ECLI:NL:RBOBR:2016:6410

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
01/880617-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en poging tot oplichting met bankpassen en pincodes

Op 17 november 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, meermalen gepleegd, en poging tot oplichting. De verdachte heeft uit naam van verschillende bedrijven een bank bewogen tot de afgifte van bankpassen en pincodes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen bankpassen en pincodes heeft aangevraagd en verkregen, waarmee vervolgens geldbedragen zijn gepind en/of overgeboekt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van € 10.000,- subsidiair 85 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte over dwang en bedreiging door derden niet geloofwaardig geacht en heeft geconcludeerd dat hij handelde uit financieel gewin. De rechtbank heeft ook beslagbeslissingen genomen met betrekking tot de inbeslaggenomen bankpassen en andere goederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880617-14
Datum uitspraak: 17 november 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 oktober 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met
17 oktober 2014 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) de [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas (voor [benadeelde partij 13] ), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid gebeld naar de [benadeelde partij 8] en zich voorgedaan als [valse naam 1] , penningmeester van de Kringloopwinkel en/of vervolgens een nieuwe bankpas voor de Kringloopwinkel aangevraagd en/of vervolgens een aantal door een medewerker van de bank gestelde vragen beantwoord en/of de nieuwe pinpas naar het adres [adres 1] laten sturen, waardoor (een medewerker van) de [benadeelde partij 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) naar de Kringloopwinkel is gegaan en/of de bankpas in ontvangst heeft genomen van een pakket-/postbezorger;
2.
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 15 tot en met 16 oktober 2014 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 7493,94 of daaromtrent, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een door middel van oplichting verkregen bankpas;
3.
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 10 september 2014 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) de [benadeelde partij 8] te bewegen tot de afgifte van een bankpas, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, heeft gebeld naar de [benadeelde partij 8] en zich voorgedaan als [valse naam 2] en/of vervolgens een nieuwe bankpas voor [benadeelde partij 10] heeft aangevraagd en/of vervolgens een aantal door een medewerker van de bank gestelde vragen heeft beantwoord en/of de nieuwe pinpas naar het adres [adres 2] laten sturen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 maart 2014 tot en met 31 oktober 2014 te Eindhoven en/of Oirschot en/of Barendrecht en/of Apeldoorn en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) (een) medewerker(s) van) de [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot de afgifte van (een) bankpas(sen) voor (respectievelijk)
a. a) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
b) [benadeelde partij 3] en/of
c) [benadeelde partij 4] en/of
d) [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of
e) [benadeelde partij 7] , in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid gebeld naar de [benadeelde partij 8] en zich voorgedaan als een medewerker van voornoemd bedrijf en/of vervolgens een nieuwe bankpas voor dat bedrijf aangevraagd en/of vervolgens een aantal door een medewerker van de bank gestelde vragen beantwoord en/of de nieuwe pinpas naar het adres van dat desbetreffende bedrijf laten sturen, waardoor (een medewerker van) de [benadeelde partij 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) naar dat bedrijf is gegaan en/of de bankpas in ontvangst heeft genomen van een pakket-/postbezorger;
5.
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 17 maart 2014 tot en met 31 oktober 2014 te Barendrecht en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen(een) geldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk)
a. a) [benadeelde partij 4] en/of
e) [benadeelde partij 7] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten (een) door middel van oplichting verkregen bankpas(sen);
Ten gevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging onder 3 begaan staat de naam [benadeelde partij 10] vermeld in plaats van [benadeelde partij 10] .
