RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/865092-16
Datum uitspraak: 04 november 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 september 2016
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het
arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en/of die [slachtoffer 1] in te sluiten door naast en achter hem te
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of 'wegrennen heeft
geen zin, ik haal je toch wel in' en/of 'er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en/of 'je
leven interesseert me niet, ik wil geld’ en/of 'de politie moet er buiten blijven anders gaat
je kind en familie er aan', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen/bewegen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens) op/tegen zijn
schouder te schoppen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht te slaan en/of
- de auto waarin hij, verdachte, met voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, af te sluiten en/of
(vervolgens) weg te rijden en/of
- die [slachtoffer 1] te beletten de auto waarin hij gezeten was te verlaten;
Subsidiair
C. [medeverdachte] op of omstreeks 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en/of die [slachtoffer 1] in te sluiten door naast en achter hem te
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of 'wegrennen heeft
geen zin, ik haal je toch wel in' en/of 'er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en/of 'je
leven interesseert me niet, ik wil geld’ en/of 'de politie moet er buiten blijven anders gaat
je kind en familie er aan', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen/bewegen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens) op/tegen zijn
schouder te schoppen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht te slaan en/of
- de auto waarin hij, verdachte, met voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, af te sluiten en/of
(vervolgens) weg te rijden en/of
- die [slachtoffer 1] te beletten de auto waarin hij gezeten was te verlaten
tot/bij het plegen van welk misdrijf, hij, verdachte op 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement Oost Brabant opzettelijk behulpzaam is geweest door achter voornoemde [slachtoffer 1] aan te rennen en/of te zeggen 'wegrennen heeft geen zin, ik haal je toch wel in' en/of door de deur van de bijrijdersstoel waar die [slachtoffer 1] gezeten was meermalen, althans eenmaal dicht te duwen en/of tegen te houden en/of te verhinderen dat deze door die [slachtoffer 1] werd geopend;
2.
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 680 euro) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- voornoemde [slachtoffer 1] met een hand bij de keel heeft/hebben gepakt en/of tegen de muur
heeft/hebben gedrukt en/of hierbij heeft gezegd 'ik wil geld hebben' en/of 'je moet pinnen'
en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] vast heeft/hebben gepakt en/of die [slachtoffer 1] in hebben gesloten door naast
en achter hem te gaan lopen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of
'wegrennen heeft geen zin, ik haal je toch wel in' en/of 'er ligt een vuurwapen onder mijn
stoel' en/of 'je leven interesseert me niet, ik wil geld en/of 'je kind gaat er aan als er geen
geld komt en/of 'de politie moet er buiten blijven anders gaat je kind en familie er aan',
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen/bewogen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens)
op/tegen zijn schouder heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of - die [slachtoffer 1] (met kracht)
(met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht heeft/hebben geslagen;
Subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer andere daders op of omstreeks 10 juli 2016 te
's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 680 euro) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, [medeverdachte] en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] met een hand bij de keel heeft/hebben gepakt en/of tegen de muur
heeft/hebben gedrukt en/of hierbij heeft gezegd 'ik wil geld hebben' en/of 'je moet pinnen'
en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] vast heeft/hebben gepakt en/of die [slachtoffer 1] in hebben gesloten door naast
en achter hem te gaan lopen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of 'wegrennen
heeft geen zin, ik haal je toch wel in' en/of ' er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en/of 'je
leven interesseert me niet, ik wil geld’ en/of 'je kind gaat er aan als er geen geld komt’ en/of
'de politie moet er buiten blijven anders gaat je kind en familie er aan', althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen/bewogen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens)
op/tegen zijn schouder heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht heeft/hebben geslagen;
tot/bij het plegen van welk misdrijf, hij, verdachte op 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het arrondissement Oost Brabant opzettelijk behulpzaam is geweest door achter voornoemde [slachtoffer 1] aan te rennen en/of te zeggen 'wegrennen heeft geen zin, ik haal je toch wel in' en/of door de deur van de bijrijdersstoel waar die [slachtoffer 1] gezeten was meermalen, althans eenmaal dicht te duwen en/of tegen te houden en/of te verhinderen dat deze door die [slachtoffer 1] werd geopend;
3.
