ECLI:NL:RBOBR:2016:554

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
12 februari 2016
Zaaknummer
01/855080-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde poging tot doodslag voorafgegaan door diefstal van hennep door minderjarige

Op 12 februari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die op 14 september 2008 in 's-Hertogenbosch betrokken was bij een steekpartij. De verdachte, toen 14 jaar oud, werd beschuldigd van een gekwalificeerde poging tot doodslag, voorafgegaan door de diefstal van hennep. Het slachtoffer, [slachtoffer], werd meerdere keren gestoken met een mes, wat leidde tot ernstige verwondingen en blijvende littekens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, aangezien hij de steekwonden toebracht tijdens een poging om te ontsnappen na de diefstal van hennep uit de tuin van de buurman. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 199 dagen, met aftrek van voorarrest, en hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de straf met 11 dagen werd verminderd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade had geleden. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/855080-13
Datum uitspraak: 12 februari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting met gesloten deuren van 29 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 december 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met voormeld oogmerk en/of met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buik en/of in andere lichaamsdelen van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten (poging) diefstal van een (hoeveelheid) hennepplant(en), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2008 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (hoeveelheid) hennepplant(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (hoeveelheid) hennepplant(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met voormeld oogmerk - de tuin behorende bij pand [adres 2] betreden en/of - (aldaar) (een) wietplant(en) afgeknipt en/of afgesneden en/of afgebroken en/of
- die wietplant(en) in een (plastic) zak gestopt en/of - met die (plastic) zak de brandgang ingelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat telkens de naam [slachtoffer] vermeld als: [slachtoffer] . De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest telkens het eerste in plaats van het laatste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op zondag 14 september 2008 omstreeks 01.40 uur treffen ambtenaren van de regiopolitie Brabant-Noord op de [adres 2] ter hoogte van [adres 2] te ‘s-Hertogenbosch een bloedend slachtoffer aan, zittend op het trottoir. Het slachtoffer gaf desgevraagd aan dat hij overal gestoken was door een 13-jarige jongen. Er werd geconstateerd dat de gehele rug van het slachtoffer onder het bloed zat en dat het slachtoffer meerdere messteken in zijn rug had. Ook had het slachtoffer een buikwond waar inwendig weefsel uitstak. Volgens het slachtoffer had de steekpartij plaats gevonden aan het einde van de brandgang achter zijn woning aan [adres 3] . Er werden bloedsporen aangetroffen nabij een fiets met geforceerd slot die midden op [adres 3] lag. In en buiten de woning [adres 2] werden bloedsporen aangetroffen en in de brandgang achter de woning werden vuilniszakken met hennep aangetroffen. Het slachtoffer werd per ambulance
overgebracht naar de intensive care afdeling van het Jeroen Bosch Ziekenhuis te
’s-Hertogenbosch en verkeerde in kritieke toestand. Het slachtoffer betrof [slachtoffer] , geboren op [1973] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van een poging tot gekwalificeerde doodslag, zoals primair tenlastegelegd, in die zin dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van al hetgeen is tenlastegelegd (zoals beschreven onder primair, subsidiair en meer subsidiair) omdat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring van [persoon] (de vader van verdachte) is onvoldoende betrouwbaar en kan niet bijdragen aan het bewijs en voor het overige resteert er onvoldoende bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die de zakken met hennep uit de tuin van de buurman van aangever [slachtoffer] heeft weggenomen en bij betrapping van die diefstal die [slachtoffer] met een mes of scherp of puntig voorwerp heeft gestoken.

Bewijs.

Bron.
Een einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche ’s-Hertogenbosch (onderzoek Alagon) met BHV-nummer2013126388, afgesloten op 5 augustus 2015, in totaal 373 doorgenummerde bladzijden (hierna: dossier).

Bewijsmiddelen.

- als relaas van [verbalisant 1] , -proces-verbaal van bevindingen,
dossier p. 21-23:
Op 14 september 2008 om ongeveer 01.49 uur krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding dat een man was neergestoken bij de [adres 2] in
’s-Hertogenbosch.
- als relaas van [verbalisant 2] , proces-verbaal van bevindingen, dossier p. 29:
[verbalisant 2] is vanaf de voorzijde van perceel [adres 2] te ’s-Hertogenbosch in de richting van [adres 3] gelopen en zag daar een brandgang. Hij zag in de brandgang een vuilniszak liggen waar hennepbladeren uitstaken. Hij zag dat vanaf de vuilniszak bloedspatten in de richting van [adres 3] liepen en uitkwamen bij de plaats waar de fiets werd aangetroffen (tweede plaats delict). Hij zag dat ter hoogte van de achterzijde van de woning van de gewonde man een vuilniszak met hennepbladeren in de brandgang lag en dat ook bij deze vuilniszak bloedspatten lagen en de bloedstappen in de richting van de andere vuilniszak en [adres 3] liepen.