De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft samen met anderen bankpassen en bijbehorende pincodes aangevraagd en verkregen, waarmee vervolgens geldbedragen zijn gepind en/of overgeboekt. De bijdrage van verdachte in het geheel is zodanig essentieel dat er sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die anderen dat ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten het medeplegen wettig en overtuigend is bewezen. De officier van justitie gaat voorbij aan de verklaring van verdachte, voor zover deze betreft dat verdachte de feiten onder dwang en onder bedreiging zou hebben begaan en dat verdachte op het moment van het aanvragen en overhandigen van de bankpassen en de pincodes aan die anderen geen weet had van het feit dat daarmee (aanzienlijke) geldbedragen zouden worden opgenomen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat verdachte een onvoldoende bijdrage heeft geleverd bij de diefstal van geldbedragen met door hem bij de [benadeelde partij 8] opgevraagde bankpassen en bijbehorende pincodes, nu verdachte dit slechts voor anderen heeft gedaan en hij de bankpassen en pincodes aan hen heeft gegeven en hij zelf geen geldopnamen of overboekingen met deze bankpassen heeft gedaan. Er is derhalve geen sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die anderen, dat verdachte als medepleger van de diefstallen kan worden aangemerkt. De verdediging bepleit om die reden vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 5.
Ten aanzien van de ten laste gelegde oplichtingen heeft de verdediging betwist dat verdachte, met het aanvragen van de bankpassen en bijbehorende pincodes, het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling heeft gehad. Deze feiten hebben verdachte zelf geen financieel gewin opgeleverd. De verdediging heeft ten aanzien van de ten laste gelegde oplichtingen ook vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank: [1]
Vrijspraak voor feit 2, 4 sub b en 5:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 en onder 5 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte de door oplichting verkregen bankpasjes en de pincodes aan een ander of anderen heeft afgegeven, onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat er sprake is van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en die ander of anderen met betrekking tot de daadwerkelijke diefstal van het geld, dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de diefstal. Hierbij merkt de rechtbank op dat het handelen van verdachte mogelijk gekwalificeerd kan worden als medeplichtigheid aan de diefstallen, maar dat wordt verdachte thans niet ten laste gelegd.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4 onder b is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging eveneens zal worden vrijgesproken. De aangifte wordt ten aanzien van dit onderdeel onvoldoende ondersteund door andere objectieve bewijsstukken, terwijl verdachte ten aanzien van deze ten laste gelegde oplichting een ontkennende verklaring heeft afgelegd.
Bewezenverklaring feit 1, 3 en 4 sub a, c, d, en e:
De rechtbank overweegt als volgt.
De verklaring van verdachte:
De verdachte heeft verklaard dat hij vanwege zijn financiële penibele situatie geldbedragen heeft geleend van Afrikaanse mannen en dat hij dit geld niet direct kon terugbetalen. Verdachte en zijn gezin zijn met de dood bedreigd door deze mannen en verdachte moest onder dwang op een andere wijze geld voor hen regelen. Hij moest bij de [benadeelde partij 8] bankpassen met bijbehorende pincode van bedrijven gaan aanvragen en onderscheppen. De benodigde gegevens zijn hem door de Afrikaanse mannen ter beschikking gesteld. Verdachte heeft een tiental keer naar de [benadeelde partij 8] gebeld om uit naam van diverse bedrijven bankpassen en pincodes op te vragen. Hij heeft ten behoeve van deze gesprekken de gegevens, zoals het adres, telefoonnummer en e-mailadres, van die bedrijven gewijzigd. Diverse keren is verdachte naar het adres van het bedrijf gegaan om de enveloppen met daarin de aangevraagde bankpassen en de pincode te onderscheppen. De verkregen bankpassen en pincodes heeft hij vervolgens onder druk van de Afrikaanse mannen op een afgesproken openbare locatie aan die mannen afgegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij voor zijn bijdrage slechts benzinevergoeding heeft ontvangen, zodat hij naar de adressen van de betreffende bedrijven kon gaan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich achteraf wel kan voorstellen dat de Afrikaanse mannen geldbedragen zouden kunnen opnemen of overboeken met de door hem geleverde bankpassen en pincodes, maar dat hij zich daarvan op het moment van het aanvragen en overhandigen van deze bankpassen en pincodes geen rekenschap heeft gegeven, mede gelet op de dwang en de bedreigingen door de Afrikaanse mannen. Op enig moment heeft de politie verdachte aangehouden en daarna heeft verdachte niet meer samengewerkt met de Afrikaanse mannen. Desgevraagd heeft verdachte ter zitting verklaard dat de Afrikaanse mannen na zijn detentie, behoudens één telefoontje vanuit Kameroen dat verdachte heeft afgewimpeld, geen contact meer met hem hebben opgenomen, ook niet aangaande de door verdachte van hen geleende geldbedragen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte aangaande de bedreigingen door de Afrikaanse mannen niet geloofwaardig. Dat hiervan sprake zou zijn blijkt niet uit de inhoud van het procesdossier, anders dan uit de verklaring van verdachte zelf. Deze verklaring is vaag en summier en biedt geen enkel aanknopingspunt voor nader onderzoek. De rechtbank acht deze verklaring eveneens niet geloofwaardig omdat verdachte ter zitting heeft verklaard dat deze mannen, die volgens verdachte levensgevaarlijk zijn en waarbij hij flinke geldbedragen had en nog steeds heeft uitstaan, hem na zijn vrijlating niet meer op noemenswaardige wijze hebben lastiggevallen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan dit onderdeel van de verklaring van verdachte.
Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling.
Het verweer van de raadsman is aldus uit te leggen dat het oogmerk bij dit feit naar zijn aard ziet op het behalen van financieel voordeel door verdachte.
De rechtbank overweegt hiertoe dat ten laste gelegd is dat verdachte het oogmerk had om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen. Verdachte heeft uit naam van een bedrijf bankpassen en pincodes aangevraagd en deze bankpassen en pincodes verstrekt aan hiertoe niet gerechtigde personen. Voor verdachte moet het klip-en-klaar zijn geweest dat deze illegaal verkregen bankpassen gebruikt zouden gaan worden voor financieel gewin. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling van zichzelf en/of een ander(en) heeft gehad. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Bewijsmiddelenten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 subs a, c, d, en e:
Aangifte [benadeelde partij 8] . [2]
[benadeelde partij 8] heeft namens [benadeelde partij 8] aangifte gedaan van onder meer oplichting, meermalen gepleegd. Het vermoeden bestaat bij de [benadeelde partij 8] dat meerdere zaken aan elkaar te relateren zijn. De overeenkomsten binnen deze zaken zijn te vinden in gelijke telefoonnummers, e-mailadressen, postadressen en/of de stemherkenning van de beller naar de [benadeelde partij 8] . Het betreft onder meer de zaken:
  • [benadeelde partij 13] (feit 1);
  • [benadeelde partij 9] / [benadeelde partij 10] / [valse naam 2] (feit 3);
  • [benadeelde partij 1] / [benadeelde partij 2] (feit 4 onder a);
  • [benadeelde partij 11] (feit 4 onder c);
  • [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 12] (feit 4 onder d);
  • [benadeelde partij 7] (feit 4 onder e).
De modus operandi.
In bovengenoemde zaken is de [benadeelde partij 8] gebeld door een NN man die zich uitgeeft voor een zakelijke klant van de [benadeelde partij 8] . De man geeft in een aantal zaken aan dat er contactgegevens gewijzigd zijn voor het bedrijf met betrekking tot het (post)adres, het
e-mailadres en/of het telefoonnummer. Na het correct beantwoorden van de controlevragen, worden de contactgegevens bij de [benadeelde partij 8] daarop aangepast.
Vervolgens belt dezelfde fraudeur, de NN man, 1 tot 2 dagen later opnieuw met de bank. Hierbij doet de NN man het verzoek om een nieuwe betaalpas en pincode,
naastde reeds bestaande pas van het slachtoffer. Als reden wordt veelal aangegeven dat het bedrijf internationaal gaat en dat het dan handig is om een extra betaalpas tot zijn beschikking te hebben. Gezien de verificatievragen correct beantwoord werden, is de klantvraag in behandeling genomen en is overgegaan tot het bestellen en uitleveren van een extra betaalpas en pincode. De extra betaalpas en nieuwe pincode worden uitgeleverd aan het adres dat tijdens het eerste telefoontje door de fraudeur is doorgegeven.
Gedurende de gesprekken gedraagt de man zich amicaal en joviaal, en creëert een sfeer van vertrouwen. Hij weet in het begin ook veel controlevragen te beantwoorden.