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd
[slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen iets te doen, te weten het overdragen van een of meer geldbedragen immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] vastgepakt en/of die [slachtoffer 1] ingesloten door naast en achter hem te gaan
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of 'wegrennen heeft geen
zin, ik haal je toch wel in' en/of 'er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en/of 'je leven
interesseert me niet, ik wil geld’ en/of 'de politie moet er buiten blijven anders gaat je kind
en familie er aan' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens) op/tegen
zijn schouder geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht geslagen en/of
- de auto waarin hij, verdachte, met voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, afgesloten en/of is/zijn
(vervolgens) weggereden en/of
- die [slachtoffer 1] te beletten de auto waarin hij gezeten was te verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te bellen en/of
om geld te vragen en/of afspraken te maken en/of te informeren waar het geld achter
gelaten zou worden en/of daarbij te zeggen 'ik moet geld hebben anders ga ik er aan' en/of
'help me';
Subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen iets te doen, te weten het overdragen van een of meer geldbedragen immers heeft/hebben hij, voornoemde [medeverdachte] , en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] vastgepakt en/of die [slachtoffer 1] ingesloten door naast en achter hem te gaan
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of 'wegrennen heeft geen
zin, ik haal je toch wel in' en/of 'er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en/of 'je leven
interesseert me niet, ik wil geld’ en/of 'de politie moet er buiten blijven anders gaat je kind
en familie er aan' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens) op/tegen
zijn schouder geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht geslagen en/of
- de auto waarin [medeverdachte] en/of een of meer mededader(s) met voornoemde [slachtoffer 1]
gezeten was, afgesloten en/of is/zijn (vervolgens) weggereden en/of
- die [slachtoffer 1] te beletten de auto waarin hij gezeten was te verlaten en/of - die [slachtoffer 1]
gedwongen/bewogen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te bellen en/of om geld te
vragen en/of afspraken te maken en/of te informeren waar het geld achter gelaten zou
worden en/of daarbij te zeggen 'ik moet geld hebben anders ga ik er aan' en/of
'help me';
tot/bij het plegen van welk misdrijf, hij, verdachte op 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement Oost Brabant opzettelijk behulpzaam is geweest door achter voornoemde [slachtoffer 1] aan te rennen en/of te zeggen 'wegrennen heeft geen zin, ik haal je toch wel in' en/of door de deur van de bijrijdersstoel waar die [slachtoffer 1] gezeten was meermalen, althans eenmaal dicht te duwen en/of tegen te houden en/of te verhinderen dat deze door die [slachtoffer 1] werd geopend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak 2 primair en 2 subsidiair.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat op basis van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte als medepleger dan wel als medeplichtige betrokken is geweest bij de onder 2 ten laste gelegde afpersing van geldbedragen. Voor wat betreft de afpersing van € 250,- waarover aangever [slachtoffer 1] verklaard heeft, welk bedrag aangever [slachtoffer 1] bij de ING-bank aan de Kerkstraat te ’s-Hertogenbosch onder dwang heeft gepind en welk bedrag [slachtoffer 1] onder dwang aan [medeverdachte] moest afgeven, blijkt noch uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , noch uit de verklaring van [persoon 1] van enige actieve of passieve betrokkenheid in de uitvoering of van een wezenlijke bijdrage van de zijde van verdachte. Verdachte heeft daarover steeds aangegeven dat hij ten tijde van dat voorval in gesprek was met een meisje genaamd [persoon 2] en dat hij in het geheel niet wist wat er zich bij de pinautomaat afspeelde. Evenmin wist hij wat er zich voorafgaand aan dat pinnen had afgespeeld tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] . Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de afpersing van dat geldbedrag en van medeplichtigheid daarbij.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de onder 2 tenlastegelegde betrokkenheid bij de afpersing van het geldbedrag dat bij de Rabobank in Vught is gepind, een bedrag van € 430,-. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Ten laste is gelegd dat aangever [slachtoffer 1] is gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat aangever [slachtoffer 1] in de auto van verdachte [medeverdachte] is gedwongen tot afgifte van zijn pinpas en bijbehorende pincode en dat verdachte [medeverdachte] vervolgens bij de Rabobank in Vught een geldbedrag van € 430,- heeft gepind. Aangever [slachtoffer 1] is tijdens het pinnen in de auto blijven zitten. Het geldbedrag is door [medeverdachte] verkregen door middel van een wegnemingshandeling en niet door de afgifte door [slachtoffer 1] van het geldbedrag. In juridische zin zou het feit dan ook te kwalificeren zijn als diefstal onder verzwarende omstandigheden en dat is niet tenlastegelegd.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Bronnen.
