ECLI:NL:RBOBR:2016:6394

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
16_3183
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand op grond van APV gemeente Eindhoven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 17 november 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, die het niet eens was met een besluit van de burgemeester van de gemeente Eindhoven. Dit besluit, genomen op 3 oktober 2016, hield in dat het bedrijfspand van verzoekster voor de duur van twee weken gesloten moest worden op basis van artikel 2:40a van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Eindhoven. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen.

De burgemeester had besloten tot sluiting omdat verzoekster in meer dan tien gevallen niet had voldaan aan haar verplichting om een correcte registratie bij te houden van gebruikte of ongeregelde fietsen. Tijdens de zitting op 10 november 2016 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de sluiting in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat de burgemeester in vergelijkbare gevallen had volstaan met een waarschuwing. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting had kunnen besluiten, gezien de ernst van de overtredingen en het aantal ongeregistreerde fietsen dat was aangetroffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het belang van verzoekster niet opwoog tegen de belangen van de openbare orde en veiligheid. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter slechts een voorlopig oordeel geeft en dat dit niet bindend is voor de uiteindelijke beslissing in de hoofdzaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/3183
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 november 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. I.M. d' Hont),
en

de burgemeester van de gemeente Eindhoven, verweerder

(gemachtigden: mr. M.L.M. Lammerschop en mr. R. Radema).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder gelast dat het bedrijfspand [adres 1] op grond van artikel 2:40a van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Eindhoven, voor de duur van 2 weken wordt gesloten.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en bij brief van 20 oktober 2016 meegedeeld dat hij bereid is om de ingangsdatum van de sluiting op te schorten totdat is beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening. Naar aanleiding van de door verzoekster ingediende gronden heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2016. Verzoekster heeft zich doen vertegenwoordiger door [naam] , die werd bijgestaan door de gemachtigde van verzoekster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekster is gevestigd in een bedrijfspand aan de [adres 1] . Op 14 juli 2016 hebben twee buitengewoon opsporingsambtenaren van de gemeente Eindhoven een controle uitgevoerd. Naar aanleiding van deze controle is een bestuurlijke rapportage opgesteld. Hierin is het volgende opgenomen:
“Het gebouw heeft een functie die zich op het publiek richt. Dan wel daar vinden activiteiten plaats die zich op het publiek richten. Te weten: de in en verkoop van tweedehands rijwielen en verkoop van onderdelen ten behoeven van reparatie, evenals het herstellen van rijwielen in de aanwezige werkplaats.
(…)
“er was sprake van: Niet- (juist) houden van register (art. 437 lid 1 onder a WvSr i.o. art. 2 lid 2 Besluit ter uitvoering van art. 437 lid 1 WvSr, art. 2.5.2 APV)
Te weten: van de 13 uitgevoerde controles waarbij zowel de actieve bedrijfsvoorraad middels het D.O.R. zijn geraadpleegd als het individueel controleren via de “stop heling” app zijn er 12 rijwielen niet teruggevonden in het D.O.R.
(…)
De politie is gehoord over het opmaken van deze bestuurlijke rapportage. Dit gaf de politie aanleiding tot het maken van de volgende opmerking:
“Voor wat betreft de Hoogstraat heb ik een aanvulling. Ik heb deze zaak twee maal gecontroleerd en vastgelegd in ons systeem. Een keer op 20 oktober 2015. Geen register aanwezig.
Tweede keer op 14 april 2016, toen had hij wel het DOR in gebruik maar werd alles verkeerd ingevuld”
(…)”
Naar aanleiding van deze rapportage heeft verweerder verzoekster op de hoogte gesteld van het voornemen het bedrijfspand te sluiten voor de duur van 2 weken. Verzoekster heeft daartegen een zienswijze ingediend.
2. Gelet op de in de bestuurlijke rapportage opgenomen bevindingen heeft verweerder bij het bestreden besluit gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om het bedrijfspand voor 2 weken te sluiten. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat verzoekster in meer dan tien gevallen niet haar verplichting is nagekomen om een (juiste) registratie te houden van gebruikte of ongeregelde fietsen die zij overdraagt
3. Als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank op geen enkele wijze in een eventuele bodemprocedure.
4. De voorzieningenrechter acht het belang van verzoekster bij het treffen van een voorlopige voorziening onder de gegeven omstandigheden voldoende spoedeisend.