- als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , proces-verbaal van bevindingen,
dossier p. 33:
Verbalisanten troffen vlakbij de ingang van een brandgang achter de [adres 2] een damesfiets van het merk Puch aan. Ook troffen zij daar bloedvegen en druppels lijkende op bloed aan.
- als relaas van [verbalisant 5],
proces-verbaal optreden speurhond, dossier p. 35:Over het zadel van de fiets was een stoffen hoesje getrokken, van waar de speurhond een spoor van menselijke geur oppikte en volgde richting [adres 4] . Daar aangekomen sloeg de speurhond rechtsaf. Bij de volgende vier zijstraten volgde de hond het spoor rechtdoor over [adres 4] . Bij [adres 5] nam de hond kennelijk geen menselijke geur meer waar.
- als relaas van [verbalisant 6] en afbeelding: ‘spoor van de speurhond’,
dossier p. 19:
Het spoor dat de speurhond van het zadel van de fiets van verdachte op [adres 3]
volgde, leidde rechtstreeks naar de richting van het huis van de moeder van verdachte. Destijds woonde verdachte bij zijn moeder.
- als relaas van [verbalisant 7] , proces-verbaal van forensisch technisch
onderzoek, dossier p. 37:
Op de vuilniszakken met hennep werden bloed- en vingersporen aangetroffen.
- als aangifte van [slachtoffer] , proces-verbaal van aangifte, dossier p. 61-64:Op 14 september 2008 ’s nachts omstreeks 01.30 uur hoorde ik gestommel vanuit de tuin.
Ik liep naar buiten en rook een wietlucht. Ik hoorde geritsel van een vuilniszak. Ik heb vier wietplanten in mijn tuin. Ik ging door de poort naar de brandgang daarachter. Ik zag voor de poort een zak liggen. Ik zag een manspersoon die met een fiets aan de hand de brandgang uitrende. Ik zag dat hij een zak liet vallen. Ik rende hem achterna en pakte hem bij zijn shirt. Toen begon een worsteling met de jongen. De jongen pakte een mes uit zijn achterzak. Toen begon hij echt als een wilde op mij in te prikken. Ik heb hem op zijn kop geslagen en in zijn gezicht gestompt. Ik heb toen mijn Nunchaku’s die ik bij me had gestoken uit mijn achterzak gepakt. Ik heb hem toen met de bovenkanten van de stokjes een keer of 4 of 6 tegen zijn hoofd geslagen. Hij kan hierdoor gewond zijn aan zijn hoofd. Door die worsteling kwam mijn t-shirt over mijn hoofd. Toen begon hij in mijn rug en hoofd te prikken. Het stopte. Ik weet niet waar die jongen heen ging.
Toen mijn t-shirt van mijn hoofd was, zag ik die andere jongen. Het was een Marokkaan of Turk. Ik ben toen teruggelopen naar mijn woning en heb 112 gebeld. Van de jongen die mij stak kan ik het volgende zeggen: ik schat de jongen 13 of 14 jaar oud, hij had een redelijk tenger postuur, hij droeg een pet.
- als verklaring van aangever [slachtoffer] , proces-verbaal van (aanvullend) verhoor,
p. 68 e.v.:
Ik hoorde, vanuit mijn tuin, het geritsel alsof er iets in een vuilniszak werd gedaan. Ik deed de poort open en ik zag toen bij mijn poort, ongeveer 1,5 meter van mij vandaan een jongen gehurkt zitten. Ik zag een kleine, iele jongen met een petje op.