I. Een ambtsedig opgemaakt eindproces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, van onderzoek Barsinghausen met dossiernummer 2016154146, afgesloten op 9 september 2016. Aantal doorgenummerde pagina’s: 265.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
II. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting en weergegeven in het proces-
verbaal ter terechtzitting d.d. 21 oktober 2016
.
Inleiding.
Op zondag 10 juli 2016 omstreeks 06.40 uur meldde zich een persoon bij het politiebureau aan de Vogelstraat te 's-Hertogenbosch. Deze persoon deelde mee dat zijn vriend [slachtoffer 1] tegen sluitingstijd van [café] te ’s-Hertogenbosch problemen had gehad met een paar personen. [slachtoffer 1] moest betalen of anders zouden ze [slachtoffer 1] iets aan doen. [slachtoffer 1] heeft geld gepind bij de ING-bank in de Kerkstraat. Vervolgens werd [slachtoffer 1] vastgepakt, meegevoerd en in een auto getrokken en gingen ze er vandoor.
Op 10 juli 2016 werd [slachtoffer 1] omstreeks 12.00 uur door de politie aangetroffen op het woonadres van zijn ouders te ’s-Hertogenbosch. Hij was in paniek en enorm bang en chaotisch in zijn uitlatingen. De agenten begrepen dat hij door een voor hem onbekend tweetal was ontvoerd, dat er geld afgeperst was en dat hij gedwongen was om via zijn schoonmoeder en ex-vriendin en via zijn vader geld te regelen. Er was meermalen geweld op hem toegepast en er waren dreigementen gebruikt.
Het standpunt van de officier van justitie.
Partiële vrijspraak voor feit 3 primair en subsidiair wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en van het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing van [slachtoffer 1] (alleen voor wat betreft het geldbedrag van € 430,-).
Het standpunt van de verdediging.
Integrale vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlagen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en Vught, tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en die [slachtoffer 1] in te sluiten door naast en achter hem te
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: 'Je moet mijn auto in, wij gaan pinnen.' en 'Wegrennen heeft
geen zin, ik haal je toch wel in.' en 'Er ligt een vuurwapen onder mijn stoel.' en 'Je leven
interesseert me niet, ik wil geld.’ en 'De politie moet er buiten blijven anders gaat je kind
en familie eraan.', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] te dwingen/bewegen op zijn knieën te gaan zitten en
- die [slachtoffer 1] met kracht met de vuist tegen zijn kin, althans gezicht te slaan en
- met de auto waarin hij, verdachte, en voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, weg te rijden en
- die [slachtoffer 1] te beletten de auto waarin hij gezeten was te verlaten.
3.
op 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en Vught, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk anderen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen iets te doen, te weten het overdragen van een geldbedrag, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader
- voornoemde [slachtoffer 1] vastgepakt en zijn zij naast en achter hem gaan lopen en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd: 'Je moet mijn auto in, wij gaan pinnen’ en 'Wegrennen heeft geen
zin, ik haal je toch wel in' en 'Er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en 'Je leven
interesseert me niet, ik wil geld’ en 'De politie moet er buiten blijven anders gaat je kind
en familie eraan', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen op zijn knieën te gaan zitten en
- die [slachtoffer 1] met kracht met de vuist /tegen zijn kin, althans gezicht geslagen en
- de auto waarin hij, verdachte, met voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, weggereden en
- die [slachtoffer 1] belet de auto waarin hij gezeten was, te verlaten en
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen [slachtoffer 3] te bellen om
geld te vragen en afspraken te maken en te informeren waar het geld achtergelaten
zou worden en daarbij te zeggen: 'Ik moet geld hebben anders ga ik eraan' en 'Help me'.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde ‘tezamen en in vereniging met ander of anderen begaan”, is de rechtbank is van oordeel dat de [verdachte] in bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte] betrokken is geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsbeneming en gijzeling van [slachtoffer 1] zodat tot een bewezenverklaring van medeplegen kan worden gekomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder dwang van [medeverdachte] € 250,- gepind bij de ING-bank in de Kerkstraat te ’s-Hertogenbosch. [slachtoffer 1] heeft dat geld vervolgens aan [medeverdachte] gegeven.
