het slachtoffer] opgenomen, de betreffende data zijn via internet verzonden naar de GSM van verdachte. Verdachte heeft
de data ontvangen op zijn GSM, waar deze data zijn omgezet in een afbeelding van [het slachtoffer] . Dat de beelden niet zijn vastgelegd neemt niet weg dat op het moment dat de beelden werden opgenomen, verzonden en ontvangen er sprake was van een seksueel getinte afbeelding. Verdachte heeft via de webcam zijn ontblote penis aan [het slachtoffer] getoond. Ook hier is sprake van het verzenden van een afbeelding.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Zij acht het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen en vordert verdachte ter zake van feit 2 subsidiair te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert, en verdachte ter zake van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Daarnaast vordert zij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.500,-- als vergoeding voor immateriële schade, met toekenning van de wettelijke rente en toepassing van de maatregel tot schadevergoeding. In het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straf die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank het volgende mee.
Verdachte heeft zich ten aanzien van de toen 13-jarige [het slachtoffer] schuldig gemaakt aan een zedendelict. Verdachte heeft met haar gesprekken met een ontuchtige strekking gevoerd en hij heeft – na verloop van een paar dagen - haar bewogen om via de webcam seksueel getinte beelden van zichzelf te maken en deze aan hem, verdachte, te verzenden. Tevens heeft verdachte haar beelden van hem en van zijn ontblote geslachtsdeel laten zien.
Het behoeft geen betoog dat dit soort feiten, juist aan kinderen en adolescenten die in een seksuele ontwikkelingsfase verkeren, ernstige psychische, emotionele en lichamelijke schade kunnen toebrengen zoals ook blijkt uit de in het dossier aanwezige slachtofferverklaring van het slachtoffer. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van deze minderjarige. Daarnaast heeft verdachtes handelen, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [pleegmoeder verdachte] , [pleegmoeder verdachte] - [het slachtoffer] , tot veel verdriet, onrust en grote zorgen geleid bij haar en binnen het gezin.
Verdachte heeft daarmee de in acht te nemen grenzen grovelijk overschreden, waarbij hij zich door zijn eigen (lust)gevoelens heeft laten leiden en in het geheel geen rekening heeft gehouden met de gevoelens en belangen van anderen.
De rechtbank weegt ook mee dat verdachte terechtzitting heeft laten zien dat hij niet beseft dat zijn gedrag volstrekt onacceptabel is. Hij heeft geen idee van wat hij zijn slachtoffers heeft aangedaan en toont geen enkel berouw over zijn laakbaar gedrag.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank ook ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit werd veroordeeld en verdachte kennelijk zelfs thans niet of onvoldoende bereid is zijn gedrag te veranderen.
De rechtbank weegt daarnaast anderzijds mee dat sinds het tijdstip waarop het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken .
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat alleen een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is voor de door verdachte gepleegde feiten. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk Daarbij acht de rechtbank, met de officier van justitie, een proeftijd van 3 jaren aangewezen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank het opleggen van reclasseringstoezicht niet zinvol. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek naar zijn persoon door een psycholoog en heeft eveneens geweigerd mee te werken aan een voorlichtingsrapportage van de reclassering. De rechtbank verwacht niet dat verdachte zich zal laten begeleiden door de reclassering.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank minder feiten bewezen verklaard dan de officier van justitie bewezen acht en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de benadeelde partij [het slachtoffer] niet ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding van immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het gestelde ter onderbouwing van de vordering onvoldoende zicht is gekregen op de omvang van de door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks veroorzaakte psychische schade. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 63, 247.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair en subsidiair, feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1: Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
T.a.v. feit 1: Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.
Compensatie van de kosten in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 18 november 2016.