Parketnummer: 01/880057-16
Datum uitspraak: 04 november 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 september 2016
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het
arrondissement Oost Brabant, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en/of die [slachtoffer 1] in te sluiten door naast en achter hem te
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of 'wegrennen heeft
geen zin, ik haal je toch wel in' en/of 'er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en/of 'je leven
interesseert me niet, ik wil geld en/of 'de politie moet er buiten blijven anders gaat je kind
en familie er aan', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen/bewegen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens) op/tegen zijn
schouder te schoppen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht te slaan en/of
- de auto waarin hij, verdachte, met voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, af te sluiten en/of
(vervolgens) weg te rijden en/of
- die [slachtoffer 1] te beletten de auto waarin hij gezeten was te verlaten;
2.
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het
arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 680 euro) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- voornoemde [slachtoffer 1] met een hand bij de keel heeft/hebben gepakt en/of tegen de muur heeft /
hebben gedrukt en/of hierbij heeft gezegd 'ik wil geld hebben' en/of 'je moet pinnen' en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] vast heeft/hebben gepakt en/of die [slachtoffer 1] in hebben gesloten door naast
en achter hem te gaan lopen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of
'wegrennen heeft geen zin, ik haal je toch wel in' en/of 'er ligt een vuurwapen onder mijn
stoel' en/of 'je leven interesseert me niet, ik wil geld en/of 'je kind gaat er aan als er geen
geld komt en/of 'de politie moet er buiten blijven anders gaat je kind en familie er aan',
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen/bewogen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens)
op/tegen zijn schouder heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht heeft/hebben
3.
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en/of Vught, althans in het
arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen iets te doen, te weten het overdragen van een of meer geldbedragen immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] vastgepakt en/of die [slachtoffer 1] ingesloten door naast en achter hem te gaan
lopen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd 'je moet mijn auto in, wij gaan pinnen' en/of 'wegrennen heeft geen
zin, ik haal je toch wel in' en/of 'er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en/of 'je leven
interesseert me niet, ik wil geld en/of 'de politie moet er buiten blijven anders gaat je kind
en familie er aan' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen op zijn knieën te gaan zitten en/of (vervolgens) op/tegen
zijn schouder geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) (met de vuist) op/tegen zijn kin, althans gezicht geslagen en/of
- de auto waarin hij, verdachte, met voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, afgesloten en/of is/zijn
(vervolgens) weggereden en/of
- die [slachtoffer 1] te beletten de auto waarin hij gezeten was te verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te bellen en/of om
geld te vragen en/of afspraken te maken en/of te informeren waar het geld achter gelaten
zou worden en/of daarbij te zeggen 'ik moet geld hebben anders ga ik er aan' en/of 'help me';
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Partiële vrijspraak feit 2 .
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de onder 2 tenlastegelegde afpersing van het geldbedrag dat bij de Rabobank in Vught is gepind, een bedrag van € 430,-. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aan verdachte is onder 2 tenlastegelegd dat hij te ’s-Hertogenbosch en Vught aangever [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van meerdere geldbedragen. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat aangever [slachtoffer 1] in de auto van [verdachte] is gedwongen tot afgifte van zijn pinpas en bijbehorende pincode en dat [verdachte] vervolgens bij de Rabobank in Vught een geldbedrag van € 430,- heeft gepind. Aangever [slachtoffer 1] is tijdens het pinnen in de auto blijven zitten met [medeverdachte 1] . Het geldbedrag is door verdachte verkregen door middel van een wegnemingshandeling en niet door de afgifte door [slachtoffer 1] van dit geldbedrag. In juridische zin zou het feit dan ook te kwalificeren zijn als diefstal onder verzwarende omstandigheden en dat is niet tenlastegelegd.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde bestanddeel van medeplegen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de [medeverdachte 1] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd voorafgaand of tijdens het pinnen bij de ING-bank in de Kerkstraat te ’s-Hertogenbosch.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Bronnen.