Zoals hiervoor eerder al is overwogen heeft de rechtbank niet vast kunnen stellen dat [verdachte] hierbij betrokken was. Omdat [medeverdachte] meer geld van [slachtoffer 1] wilde hebben, heeft [medeverdachte] [slachtoffer 1] vastgepakt en moest [slachtoffer 1] meelopen. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] op dat moment actief betrokken is geraakt bij het incident. [verdachte] liep achter [medeverdachte] en [slachtoffer 1] aan in de richting van de parkeerplaats van de auto van [medeverdachte] . Bij de auto werd [slachtoffer 1] door [medeverdachte] gesommeerd om in de auto te stappen. Verdachte heeft verklaard dat hij hoorde dat [slachtoffer 1] bedreigd werd en dat hij gezien heeft dat [slachtoffer 1] werd geschopt en dat [slachtoffer 1] op zijn knieën zat. [medeverdachte] zei daarbij dat weglopen geen zin had omdat ze hem wel in zouden halen. Op enig moment lukte het [slachtoffer 1] om weg te rennen. Vervolgens is [verdachte] achter [slachtoffer 1] aangerend waarop [slachtoffer 1] zijn vlucht heeft gestaakt. [medeverdachte] , [verdachte] en [slachtoffer 1] zijn vervolgens in de auto gestapt en naar Vught gereden. Bij de Rabobank aldaar is [medeverdachte] uitgestapt om te gaan pinnen. [slachtoffer 1] moest van [medeverdachte] in de auto blijven zitten.
Op de beelden van de bewakingscamera van de Rabobank is te zien dat nadat de bestuurder is uitgestapt en naar de pinautomaat is gelopen het rechter voorportier opengaat maar wordt tegengehouden om verder te worden geopend en dat vervolgens het portier wordt dichtgeduwd. Terwijl [medeverdachte] bezig is bij de pinautomaat, is zichtbaar dat het rechter voorportier weer wordt geopend. Het portier wordt daarbij weer tegengehouden door een arm. [verdachte] heeft verklaard dat hij de persoon is geweest die het voorportier heeft tegengehouden. Na het pinnen rijden [medeverdachte] , [verdachte] en [slachtoffer 1] naar de woning van [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft verklaard dat hij gezien heeft dat [medeverdachte] in de auto meerdere malen [slachtoffer 1] heeft geslagen. Ook hoorde hij dat [medeverdachte] ermee dreigde dat hij een vuurwapen had. Onderweg is er door [slachtoffer 1] naar mensen gebeld opdat deze geld naar zijn woning zouden brengen. In de woning van [slachtoffer 1] heeft [verdachte] op zijn mobiele telefoon de dagwaarde van de auto van [slachtoffer 1] opgezocht en heeft [verdachte] in opdracht van [medeverdachte] ook gezocht naar geld. [verdachte] heeft in de slaapkamer het paspoort van [slachtoffer 1] gevonden en dat overhandigd aan [medeverdachte] . Wanneer [verdachte] naar huis gaat, neemt hij het paspoort onder zich. De volgende dag hebben [verdachte] en [medeverdachte] contact met elkaar via whatsapp over het voorval. Wat opvalt in dit contact is dat beiden elkaar ‘maat’ noemen en dat [verdachte] uit eigen beweging [medeverdachte] nog de vraag voorlegt of hij zelf nog iemand kent die iets met het meegenomen paspoort kan doen en of [verdachte] het paspoort nog even bij [medeverdachte] moet afgeven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn hiervoor beschreven handelingen en zijn aanwezigheid op belangrijke momenten een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling van [slachtoffer 1] . Gelet op hetgeen verdachte heeft waargenomen over wat zich tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] afspeelde heeft hij ook bewust aan deze ontvoering en gijzeling meegewerkt. Hij had zich op verschillende momenten kunnen terugtrekken, maar heeft dit niet gedaan. Geconcludeerd wordt dat de gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen, in de zin van “tezamen en in vereniging met een ander begaan”.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
De raadsman heeft ter terechtzitting op gronden die zijn vermeld in zijn pleitnota het subsidiaire verweer gevoerd dat de verdachte heeft gehandeld in een situatie van psychische overmacht en om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zakelijk weergegeven heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar bij het ten laste gelegde aanwezig was, maar uit angst voor de [medeverdachte] niet durfde in te grijpen of zich aan de situatie durfde te onttrekken. Verdachte was bang dat het tegen aangever gebruikte geweld tegen hem zou keren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is geenszins aannemelijk geworden dat er sprake was van een zodanige externe druk, dwang of drang dat de verdachte daaraan in redelijkheid geen weerstand kon en behoefde te bieden en niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan.
Ook overigens is, mede gelet op de diverse handelingen die de verdachte heeft uitgevoerd, geenszins gebleken dat hij niet in staat was zelfstandig zijn wil te bepalen.