5. In artikel 2:40a van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Eindhoven is (voor zover hier van belang) bepaald dat de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer voor het publiek openstaande ruimten of gebouwen of daarbij behorende erven, tijdelijke sluiting kan bevelen of kan bevelen dat daar tijdelijk bepaalde sluitingsuren gelden of dat daar te zijner beoordeling ter bescherming van die belangen of in verband met die bijzondere omstandigheden genoegzame maatregelen worden getroffen.
In artikel 437, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) is bepaald dat met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen handelaar die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf niet met inachtneming van de bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels aantekening houdt van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij heeft verworven dan wel voorhanden heeft.
In artikel 2:67 van de APV is bepaald dat de handelaar verplicht is aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde fietsen, auto’s, auto-onderdelen, antiek, sieraden, metalen en elektronica die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onmiddellijk op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een foto en een omschrijving van het goed, daaronder begrepen –voor zover mogelijk- soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
In de door verweerder gehanteerde Beleidsregel gebouw- en erfsluiting ter bestrijding van heling 2015 (hierna: de beleidsregel) is in paragraaf 10 opgenomen dat verweerder bij een overtreding die valt onder categorie II, zoals het niet- (juist) houden van register (art. 437 lid 1 onder a WvSr io art. 2 lid 2 Besluit ter uitvoering van art. 437 lid 1 WvSr, art. 2.5.2 APV) bij een eerste overtreding overgaat tot het geven van een waarschuwing. Bij een tweede overtreding volgt een sluiting van 2 weken. Bij een ernstige gebeurtenis wordt de normaalgesproken aan de orde zijnde stap overgeslagen. Dus als normaal een waarschuwing aan de orde is, volgt die niet. Een ernstige gebeurtenis is in elk geval tien of meer gevallen uit categorie II.
6. Ter zitting is namens verzoekster meegedeeld dat zij niet betwist dat verweerder bevoegd was tot oplegging van een last onder bestuursdwang op grond van de het hiervoor gegeven bepalingen. De voorzieningenrechter zal hierop dan ook niet verder ingaan.
7. Verzoekster heeft onder verwijzing naar haar bezwaargronden aangevoerd dat het bestreden besluit is strijd is met het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het fair-play beginsel. Verzoekster heeft gesteld dat de door verweerder aangenomen ernstige situatie niet kan worden gebaseerd op grond van één registercontrole. Voorts heeft verzoekster aangegeven dat verweerder in het geval van haar vestiging aan de [adres 2] heeft wel volstaan met een waarschuwing. Gelet op de nadelige gevolgen van een sluiting voor verzoekster had verweerder moeten volstaan met een waarschuwing. Verzoekster stelt dat tijdens het controlebezoek onredelijke mondelinge waarschuwingen zijn gegeven en dat verweerder ook niet alles doet om heling te voorkomen. Mede onder verwijzing naar de verklaring van de eigenaar van een andere fietsenzaak meent verzoekster dat zij met de haar toegepaste, schriftelijke manier van registreren in voldoende mate heling tegen gaat. Verzoekster wijst er op dat de digitale wijze van registreren nog niet lang bestaat en dat zij de tijd zou moeten krijgen om dit systeem goed onder de knie te krijgen.
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de aanvulling daarop in het (aanvullend) verweerschrift, heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten dat het bedrijfspand van verzoekster aan de [adres 1] moet worden gesloten voor de duur van twee weken. Verweerder heeft, mede naar aanleiding van de door verzoekster aangevoerde bezwaren, voldoende zorgvuldig de in aanmerking komende feiten en omstandigheden afgewogen. Dat verzoekster door de sluiting financieel nadeel lijdt, is het directe gevolg van het gebruik van de bevoegdheid, die aan verweerder is gegeven omdat verzoekster zich niet heeft gehouden aan haar verplichting om een juiste registratie bij te houden, zoals nader uitgewerkt in de APV, en vormt onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot sluiting van het pand heeft kunnen besluiten. Omdat bij verzoekster 12 ongeregistreerde fietsen zijn aangetroffen heeft verweerder kunnen aannemen dat sprake is van een ernstige gebeurtenis als bedoeld in paragraaf 10 van de Beleidsregel en kunnen afzien van een waarschuwing.
In hetgeen verzoekster heeft aangevoerd en de door haar gestelde belangen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om toch een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. J.A. Meijer - Habraken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.