ECLI:NL:RBOBR:2016:5987

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
C/01/302974 / HA ZA 15-895
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instemming met verlegging van een buurweg impliceert instemming met partiële opheffing van de buurweg

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiseres [eiseres 2] een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagden] met betrekking tot een buurweg. De procedure is gestart na een eerdere uitspraak van de kantonrechter, waarin de vorderingen van [eiseres 2] tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat de buurweg was vervallen, werden afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres 2] sinds 24 september 2010 eigenaar is van een perceel, terwijl [gedaagden] sinds 29 september 1986 eigenaar is van een aangrenzend perceel. De partijen hebben in het verleden afspraken gemaakt over het gebruik en de bestemming van de buurweg, die in de leveringsakten zijn vastgelegd.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, inclusief eerdere leveringsakten en de situatie ter plaatse. Het geschil draait om de vraag of [gedaagden] verplicht is om de buurweg te verleggen en te onderhouden, zoals [eiseres 2] vordert. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van [eiseres 2] niet kunnen worden toegewezen, omdat er geen grondslag is voor de vordering tot afgifte van de sleutel van de toegangspoort en omdat de verplichtingen uit de leveringsakten niet in de door [eiseres 2] gewenste zin zijn geïnterpreteerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van [eiseres 2] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van [gedaagden]. De kosten zijn begroot op € 1.189,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan op 2 november 2016 door mr. J.K.B. van Daalen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/302974 / HA ZA 15-895
Vonnis van 2 november 2016
in de zaak van
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.A.F. Willems te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. I.C.M. Janssen te Veghel.
Partijen zullen hierna [eiseres 2] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 april 2016
  • het proces-verbaal van descente en van comparitie van 24 augustus 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 2] is sinds 24 september 2010 eigenaresse van het woonhuis met toebehoren gelegen aan de [adres 6] te Veghel . [gedaagden] is sinds 29 september 1986 eigenaar van het naastgelegen perceel waarop kort nadien het woonhuis met toebehoren met adres [adres 2] is gerealiseerd.
2.2.
In de leveringsakten d.d. 29 september 1986 voor de bouwpercelen voor de woonhuizen aan de [straat] met de huisnummers [huisnummers 1] is voor zover thans van belang opgenomen:
“De strook grond gelegen aan de achterzijde van het bij deze akte verkochte onroerend goed maakt deel uit van een pad, hetwelk aan verscheidene buren tot uitweg dient, en is/wordt door partijen bestemd tot buurpad in de zin van artikel 719 van het Burgerlijk Wetboek. Dit pad zal worden verhard door en voor rekening van de eigenaren van de door dat pad ontsloten kavels. Het onderhoud van het pad komt eveneens voor hun rekening. Voormeld pad is ter oriëntering van partijen op voormelde situatietekening schetsmatig blauwomlijnd aangegeven.”
2.3.
In 1987 hebben de (toenmalige) eigenaren van de woonhuizen met de huisnummers [huisnummers 1] aan de achterzijde van hun percelen een strook grond bijgekocht. In de leveringsakte d.d. 13 juli 1987 (dagvaarding, productie 5) wordt over het buurpad opgenomen:
“In verband met deze aankoop verklaarde de comparant sub 3[rb: de lasthebber van kopers]
met betrekking tot de situering van gemeld pad dat bedoeld pad wordt verlegd naar de achterzijde van het thans (...) aangekochte onroerend goed, en derhalve het nieuwe pad te bestemmen tot buurpad in de zin van (…) artikel 719 van het Burgerlijk Wetboek ten behoeve van de door dat pad ontsloten percelen, en het oude pad te laten vervallen. De overige bepalingen met betrekking tot het buurpad zoals vermeld in de (…) akten van negen en twintig september negentienhonderd zes en tachtig blijven volledig van kracht. De situering van het nieuwe buurpad is ter oriëntering van partijen schetsmatig blauwomlijnd aangegeven op voormelde situatietekening”.
2.4.
In 1987 is door de eigenaren van [straat] [huisnummers 1] een met tegels verharde buurweg aangelegd. Deze verharde buurweg loopt vanaf de openbare weg in een rechte lijn naar het perceel van [gedaagden] en eindigt ongeveer halverwege de achtertuin. [gedaagden] heeft dit tegelpad verlengd met afwijkende bestrating die in een bocht zijn tuin inloopt. De buurweg is bij [straat] [huisnummers 2] gescheiden van de rest van die percelen door een heg respectievelijk een scheidsmuur en poort (zie o.a. dagvaarding, productie 4 D). Bij [straat] [huisnummers 4] is de buurweg geïntegreerd in de tuinaanleg (zie o.a. dagvaarding, foto 4B).