Naar aanleiding van de overeenkomstige stem bij de telefoongesprekken waarbij de NN-man “Brabander” naar voren komt, heeft de [benadeelde partij 8] een overzicht van deze zaken gemaakt.
De verklaring van verdachte. [3]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
Ten aanzien van feit 1 en feit 3 is het juist dat ik met de door de andere personen verstrekte informatie heb gebeld met de [benadeelde partij 8] , mijzelf voordoende als [valse naam 1] van [benadeelde partij 13] en mijzelf voordoende als [valse naam 2] van [benadeelde partij 10] . Ik moest bankpasjes aanvragen voor deze bedrijven. Ik stelde mij aan de telefoon voor als bestuurder van de onderneming of als de gemachtigde. De controlevragen van de medewerker van de [benadeelde partij 8] kon ik beantwoorden met de aan mij verstrekte gegevens van de betreffende bedrijven. Meestal gaf ik aan dat er activiteiten in het buitenland gaan plaatsvinden en dat het bedrijf daarvoor een extra bankpas met pincode nodig heeft. Over het algemeen gaf ik het bij mij bekende e-mailadres van het bedrijf door. Daarbij vertelde ik meteen dat dit e-mailadres gewijzigd was en dan noemde ik een
e-mailadres dat ik van de andere personen kreeg, dat begon met [emailadres 1]
Als de medewerker van de [benadeelde partij 8] alles goed vond, dan gaf deze aan dat de bankpas opgestuurd zou worden. Ik weet dat het standaard is dat dan na circa drie werkdagen de pincode wordt verstuurd naar het adres van het bedrijf. Ik kan op twee manieren aan deze enveloppe komen. De ene is dat ik de postbode aanspreek en vraag naar de post voor het betreffende adres. De andere manier is om deze uit de brievenbus te pakken. De bankpassen en de pincodes heb ik steeds aan de andere personen afgegeven.
Ten aanzien van feit 3, ben ik op de dag dat de pincode verwacht werd naar Oss gereden. Ik zag dat er een vrouwelijke postbezorger was. Zij was vlakbij het desbetreffende pand. Ik vroeg haar of ze post bij had voor dat adres. De postbode zei dat ze de post binnen persoonlijk zou afgeven. Ik ben toen naar mijn auto gelopen en ben weggereden. Het is bij een poging gebleven.
Ten aanzien van feit 4, onder a, is het best mogelijk dat ik de man ben met het Brabants accent die uit naam van het bedrijf uit Eindhoven met de [benadeelde partij 8] heeft gebeld en het telefoonnummer van het bedrijf heeft veranderd in [telefoonnummer 1] en het e-mailadres in [emailadres 1] .
Ten aanzien van feit 4, onder c, is het best mogelijk dat ik uit naam van het bedrijf uit Barendrecht met de [benadeelde partij 8] heb gebeld om een nieuwe bankpas en pincode aan te vragen en gegevens te wijzigen.
Ten aanzien van feit 4, onder d, verklaar ik dat ik twee keer in Beekbergen ben geweest. Dat was op twee dagen na elkaar, omdat de bankpas en de pincode naar dat bedrijf werd toegezonden. Daarvóór heb ik eerst de [benadeelde partij 8] gebeld om een extra bankpas aan te vragen.
Ten aanzien van feit 4, onder e, sluit ik niet uit dat ik de beller ben geweest die bij de [benadeelde partij 8] uit naam van het bedrijf uit Dordrecht een nieuwe bankpas met pincode heeft aangevraagd.
Ten aanzien van feit 1:
Aangifte door [valse naam 1] , namens [benadeelde partij 13] : [4]
Namens [benadeelde partij 13] te Veldhoven heeft [valse naam 1] aangifte gedaan van identiteitsfraude en diefstal, begaan tussen 10 oktober 2014 en
16 oktober 2014. Een persoon heeft telefonisch met de naam, voornamen, geboortedatum en woonadres van [valse naam 1] op 10 oktober 2014 een nieuwe pinpas aangevraagd bij de [benadeelde partij 8] in Eindhoven. Deze pinpas werd aangemaakt en via de post verstuurd, echter deze is nooit aangekomen bij de Kringloopwinkel. De [benadeelde partij 8] heeft mij hiervan op de hoogte gesteld naar aanleiding van afwijkende pinbetalingen met deze pas te Rotterdam, terwijl ik nooit een pinbetaling heb gedaan met mijn pinpas.