Met name het onderlinge whatsapp contact tussen [verdachte] en [medeverdachte] na het incident waarin ze elkaar ‘maat’ noemen, is voor de rechtbank een belangrijke aanwijzing bij de oordeelsvorming over de aannemelijkheid dat de verdachte bang was voor [medeverdachte] en er eigenlijk niets mee te maken wilde hebben.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissing.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair.
- Een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest.
- Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
- Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De gevorderde immateriële schade van € 1.250,- volledig toewijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Het geldbedrag van de gevorderde materiële schade van € 680,-, teruggave van dit geld aan [slachtoffer 1] . De benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
- Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De gevorderde immateriële schade van € 300,- volledig toewijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Het geldbedrag van de gevorderde materiële schade van € 1.000,-, daarvan is geëist dat dit geld aan [slachtoffer 2] terug wordt gegeven. De benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
- Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] ) de gevorderde immateriële schade van € 300,- volledig toewijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
Geen strafoplegging gelet op de bepleite vrijspraak.
De benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
▪De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als mededader schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling. Er is fors geweld gebruikt en de slachtoffers zijn ernstig bedreigd. Hij heeft daarmee [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een zeer traumatische ervaring bezorgd. Algemeen bekend is dat slachtoffers die een dergelijke zeer bedreigende situatie hebben meegemaakt daar nog jarenlang veel last van ondervinden. Dat dat ook hier het geval is blijkt uit de verklaringen van de slachtoffers.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid
dat de verdachte een beduidend mindere rol heeft vervuld in het geheel dan de medeverdachte.
Verder zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het reclasseringsrapport van 19 september 2016 en het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank heeft bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Echter voor wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat het onder 1 bewezenverklaarde feit zich moeilijk laten vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke wederechtelijke vrijheidsberoving een aantal specifieke elementen in zich draagt.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf overeenkomstig de eis van de officier van justitie noodzakelijk zijn om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert. Hoewel het hier om zeer ernstige feiten gaat, waarvoor een forse gevangenisstraf zeker op zijn plaats is, zal de rechtbank gelet op de ondergeschikte rol van verdachte, voor het onherroepelijk deel van de straf volstaan met de maximum taakstraf.
De rechtbank legt de gevangenisstraf voorwaardelijk op om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
▪De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ( t.a.v. feit 1, 2 en 3)
Door de benadeelde partij [slachtoffer 1] is een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 1.930,- (€ 680,- materiële schade en € 1.250,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte in deze zaak onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feiten.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de vordering van € 1.250,- naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de verdachte voor de afpersing van € 680,- zoals onder 2 ten laste is gelegd, wordt vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag
der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
▪De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ( t.a.v. feit 3)
Door de benadeelde partij [slachtoffer 2] een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 1.300,- (€ 1.000,- materiële schade en € 300,- immateriële schade),
te vermeerderen met de wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte in deze zaak onder 3 ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Naar het oordeel van de rechtbank is genoegzaam komen vast te staan dat benadeelde partij door het strafbare feit werd bewogen tot de afgifte van € 1.000,- waardoor zij ook rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank acht ook deze vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag
der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
▪De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] (t.a.v. feit 3)
Door de benadeelde partij [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] is een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 300,- immateriële schade, te vermeerderen met
de wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte in deze zaak onder 3 ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen- verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 55, 57, 282 en
282a van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
feit 3:
medeplegen van gijzeling (t.a.v. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] )
in eendaadse samenloop begaan met feit 1.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
▪ Een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
▪ Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Legt op de volgende maatregelen.
T.a.v. de feiten 1en 3:
▪ Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.250,- immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de genoemde betalingsverplichting niet op.
T.a.v. feit 3:
▪ Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.300,- schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis.
(Het bedrag bestaat uit € 1.000,- immateriële schadevergoeding en € 300,- materiële schadevergoeding.)
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de opgelegde betalingsverplichting niet op.
T.a.v. feit 3:
▪ Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] ), van een bedrag van € 300,-
immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 dagen hechtenis.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] .
▪ Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.250,- immateriële schadevergoeding en veroordeelt verdachte tot betaling daarvan aan de benadeelde partij.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] .
▪ Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.300,- schadevergoeding. (Het bedrag bestaat uit € 1.000,- materiële schadevergoeding en
€ 300,- immateriële schadevergoeding.)
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] )
▪ Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] ) toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 300,- immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. W.F. Koolen, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 4 november 2016.