Ik zag toen dat die jongen opstond en de zak liet hij liggen. Hij keek mij niet aan en liep heel snel weg. Ik zag toen dat hij de brandgang richting [adres 3] in rende. Volgens mij liep hij links van een fiets. Ik zag toen ook dat hij nog een vuilniszak droeg. Ik zag vervolgens dat hij die zak op de grond liet vallen. Dit was ongeveer halverwege de brandgang. Ik rende hem achterna. Op een gegeven moment komen we aan het einde van de brandgang. Ik zag toen dat die jongen [adres 3] op rende en rechtsaf liep. Nadat die jongen die bocht had gemaakt zag ik dat hij de fiets liet vallen. Ik zag dat hij doodsbang was. Voor mij was die jongen 100% blank, want ik hoorde dat hij echt Nederlands sprak. Ik heb hem toen meegetrokken. Ik liep daarbij achteruit. Ik zag toen dat hij zijn linkerhand achter zijn rug deed en toen ging het erg snel. Ik weet nog dat hij mij in mijn buik stak. Ik weet nog dat ik toen zei: "hé, je hebt een mes". Dit gebeurde op de kop van de brandgang, links van de garage. Ik sloeg hem toen met mijn rechtervuist op zijn gezicht. Toen heb ik ook heel even een mes gezien. Ik zag dat het een mes was met een lemmet van ongeveer 12-15 cm lang. Toen ontstond er een worsteling waarbij mijn shirt over mijn hoofd ging. Op dat moment voelde ik dat ik een aantal keren gestoken werd. Uiteindelijk ben ik nog gestoken in mijn schouders en hoofd en als eerste één keer in mijn buik. Ik weet niet meer waar die jongen toen is gebleven. Vervolgens keek ik op en ik zag rechts van mij, in de [adres 3] , een Turkse of Marokkaanse jongen staan. Ik heb de vuilniszakken niet vastgepakt.
- een formulier Medische overdracht van het Jeroen Bosch ziekenhuis, Intensive Care
afdeling, gedateerd 14 september 2008, dossier p. 76:
Dit formulier houdt onder meer in:
[slachtoffer] , geboren op [1973] , is op 14 september 2008 om 03.50 uur opgenomen. Hij is betrokken bij een steekpartij en meermalen gestoken.
Anamnese:
Abd: ROB steekwond 6 cm met uithangend omentum
Extr: grote wond achterhoofd (…), wond neus, 3 wonden rug tussen schouders, 1 wond in de nek, 3 wonden linkerschouder, 1 wond linkerwang.
- als verklaring van [getuige 1] , proces-verbaal van verhoor op vrijdag 19
september 2008, dossier p. 87-90:
Een paar dagen geleden, in de nacht van zaterdag op zondag, ben ik getuige geweest van een ruzie. Ik bevond mij met mijn vriendin op dat moment op de hoek van [adres 3] met de [adres 2] te ‘s-Hertogenbosch, het was ergens tussen 24:00 uur en 01:00 uur. Door de vooruit van mijn auto zag ik een jongen op een fiets zitten, dit was midden op [adres 3] . Ik zag dat de jongen die op de fiets zat een baseball-pet droeg. Ik zag dat de jongen stond te praten met een andere jongen. Vervolgens hoorde ik geschreeuw afkomstig van twee voornoemde personen. Toen ik naar voren reed zag ik dat de twee personen zich inmiddels verplaatst hadden en bij een steegje stonden en ik hoorde ze schreeuwen. Op dat moment zag ik ook dat de fiets, waar de jongen met de pet eerder nog op gezeten had, nu midden in [adres 3] op de weg lag. Ik ben uit de auto gestapt, en liep in de richting van de twee jongens, ik zag dat de twee jongens volop in gevecht waren met elkaar. Ik zag dat er geslagen werd en ik zag ook wel wat bloed.
- als relaas van [verbalisant 8] , proces-verbaal van bevindingen, dossier p. 106:
Mijn collega en ik kregen op 6 december 2013 opdracht om te gaan naar [adres 6] te Rijswijk alwaar zou zijn ingereden op een persoon. Ter plaatse spraken wij met melder [persoon] die als benadeelde tegen zijn zoon [verdachte] aangifte deed van poging tot doodslag. [persoon] verklaarde dat [verdachte] naast dit incident wel meer gedaan had. Melder vertelde dat zijn zoon iemand had neergestoken, waarbij hij een artikel liet zien over een steekpartij aan de [adres 2] in Den Bosch met datum 14 september 2008. Melder verklaarde dat de zaak ook bij Opsporing Verzocht geweest was en dat hij in het programma de fiets van [verdachte] herkend had.
-
als verklaring van [persoon] , proces-verbaal van verhoor, dossier p. 112, 113:
In het weekend van zondag 14 september 2008 is mijn zoon [verdachte] thuisgekomen.