I. Een ambtsedig opgemaakt eindproces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, van onderzoek Barsinghausen met dossiernummer 2016154146, afgesloten op
9 september 2016. Aantal doorgenummerde pagina’s: 265.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
II. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting en weergegeven in het proces-
verbaal ter terechtzitting d.d. 21 oktober 2016
.
Inleiding.
Op zondag 10 juli 2016 omstreeks 06.40 uur meldde zich een persoon bij het politiebureau aan de Vogelstraat te 's-Hertogenbosch. Deze persoon deelde mee dat zijn vriend [slachtoffer 1] tegen sluitingstijd van [café] te ’s-Hertogenbosch problemen had gehad met een paar personen. [slachtoffer 1] moest betalen of anders zouden ze [slachtoffer 1] iets aan doen. [slachtoffer 1] heeft geld gepind bij de ING-bank in de Kerkstraat. Vervolgens werd [slachtoffer 1] vastgepakt, meegevoerd en in een auto getrokken en gingen ze er vandoor.
Op 10 juli 2016 werd [slachtoffer 1] omstreeks 12.00 uur door de politie aangetroffen op het woonadres van zijn ouders te ’s-Hertogenbosch. Hij was in paniek en enorm bang en chaotisch in zijn uitlatingen. De agenten begrepen dat hij door een voor hem onbekend tweetal was ontvoerd, dat er geld afgeperst was en dat hij gedwongen was om via zijn schoonmoeder en ex-vriendin en via zijn vader geld te regelen. Er was meermalen geweld op hem toegepast en er waren dreigementen gebruikt.
Het standpunt van de officier van justitie.
Bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van opzettelijke vrijheids- beroving van [slachtoffer 1] , het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van afpersing van [slachtoffer 1] en van de onder 3 ten laste gelegde gijzeling van [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging.
Integrale vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlagen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en Vught, tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en die [slachtoffer 1] in te sluiten door naast en achter hem te
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: 'Je moet mijn auto in, wij gaan pinnen.' en 'Wegrennen heeft
geen zin, ik haal je toch wel in.' en 'Er ligt een vuurwapen onder mijn stoel.' en 'Je leven
interesseert me niet, ik wil geld.’ en 'De politie moet er buiten blijven anders gaat je kind
en familie eraan.', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] te dwingen/bewegen op zijn knieën te gaan zitten en
- die [slachtoffer 1] met kracht met de vuist tegen zijn kin, althans gezicht te slaan en
- met de auto waarin hij, verdachte, en voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, weg te rijden en
- die [slachtoffer 1] te beletten de auto waarin hij gezeten was te verlaten.
2.
op 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 250 euro toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- voornoemde [slachtoffer 1] met een hand bij de keel heeft gepakt en tegen de muur heeft gedrukt en
hierbij heeft gezegd: 'Ik wil geld hebben' en 'Je moet pinnen' en
- voornoemde [slachtoffer 1] vast heeft gepakt.
3.
op 10 juli 2016 te 's-Hertogenbosch en Vught, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk anderen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te dwingen iets te doen, te weten het overdragen van een geldbedrag, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader
- voornoemde [slachtoffer 1] vastgepakt en zijn zij naast en achter hem gaan lopen en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd: 'Je moet mijn auto in, wij gaan pinnen’ en 'Wegrennen heeft geen
zin, ik haal je toch wel in' en 'Er ligt een vuurwapen onder mijn stoel' en 'Je leven
interesseert me niet, ik wil geld’ en 'De politie moet er buiten blijven anders gaat je kind
en familie eraan', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen op zijn knieën te gaan zitten en
- die [slachtoffer 1] met kracht met de vuist tegen zijn kin, althans gezicht geslagen en
- de auto waarin hij, verdachte, met voornoemde [slachtoffer 1] gezeten was, weggereden en
- die [slachtoffer 1] belet de auto waarin hij gezeten was te verlaten en
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te bellen om
geld te vragen en afspraken te maken en te informeren waar het geld achtergelaten
zou worden en daarbij te zeggen: 'Ik moet geld hebben anders ga ik eraan' en 'Help me'.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde ‘tezamen en in vereniging met ander of anderen begaan”, is de rechtbank is van oordeel dat de [medeverdachte 1] in bewuste en nauwe samenwerking met de [verdachte] betrokken is geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsbeneming en gijzeling van [slachtoffer 1] en dat tot een bewezenverklaring van medeplegen kan worden gekomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder dwang van [verdachte] € 250,- gepind bij de ING-bank in de Kerkstraat te ’s-Hertogenbosch. [slachtoffer 1] heeft dat geld vervolgens aan [verdachte] gegeven.