Ten aanzien van feit 3:
Aangifte door [valse naam 2] , namens [benadeelde partij 10] : [5]
Namens [benadeelde partij 10] te Oss heeft [valse naam 2] aangifte gedaan van poging tot oplichting tussen 4 september 2014 en 5 september 2014. Op donderdag 4 september 2014 werd op het kantoor van [benadeelde partij 10] een brief bezorgd ter attentie van een klant, [benadeelde partij 9] . Een collega heeft naar de [benadeelde partij 8] gebeld en de medewerker van de bank deelde haar mede dat door [valse naam 2] op 2 september 2014 telefonisch verzocht was het correspondentieadres te wijzigen van [adres 5] naar het kantooradres aan [adres 2] te Oss. Ook zou [valse naam 2] op 3 september 2014 nieuwe bankpassen hebben aangevraagd op naam van [benadeelde partij 9] . De collega heeft toen doorgegeven dat de wijziging en de aanvraag beide niet passen binnen het beleid van [benadeelde partij 10] en heeft direct de passen laten blokkeren en het postadres terug gewijzigd in het eerder genoemde postbusadres.
Ten aanzien van feit 4:
Onder a:
Aangifte door [benadeelde partij 14] , namens [benadeelde partij 15] en [benadeelde partij 1] : [6]
Op 24 maart 2014 heeft een man die zich uitgaf voor aangever gebeld naar de [benadeelde partij 8] te Deurne en deze man verzocht de [benadeelde partij 8] om het pasje voorzien van mijn rekeningnummer te koppelen aan [pasnummer] . Dat is vervolgens door de [benadeelde partij 8] gedaan. Daarna is geld van mijn rekening weggenomen. [pasnummer] is bij aangever niet bekend.
Aangifte door [benadeelde partij 8] , namens de [benadeelde partij 8]: [7]
Uit onderzoek van de [benadeelde partij 8] blijkt dat op 17 maart 2014 een nieuwe bankpas is aangevraagd voor een rekening op naam van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , met als natuurlijk persoon de heer [benadeelde partij 14] . Voordat de betaalpas en pincode door de fraudeur zijn aangevraagd zijn de contactgegevens gewijzigd bij [benadeelde partij 8] . Daarbij zijn het telefoonnummer en e-mailadres gewijzigd in [telefoonnummer 1] en [emailadres 2] . Na het aanvragen van de betaalpas is door [benadeelde partij 8] de betaalpas met [pasnummer] verzonden middels een verzending via PostNL, waarbij de ontvanger dient te tekenen voor ontvangst.
Onder c:
Aangifte door [benadeelde partij 4] uit Barendrecht: [8]
Aangever doet aangifte van oplichting. Hij heeft een ‘slapende’ Spaar- en Betaalrekening, waarmee geen betalingen worden gedaan. Op 5 mei 2014 werd aangever gebeld door de [benadeelde partij 8] dat grote afschrijvingen gedaan zijn vanaf deze rekening. De medewerker vroeg of hij op 2 mei 2014 een gesprek had gehad met de [benadeelde partij 8] in verband met het activeren van twee bankpasjes, maar aangever had dat niet gedaan. Aangever heeft ook geen contactgegevens gewijzigd, zoals postadres en telefoonnummer.
Aangifte door [benadeelde partij 8] , namens de [benadeelde partij 8] : [9]
Naar aanleiding van een alert uit het systeem van [benadeelde partij 8] is vast komen te staan dat dat klant [benadeelde partij 4] slachtoffer is van een ID take over: Postadres, mailadres en telefoonnummer zijn aangepast bij de KvK. Naar aanleiding hiervan zijn eind april 2014 de gegevens gewijzigd bij de [benadeelde partij 8] . Op deze manier kon er een frauduleuze pasaanvraag plaatsvinden. Het postadres is gewijzigd naar [adres 3] . Het telefoonnummer naar [telefoonnummer 2] .