2.5.
In 1988 hebben de (toenmalige) eigenaren van de woonhuizen met de huisnummers [huisnummers 5] en wederom (toenmalige) eigenaren van de woonhuizen met de huisnummers [huisnummers 1] aan de achterzijde van hun percelen een strook grond bijgekocht. De ligging daarvan is in de situatietekening bij de akte van levering d.d. 28 december 1988 aangegeven (conclusie van antwoord, productie 3b).
2.6.
In de leveringsakte d.d. 24 september 2010 (dagvaarding, productie 1) waarbij [eiseres 2] de eigendom van [adres 6] heeft verworven, is voor wat betreft de erfdienstbaarheden etc. verwezen naar de leveringsakte van 29 september 1986. Daarbij is de bepaling over de bestemming van een strook grond tot buurpad integraal overgenomen.
2.7.
[eiseres 2] heeft de verkopers van [adres 6] in rechte betrokken, omdat (kort gezegd) de verkopers hun verplichting om [adres 6] inclusief buurpad te leveren niet zijn nagekomen. Bij eindvonnis van 19 februari 2015 heeft de kantonrechter de vorderingen van [eiseres 2] strekkende tot verkrijging van een verklaring voor recht dat de buurweg was vervallen en schadevergoeding wegens het gemis van het gebruik van het buurpad afgewezen. De kantonrechter heeft na bewijsvoering geoordeeld, dat niet kan worden aangenomen dat de rechtsvoorganger van verkopers afstand heeft gedaan van zijn recht op de buurweg of dat het gebruik met stilzwijgende toestemming van alle betrokkenen is geëindigd.
2.8.
[eiseres 2] heeft in de huidige procedure aanvankelijk [gedaagden] en de eigenaren van [adres 3] [naam 1] en [naam 2] (hierna [naam 1] ) gedagvaard. [naam 1] is aanvankelijk gedagvaard wegens de aanwezigheid van een afsluitbare toegangspoort (zie o.a. dagvaarding, producties 4 D en 4 E) op het perceel van [naam 1] die komend vanaf de openbare weg over de betegelde buurweg toegang geeft tot het perceel van [naam 1] en het achterliggende perceel van [gedaagden] . [naam 1] heeft echter aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het gebruik van de buurweg door [eiseres 2] en haar een sleutel van de poort verstrekt op voorwaarde dat deze geretourneerd wordt als [eiseres 2] de onderhavige procedure verliest. Bij akte d.d. 30 december 2015 heeft de raadsman van [eiseres 2] verklaard de dagvaarding tegen [naam 1] niet aan te brengen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 2] vordert samengevat:
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de onrechtmatige toestand op te heffen en opgeheven te houden door [eiseres 2] een sleutel van het hek te overhandigen en haar onbelemmerde toegang te blijven verschaffen tot de buurweg, zoals deze thans in de huidige vorm is aangelegd, hetgeen mede inhoudt dat de buurweg vrij moet zijn en blijven van belemmeringen en obstakels, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagden] hiermee in gebreke is;
oplegging van een gebod aan [gedaagden] om de buurweg binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis in de huidige (betegelde) vorm door te trekken tot de kadastrale grens met [adres 6] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagden] hiermee in gebreke is;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten van [eiseres 2] , vermeerderd met rente en nakosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt vast, dat [eiseres 2] haar vordering na het besluit om de dagvaarding tegen [naam 1] niet aan te brengen niet inhoudelijk heeft gewijzigd. Voor zover zij thans van [gedaagden] afgifte vordert van de sleutel van de zich op het perceel van [naam 1] bevindende toegangspoort is daar geen grondslag voor. De toegangspoort behoort immers niet toe aan [gedaagden] . Bovendien heeft [eiseres 2] ook geen belang bij toewijzing van dit onderdeel van de vordering. Vast staat immers dat de eigenaar van de toegangspoort ( [naam 1] ) haar een sleutel heeft verstrekt. Dat onderdeel a van de vordering verder strekt dan het verkrijgen van een sleutel van de toegangspoort kan uit hetgeen [eiseres 2] heeft aangevoerd niet worden afgeleid. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking, dat uit de dagvaarding (randnummer 2) expliciet blijkt dat [eiseres 2] slechts opheffing wenst van de inbreuk op haar recht op gebruik van de buurweg (in de processtukken ook buurpad genoemd) bestaande uit het belemmeren van vrije toegang tot de buurweg door de plaatsing van een (afgesloten) hek. Voor zover zij met dit onderdeel van de vordering ook opheffing van andere inbreuken op het door haar gestelde recht heeft beoogd, heeft zij dat niet geconcretiseerd. Een en ander brengt met zich dat onderdeel a van de vordering niet kan worden toegewezen.