Zoals hiervoor eerder al is overwogen heeft de rechtbank niet vast kunnen stellen dat [medeverdachte 1] hierbij betrokken was. Omdat [verdachte] meer geld van [slachtoffer 1] wilde hebben, heeft [verdachte] [slachtoffer 1] vastgepakt en moest [slachtoffer 1] meelopen. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] op dat moment actief betrokken is geraakt bij het incident. [medeverdachte 1] liep achter [verdachte] en [slachtoffer 1] aan in de richting van de parkeerplaats van de auto van [verdachte] . Bij de auto werd [slachtoffer 1] door [verdachte] gesommeerd om in de auto te stappen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij hoorde dat [slachtoffer 1] bedreigd werd en dat hij gezien heeft dat [slachtoffer 1] werd geschopt en dat [slachtoffer 1] op zijn knieën zat. [verdachte] zei daarbij dat weglopen geen zin had omdat ze hem wel in zouden halen. Op enig moment lukte het [slachtoffer 1] om weg te rennen. Vervolgens is [medeverdachte 1] achter [slachtoffer 1] aangerend waarop [slachtoffer 1] zijn vlucht heeft gestaakt. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] zijn vervolgens naar Vught gereden. Bij de Rabobank aldaar is [verdachte] uitgestapt om te gaan pinnen. [slachtoffer 1] moest van [verdachte] in de auto blijven zitten. [medeverdachte 1] zat samen met [slachtoffer 1] in de auto tijdens het pinnen.
Op de beelden van de bewakingscamera van de Rabobank is te zien dat nadat de bestuurder is uitgestapt en naar de pinautomaat is gelopen, het rechter voorportier opengaat maar wordt tegengehouden om verder te worden geopend en dat vervolgens het portier wordt dichtgeduwd. Terwijl [verdachte] bezig is bij de pinautomaat, is zichtbaar dat het rechter voorportier weer wordt geopend. Het portier wordt daarbij weer tegengehouden door een arm. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de persoon is geweest die het voorportier heeft tegengehouden. Na het pinnen rijden [verdachte] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] naar de woning van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [verdachte] in de auto meerdere malen [slachtoffer 1] heeft geslagen. Ook hoorde hij dat [verdachte] ermee dreigde dat hij een vuurwapen had. Onderweg is er door [slachtoffer 1] naar mensen gebeld opdat deze geld naar zijn woning zouden brengen. In de woning van [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 1] op zijn mobiele telefoon de dagwaarde van de auto van [slachtoffer 1] opgezocht en heeft [medeverdachte 1] in opdracht van [verdachte] ook gezocht naar geld. [medeverdachte 1] heeft in de slaapkamer het paspoort van [slachtoffer 1] gevonden en dat overhandigd aan [verdachte] . Toen [medeverdachte 1] naar huis ging, heeft hij het paspoort onder zich genomen. De volgende dag hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] contact met elkaar gehad via whatsapp over het voorval. Wat opvalt in dit contact is dat beiden elkaar ‘maat’ noemen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor uit de bewijsmiddelen heeft afgeleid over de door verdachte en [medeverdachte 1] verrichte handelingen, is de rechtbank van oordeel dat zij beiden bewust waren van elkaars handelen en elkaars bedoelingen en zijn die handelingen verricht in dermate onderlinge samenhang en samenwerking dat verdachtes gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen, in de zin van “tezamen en in vereniging met een ander begaan”.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissing.