Onder d:
Aangifte door [benadeelde partij 16] , namens [benadeelde partij 8] Apeldoorn: [10]
Aangeefster doet aangifte van oplichting. [benadeelde partij 12] is een klant en zij hebben diverse rekeningen bij aangeefster lopen. Door de transactieanalyse werden wij op 12 mei 2014 op de hoogte gesteld van diverse verdachte transacties. Een collega zag dat het postadres van deze klant recent was gewijzigd. Het nieuwe adres was [adres 4] . Verder bleek dat op 23 april 2014 het adres, e-mailadres en telefoonnummer van [benadeelde partij 12] telefonisch was gewijzigd, door een persoon die zich [betrokkene 1] noemde, bestuurder van de huisartsenzorg, bellend met een nummer [telefoonnummer 3] , een onbekend nummer bij de [benadeelde partij 8] . Het nieuwe e-mailadres werd [emailadres 4] en het nieuwe telefoonnummer werd [telefoonnummer 3] . Op 26 april 2014 werd een nieuw bankpasje aangevraagd. Het nieuwe pasje moest worden gekoppeld aan internetbankieren. Op 30 april 2014 is het nieuwe pasje toegezonden naar het adres te Capelle aan de IJssel. Een paar dagen later is de pincode toegezonden, eveneens op het adres [adres 4] . Op dinsdag 13 mei 2014 werd een collega gebeld door [benadeelde partij 6] , die in paniek aangaf dat diverse geldbedragen waren overgemaakt naar het buitenland waar hij geen opdracht toe had gegeven. Later heeft [betrokkene 1] naar de collega gebeld en zo is men erachter gekomen dat er was gefraudeerd met de rekening van [benadeelde partij 6] . [betrokkene 1] had zelf geen wijzigingen van contactgegevens doorgegeven aan de [benadeelde partij 8] . Hij had ook geen bankpas aangevraagd.
Aangifte door [benadeelde partij 8] , namens de [benadeelde partij 8] : [11]
Betreft een frauduleuze aanvraag voor een extra betaalpas op 8 mei 2014. De gegevens die zijn opgegeven: [adres 4] en het telefoonnummer naar [telefoonnummer 3] . Deze gegevens zijn in eerdere zaken ook aldus gewijzigd. In deze zaak komt de stem bij het telefoongesprek overeen met de stem in andere zaken genoemd in de aangifte waarvan ook deze zaak deel uitmaakt. In deze zaak is een groot geldbedrag weggeboekt van verschillende rekeningnummers van de benadeelde klant.
Onder e:
Aangifte door [benadeelde partij 17] , namens [benadeelde partij 17] : [12]
De heer [benadeelde partij 17] doet aangifte van fraude met een zakelijke bankrekening van [benadeelde partij 17] , waarbij zijn gegevens zijn gebruikt. Aangever is als executeur testamentair als enige bevoegd om over deze rekening te beschikken. Op 17 oktober 2014 heeft een persoon € 50.000,- van deze doelreserveringsrekening overgeboekt naar een betaalrekening. Door de persoon is de naam [benadeelde partij 17] gebruikt en door de [benadeelde partij 8] is dit telefonisch geverifieerd, echter het opgegeven telefoonnummer [telefoonnummer 4] is bij aangever niet bekend en hij is ook niet door de [benadeelde partij 8] gebeld, maar de fraudeur. Deze persoon heeft gebruik gemaakt van een valse identiteitspas met de gegevens van aangever en hij heeft eerder op 10 oktober 2014 met deze gegevens een betaalpas aangevraagd voor de beide rekeningen. Deze betaalpas is door de [benadeelde partij 8] verzonden naar het adres Vijverlaan 75 te Dordrecht, zijnde het privéadres van de inmiddels overleden eigenaresse van de vennootschap die aangever als executeur testamentair vertegenwoordigt. Het gebruikte identiteitsbewijs heeft aangever in kopie verkregen van de [benadeelde partij 8] en aangever geeft aan dat het zijn identiteitsbewijs is, maar met een foto van een hem onbekende man erop.