Ik denk dat dit ongeveer om 01.00 uur was. Mijn zoon was op dat moment 14 jaar oud. Ik zag dat mijn zoon helemaal onder het bloed zat. Ik vroeg hem wat er aan de hand was. Ik hoorde [verdachte] vertellen dat hij een wietplant wilde stelen via een tuin in de [adres 2] . Hij vertelde mij dat hij op het moment dat hij de wietplant had en weg wilde fietsen, vastgegrepen werd door de eigenaar van de wietplant. Ik hoorde hem zeggen dat de man Nunchaku-stokken bij zich had. [verdachte] vertelde mij dat hij daar zo bang van was geworden dat hij in zijn broek had geplast. Ik hoorde hem zeggen dat hij er op dat moment achter kwam dat hij een mes bij zich had. Ik hoorde hem zeggen dat hij de man toen in zijn maagstreek gestoken had. Daarna hoorde ik hem zeggen dat de man voorover in elkaar dook. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij daarna het shirt van de man over diens hoofd heeft getrokken en hem toen meerdere malen in zijn rug heeft gestoken. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat er op dat moment een derde persoon aan kwam gelopen die op het kabaal afkwam. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij daarop zijn fiets, een Puch damesfiets, achtergelaten heeft.
Ik hoorde [verdachte] vertellen dat hij naar de ouderlijke woning aan [adres 7] is gelopen.
- als verklaring van [persoon] , proces-verbaal van (aanvullend) verhoor van getuige,
dossier p. 116-121:
(V: verbalisant)
[verdachte] was helemaal in paniek. Hij zat onder het bloed. (…) Hij had in zijn broek geplast, dat zag ik, ik hoorde het aan zijn stem, die trilde en hij was buiten adem.”
“Hij had een beurse plek op zijn gezicht. Hij had een klap op zijn gezicht gekregen. (…) Het was op zijn jukbeen ergens.”
“Ik herkende tijdens de uitzending van Omroep Brabant de fiets. Een Puch, absoluut. Er zaten zo’n kenmerken op, het was een damesfiets van het merk Puch. Er was iets mee. Het was iets met het slot, een mankementje, een typerend iets wat mij zei, dat is hem, zeker. Die fiets had hij trouwens gestolen hoor, dat was een gestolen fiets. (….) Die uitzending kwam op televisie en de telefoon ging bij ons. Een Marokkaanse naam en hij zei: “ [verdachte] je fiets is op tv”. [verdachte] zei: “Nee hoor, die is niet van mij.”
[verdachte] zat onder het bloed, hij had een verwilderde blik in zijn ogen, met name zijn handen zaten onder het bloed. Als je goed naar zijn gezicht keek, kon je zien dat hij een klap had gehad. Hij had kort haar. Ik weet dat bij die tijd veel baseball petjes droeg. (…).
- proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , dossier p. 114.
Zij is de vriendin van [persoon] . Zij verklaart bang te zijn voor [verdachte] , omdat ze van [persoon] gehoord had dat [verdachte] een man had neergestoken in Den Bosch aan de [adres 2] in wijk de Vliert. Een vriendje zou de fiets van [verdachte] herkend hebben en had meteen gebeld naar [verdachte] . Haar vriend werd in 2010 badend in het zweet wakker. Toen heeft hij het haar verteld.
- proces-verbaal van aangifte van diefstal van een Puch damesfiets, dossier p. 102, 103.
De fiets die op 14 september 2008 op [adres 3] te ’s-Hertogenbosch door de dader van de steekpartij is achtergelaten blijkt te zijn weggenomen. Van de diefstal is op 26 juni 2008 aangifte gedaan. De aangeefster verklaart haar fiets op de beelden van het televisieprogramma Opsporing Verzocht, waarin de fiets werd getoond in verband met de steekpartij op [adres 2] te ’s-Hertogenbosch, te hebben herkend.
- proces-verbaal identificatie dactyloscopische sporen (vuilniszakken), dossier p. 172
e.v.; rapporten van dactyloscopisch onderzoek, p. 179 t/m 282:
Er werd onderzoek verricht naar de aanwezigheid van handpalm- en vingerafdrukken op de in 2008 tijdens het onderzoek naar aanleiding van de steekpartij in beslag genomen vuilniszakken. Daarop werden sporen veiliggesteld, bestaande uit zowel vinger- als handpalmafdrukken. Deze sporen werden ingelezen in de landelijke databank vingerafdrukken Havank. Uit het ingesteld vergelijkende onderzoek bleek dat negen van de vastgestelde sporen geïdentificeerd zijn. Deze bleken allen overeen te komen met de vingers en handpalm van voornoemde verdachte [verdachte] .