De eis van de officier van justitie.
- Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarde dat verdachte
gedurende de proeftijd een contactverbod heeft met het [slachtoffer 1] .
- Verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon.
- Ten aanzien van het in beslag genomen geld:
◦ een bedrag van € 680,- teruggeven aan de rechthebbende [slachtoffer 1] .
◦ een bedrag van € 1.000,- teruggeven aan de rechthebbende [slachtoffer 2] .
◦ het resterende bedrag € 354,40 achterhouden t.b.v. het conservatoir strafvorderlijk beslag.
- Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De gevorderde immateriële schade van € 1.250,- volledig toewijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Het geldbedrag van de gevorderde materiële schade van € 680,-, daarvan is geëist dat dit geld aan [slachtoffer 1] terug wordt gegeven. De benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
- Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De gevorderde immateriële schade van € 300,- volledig toewijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Het geldbedrag van de gevorderde materiële schade van € 1.000,-, daarvan is geëist dat dit geld aan [slachtoffer 2] terug wordt gegeven. De benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
- Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] ) de gevorderde immateriële schade van € 300,- volledig toewijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
Primair geen strafoplegging gelet op de bepleite vrijspraak en opheffing van het bevel voorlopige hechtenis.
Teruggave aan verdachte van de in beslag genomen mobiele telefoon en het geld dat verdachte bij zijn aanhouding op zak had.
Teruggave van het geld dat bij de doorzoeking in beslag is genomen aan [persoon] . Uit niets blijkt dat dit geld iets te maken heeft met de gepleegde strafbare feiten.
De benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen is met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] subsidiair bepleit dat het gevorderde geldbedrag voor geleden materiële schade wordt gematigd, aangezien [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij een deel van het gepinde geld kapot heeft gescheurd.
Het oordeel van de rechtbank.
▪De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en gijzeling met de bedoeling geld afhandig te maken. Daarbij is fors geweld gebruikt en de slachtoffers zijn ernstig bedreigd. Verdachte en zijn mededader hebben daarmee [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een zeer traumatische ervaring bezorgd. Algemeen bekend is dat slachtoffers die een dergelijke zeer bedreigende situatie hebben meegemaakt daar nog jarenlang veel last van ondervinden. Dat dat ook hier het geval is blijkt uit de verklaringen van de slachtoffers. Dat rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
Bij deze vrijheidsberoving en gijzeling is er sprake van een mededader die gaandeweg het incident betrokken is geraakt. Verdachte vervulde bij het plegen van de strafbare feiten een leidinggevende rol en het initiatief tot het plegen van de strafbare feiten ging uit van verdachte.
Ten aanzien van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheid dat uit de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting geen helderheid is verkregen wat de aanleiding van het incident is geweest. Het dossier bevat daarvoor meerdere aanwijzingen. Verdachte heeft hierover niet nader willen verklaren.
Hoe dan ook, mocht deze actie zijn ingegeven als reactie op een financieel conflict zoals verdachte verklaart, dan heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van eigenrichting die in de samenleving niet getolereerd kan worden.
Verder zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het reclasseringsrapport van 19 oktober 2016 en het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank heeft bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Echter voor wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat het onder 1 bewezenverklaarde feit zich moeilijk laten vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke wederechtelijke vrijheidsberoving een aantal specifieke elementen in zich draagt.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een gevangenisstraf van na te melden duur noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.
De rechtbank zal een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ook ziet de rechtbank aanleiding, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, ter beveiliging van het slachtoffer en ter voorkoming van strafbare feiten, te bevelen dat verdachte voor de duur van 2 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] . Dit contactverbod zal als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke straf worden gekoppeld.
De rechtbank zal een andere, lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
▪Het beslag.