Aangifte door [benadeelde partij 8] , namens de [benadeelde partij 8] : [13]
Het gaat om een frauduleuze telefonische pasaanvraag door een NN man. De pas is onderschept. De stem van de fraudeur komt overeen met de stem bij de andere zaken in de aangifte waarvan deze zaak onderdeel uitmaakt. Het gaat om [benadeelde partij 17] , met bestuurder [benadeelde partij 17] . Via het e-mailadres [emailadres 2] is door de fraudeur een vervalst identiteitsbewijs aangeleverd aan de bank. De handtekening kwam niet overeen met de daadwerkelijke handtekening van de klant. Er heeft meerdere malen telefonisch contact plaatsgevonden tussen de [benadeelde partij 8] en de fraudeur, die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [benadeelde partij 17] heeft ook aangifte gedaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 17 oktober 2014 te Veldhoven, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) de [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas (voor [benadeelde partij 13] ), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid gebeld naar de [benadeelde partij 8] en zich voorgedaan als [valse naam 1] , penningmeester van de Kringloopwinkel en vervolgens een nieuwe bankpas voor de Kringloopwinkel aangevraagd en vervolgens een aantal door een medewerker van de bank gestelde vragen beantwoord en de nieuwe pinpas naar het adres [adres 1] laten sturen, waardoor (een medewerker van) de [benadeelde partij 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 1 september 2014 tot en met 10 september 2014 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) de [benadeelde partij 8] te bewegen tot de afgifte van een bankpas, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid heeft gebeld naar de [benadeelde partij 8] en zich voorgedaan als [valse naam 2] en vervolgens een nieuwe bankpas voor [benadeelde partij 10] heeft aangevraagd en vervolgens een aantal door een medewerker van de bank gestelde vragen heeft beantwoord en de nieuwe pinpas naar het adres [adres 2] laten sturen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 4:
in de periode van 17 maart 2014 tot en met 31 oktober 2014 te Eindhoven en/of Barendrecht en/of Apeldoorn en/of Dordrecht, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, telkens ((een) medewerker(s) van) de [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas voor respectievelijk
a.
a) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
c) [benadeelde partij 4] en/of
d) [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of
e) [benadeelde partij 7] , hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid gebeld naar de [benadeelde partij 8] en zich voorgedaan als een medewerker van voornoemd bedrijf en vervolgens een nieuwe bankpas voor dat bedrijf aangevraagd en vervolgens een aantal door een medewerker van de bank gestelde vragen beantwoord en de nieuwe pinpas naar het adres van dat desbetreffende bedrijf laten sturen, waardoor (een medewerker van) de [benadeelde partij 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De raadsman heeft ter terechtzitting van 3 november 2016 het verweer gevoerd dat verdachte heeft gehandeld naar aanleiding van dwang door derden en bedreigingen door hen aan het adres van verdachte en zijn gezin, waartegen weerstand niet volkomen onmogelijk was, maar welke weerstand niet redelijkerwijs van verdachte kon worden gevergd, zodat sprake was van psychische overmacht bij verdachte. Dit verweer slaagt niet en de rechtbank verwijst in dezen naar het hiervoor overwogene ten aanzien van de verklaring van verdachte.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en de ad informandum gevoegde feiten onder 1 en onder 3 een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Voorts vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van de twee blauwe insteekmappen en onttrekking aan het verkeer van de twee bankpassen Valstar en de schuldbekentenis [betrokkene 2] .