4.2.
Onderdeel b van de vordering komt om verschillende redenen niet voor toewijzing in aanmerking. Dit onderdeel van de vordering gaat er -naar de rechtbank begrijpt- van uit, dat [gedaagden] jegens [eiseres 2] gehouden is de bestaande buurweg op zijn kosten betegeld en wel te verlengen tot de kadastrale grens. Dit strookt niet met de leveringsakten 29 september 1986 en 24 september 2010 waar [eiseres 2] zich op beroept. Daarin is bepaald dat de buurweg door en voor rekening van de eigenaren van de door dat pad ontsloten kavels dient te worden verhard. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarop het standpunt is gebaseerd dat [gedaagden] de fysieke verlenging van de buurweg zou moeten uitvoeren en de kosten daarvan zou moeten dragen. In zoverre kan hetgeen [eiseres 2] heeft aangevoerd het gevorderde niet dragen. Ook als daaraan voorbij gegaan zou worden, komt dit onderdeel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking. In rechte staat vast dat er nimmer uitvoering is gegeven aan het bepaalde in de leveringsakte d.d. 29 september 1986 omtrent de buurweg. Er is nooit een verharde buurweg is aangelegd die mede diende voor de ontsluiting van de percelen [adres 5] . De buurweg die in 1987 is gerealiseerd betreft de verlegde buurweg waarvan de leveringsakte van 13 juli 1987 melding maakt. Deze verlegging heeft, [eiseres 2] gaat daar in de dagvaarding (randnummer 39) ook van uit, met “gemeene toestemming” als bedoeld in artikel 719 BW (oud) plaatsgevonden. Geen van partijen heeft de bij de akte van 13 juli 1987 behorende tekening van de verlegde buurweg overgelegd. Uitgaande van de tekening van de situering van de vervallen buurweg en de omschrijving in de akte van 13 juli 1987 dat de buurweg wordt “
verlegd naar de achterzijde van het thans (...) aangekochte onroerend goed”kan echter als vaststaand aangenomen worden, dat de buurweg in een rechte lijn langs de uiterste achtergrens van het perceel van [gedaagden] moest worden gesitueerd. Het tracé van de verlegde buurweg sluit ook als het tegelpad op het perceel van [gedaagden] in rechte lijn zou worden doorgetrokken niet aan op het perceel van [eiseres 2] . Dit is inzichtelijk gemaakt op de globale situatieschets die als productie 3a door [gedaagden] is overgelegd. De verlegging van de buurweg heeft derhalve tot gevolg gehad, dat deze niet meer voor de ontsluiting van [adres 7] kon dienen. De in rechte vast staande toestemming van alle destijds betrokken gerechtigden tot de buurweg met de verlegging ervan impliceert derhalve tevens instemming met de partiële opheffing van de buurweg. Ook de feitelijke omstandigheden duiden daar op. De perceelgrens tussen de percelen van [eiseres 2] en [gedaagden] is immers over de volle lengte beplant met een reeds jaren aanwezige dichte taxushaag, hazelaar en bolacacia, waardoor de buurweg in de huidige situatie (met enige moeite) hooguit over de naast het kadastrale perceel van [eiseres 2] gelegen gemeentegrond bereikt zou kunnen worden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de derde foto bij het proces-verbaal waarop rechts van de visueel gemaakte kadastrale grens de gemeentegrond is te zien en productie 4 B van [gedaagden] .
4.3.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de vorderingen afgewezen moeten worden. [eiseres 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 285,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.189,00
4.4.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar tot het hierna te vermelden bedrag.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres 2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.189,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2016.