De rechtbank is evenals de officier van justitie van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon (Iphone) vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat met behulp van deze telefoon de feiten zijn begaan en deze telefoon ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde. De verbeurdverklaring van die telefoon acht de rechtbank een passende bijkomende straf.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de in beslag genomen geldbedragen van € 1.500,- en € 545,40. De rechtbank is van oordeel dat uit de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat dit geld in directe relatie staat tot de bewezenverklaarde gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank merkt hierbij op dat feitelijk teruggave van dit geld vooralsnog niet mogelijk is, aangezien op dit geld overeenkomstig artikel 94a Wetboek van Strafvordering conservatoir strafvorderlijk beslag is gelegd.
▪De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ( t.a.v. feit 1, 2 en 3)
Door de benadeelde partij [slachtoffer 1] is een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 1.930,- (€ 680,- materiële schade en € 1.250,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte in deze zaak onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feiten.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen- verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank acht de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van in totaal € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 250,- materiële schade en € 1.250,- immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige gevorderde materiële schade van
€ 430,- niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de verdachte voor de afpersing van dit bedrag wordt vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader bij deze feiten samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale gevorderde immateriële schade van
€ 1.250,-. Voor de overige € 250,- is verdachte alleen aansprakelijk.
Verdachte is niet gehouden tot betaling van een bedrag tot maximaal € 1.250,- zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De rechtbank zal voor het totaal toegewezen bedrag van € 1.500,- tevens de schadevergoedings-maatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
▪De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ( t.a.v. feit 3)
Door de benadeelde partij [slachtoffer 2] een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 1.300,- (€ 1.000,- materiële schade en € 300,- immateriële schade),
te vermeerderen met de wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte in deze zaak onder 3 ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen- verklaarde rechtstreeks zowel materiële schade ter hoogte van een bedrag van € 1.000,- als immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag
der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
▪De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] (t.a.v. feit 3)
Door de benadeelde partij [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] is een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 300,- immateriële schade, te vermeerderen met
de wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte in deze zaak onder 3 ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen- verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 55, 57, 282, 282a, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
feit 2:
afpersing,
feit 3:
medeplegen van gijzeling
in eendaadse samenloop begaan met feit 1.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
▪ Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd van twee jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende [slachtoffer 1] , een en ander met dien
verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde [slachtoffer 1] .
Legt op de volgende bijkomende straf.
▪ Verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon (Apple Iphone).
Legt op de volgende maatregelen.
T.a.v. de feiten 1, 2 en 3:
▪ Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.500,- schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
(Het bedrag bestaat uit € 1.250,- immateriële schadevergoeding en € 250,- materiële schadevergoeding.)
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling van een bedrag tot maximaal € 1.250,- zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. (De mededader wordt niet verantwoordelijk gehouden voor de resterende materiële schadevergoeding van € 250,-)
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de genoemde betalingsverplichting niet op.
T.a.v. feit 3:
▪ Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.300,- schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis.
(Het bedrag bestaat uit € 1.000,- immateriële schadevergoeding en € 300,- materiële schadevergoeding.)
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de opgelegde betalingsverplichting niet op.
T.a.v. feit 3:
▪ Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] ), van een bedrag van € 300,-
immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 dagen hechtenis.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de overige in beslag genomen voorwerpen.
▪ Teruggave aan verdachte van de onder hem strafvorderlijk in beslag genomen geldbedragen van € 1.500,- en € 534,40. (Dit geld is daarnaast gedeponeerd als conservatoir slachtofferbeslag.)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] .
▪ Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.500,- schadevergoeding en veroordeelt verdachte tot betaling daarvan aan de benadeelde partij. (Het bedrag bestaat uit € 1.250,- immateriële schadevergoeding en € 250,- materiële schadevergoeding.)
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening
Verdachte is niet gehouden tot betaling van een bedrag van tot maximaal € 1.250,-
voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. (De mededader wordt niet verantwoordelijk gehouden voor de resterende materiële schadevergoeding van € 250,-)
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is
(€ 430,- materiële schade).
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] .
▪ Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.300,- schadevergoeding. (Het bedrag bestaat uit € 1.000,- immateriële schadevergoeding en
€ 300,- materiële schadevergoeding.)
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] )
▪ Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] ) toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 300,- immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. W.F. Koolen, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 4 november 2016.