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien enige bewezenverklaring volgt en de rechtbank verdachte strafbaar acht, kunnen de onder 1 en 3 ad informandum gevoegde strafbare feiten worden meegenomen bij het bepalen van de straf. De verdediging is van mening dat dan kan worden volstaan met een gevangenisstraf van drie maanden waarvan een deel voorwaardelijk en waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet zal overstijgen, met een proeftijd van 2 jaren. Reclasseringstoezicht acht de verdediging niet nodig.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn draagkracht.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting, meermalen gepleegd. Hij heeft uit naam van diverse bedrijven de [benadeelde partij 8] bewogen tot de afgifte van bankpassen en pincodes. Gelet op de huidige digitale zakelijke wereld moeten bedrijven en particulieren kunnen vertrouwen op de juistheid van de (financiële) transacties met hun bank. Door op slinkse en geraffineerde wijze nieuwe of extra bankpassen en pincodes te ontfutselen bij de [benadeelde partij 8] heeft verdachte dit vertrouwen ernstig geschaad. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring dat hij de feiten onder grote druk van buitenaf heeft gepleegd en gaat er daarom van uit dat verdachte heeft gehandeld uit puur winstbejag. Hij heeft zich daarbij niets aangetrokken van de belangen van de [benadeelde partij 8] en de gedupeerde rekeninghouders.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de onder 1 en onder 3 ad informandum gevoegde feiten. Een separate vervolging voor deze ad informandum gevoegde feiten is derhalve niet langer aan de orde.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte een geldboete van een aanzienlijke omvang dient te betalen. De kennelijke drijfveer van verdachte bij het plegen van de feiten was financieel gewin ten koste van anderen. Hoeveel geld verdachte aan zijn oplichtingspraktijken heeft overhouden, wordt op basis van het dossier niet duidelijk. Wel staat vast dat verdachte een aantal bankpassen daadwerkelijk in bezit heeft gekregen en dat hiermee ook aanzienlijke bedragen van de rekeningen van de gedupeerde rekeninghouders zijn opgenomen. De rechtbank acht het passend om verdachte bij wijze van vergelding in zijn portemonnee te treffen. Bij het bepalen van de hoogte van de boete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Hij heeft ter zitting verklaard dat het hem inmiddels financieel weer voor de wind gaat en dat hij met zijn huidige bedrijfsactiviteiten gemiddeld zo’n 5.000 a 6.000 euro netto per maand verdient.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen bankpassen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de feiten zijn verkregen en het voorhanden hebben van de door middel van de feiten verkregen bankpassen in strijd is met het algemeen belang.
De rechtbank zal gelasten dat de inbeslaggenomen schuldbekentenis wordt teruggegeven aan de rechthebbende.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36c, 36d, 45, 57, 326.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen het onder 2 en onder 5 ten laste gelegde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, onder 3 en onder 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:Oplichting.Ten aanzien van feit 3:Poging tot oplichting.Ten aanzien van feit 4:Oplichting, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen en maatregel.
Ten aanzien van feit 1, feit 3, feit 4 en de ad informandum gevoegde feiten onder 1 en 3:Gevangenisstrafvoor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;

Geldboete van € 10.000,00 subsidiair 85 dagen hechtenis;

Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen, te weten: twee mappen blauw met bescheiden (goednr. 259659);
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten: - twee bankpassen [naam], [pasnummer 3] en [pasnummer 4] (goednr. 259661);

Teruggave aan de rechthebbende:

- een document, schuldbekentenis [betrokkene 2] (goednr. 259663).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. F.A. te Water Mulder, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 17 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Districts Recherche Helmond, onderzoeknummer 2014040731 / 2015024011, onderzoek Noordzeegarnaal 22FRH14042 Oplichting/Factuur-fraude, afgesloten d.d. 7 juli 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 593.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 209 t/m 230.
3.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 november 2016, de verklaring van verdachte en het verhoor van verdachte bij de politie, p. 75 t/m 78 en p. 105 t/m 107.
4.Aangifte p. 415 en p. 416.
5.Aangifte p. 379 en p. 380.
6.Aangifte p. 365 en p. 366.
7.Aangifte p. 214.
8.Aangifte p. 482 en 483.
9.Aangifte p. 227.
10.Aangifte p. 506 t/m 508.
11.Aangifte p. 228.
12.Aangifte p. 513 en 514.
13.Aangifte p. 230.