Uit het onderzoek door twee dactyloscopische deskundigen, onafhankelijk en afzonderlijk uitgevoerd, blijkt dat ten aanzien van negen onderzochte sporen zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen de onderzochte sporen en de vingerafdruk van verdachte.

Bewijsoverwegingen.

Op 14 september 2008 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van het feit dat hij door een onbekende jongen van 13 of 14 jaar oud was gestoken met een mes en daardoor ernstig gewond was geraakt. De dader had hennep uit zijn tuin gestolen.
De vader van verdachte, [persoon] , heeft in december 2013 tegenover de politie de naam van verdachte, zijn zoon, genoemd als dader van de steekpartij.
Verdachte verklaart dat hij niet degene is die [slachtoffer] heeft gestoken.
Hij zegt niet te weten waarom zijn vader tegen de politie belastend over hem heeft verklaard en dat zijn vader daarover niet de waarheid spreekt. De verhouding tussen hem en zijn vader zou nadat zijn ouders in 2010 uit elkaar zijn gegaan zijn verslechterd.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van de vader van verdachte onvoldoende betrouwbaar is gelet op de verschillen tussen de verklaring van de vader van verdachte en de aangifte, de persoon van de vader van verdachte en het feit dat vader een motief heeft om een valse verklaring af te leggen. Dit motief zou gelegen zijn in het bestaan van een alimentatiegeschil, waarbij verdachte nog een grote som geld van zijn vader tegoed zou hebben. Met de valse verklaring zou vader zijn alimentatieplicht hebben willen ontlopen.
De rechtbank stelt het volgende vast.
De verklaringen van [persoon] en aangever [slachtoffer] bevatten op een aantal belangrijke onderdelen overeenkomsten.
Aangever verklaart in zijn aangifte dat de dader een blanke Nederlandse jongen is die hij op 13 of 14 jaar oud schat.
De vader van verdachte verklaart dat zijn zoon ten tijde van het tenlastegelegde 14 jaar oud was. Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat verdachte ten tijde van het steekincident 14 jaar oud was.
De vader van verdachte verklaart dat zijn zoon hem na het steekincident bij thuiskomst in de ouderlijke woning (in de nacht van 14 september 2008) heeft verteld dat hij betrapt is toen hij hennep had weggenomen, dat het slachtoffer Nunchaku-stokken bij zich had, dat bij een worsteling het t-shirt van het slachtoffer over zijn hoofd is getrokken en dat er een onbekende derde persoon getuige was van het steekincident. Verdachte kwam angstig thuis, zijn handen en kleding zaten onder het bloed en hij had een verwonding aan zijn hoofd.
Al deze omstandigheden passen bij hetgeen door de aangever is verklaard. .
De wetenschap bij de vader van verdachte betreffende de Nunchaku-stokken, het over het hoofd van aangever trekken van diens t-shirt en de aanwezigheid van een getuige ter plaatse van de steekpartij, betreft volgens de politie specifieke daderwetenschap.
Verder verklaren zowel de aangever als de vader van verdachte over de fiets die verdachte bij de zijn vlucht achterliet. Deze fiets is door de politie aangetroffen op de plaats van (of direct nabij) het steekincident en blijkt een fiets te zijn waarvan in juni 2008 aangifte van diefstal is gedaan. Over de fiets verklaart het slachtoffer, de fiets wordt door de bestolene herkend, wordt door de [getuige 1] genoemd en door de vader van verdachte specifiek beschreven voor wat betreft het merk en het verbroken slot, Vader verklaart dat het een gestolen fiets is die zijn zoon gebruikte.
Het spoor dat de speurhond vanaf het zadel van de fiets die is achtergelaten door verdachte heeft gevolgd, leidde rechtstreeks in de richting van het huis van de moeder van verdachte. Destijds woonde verdachte bij zijn moeder en de vader.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank, anders dan de verdediging, de verklaring van
[persoon] betrouwbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van vader uit te sluiten van het bewijs, temeer niet daar de verklaring van vader ook steun vindt in ander bewijs. Er zijn op de twee vuilniszakken waarover de aangever verklaart dat degene die hem gestoken heeft, geknield bij de ene vuilniszak zat en de andere vuilniszak liet vallen, negen vinger- en handpalmafdrukken aangetroffen die afkomstig zijn van verdachte.
Verdachte heeft geen redelijke toetsbare verklaring gegeven voor het feit dat zijn vinger- en handpalmafdrukken zijn aangetroffen op de vuilniszakken waarin de hennep zat en die volgens het slachtoffer door de dader zijn meegenomen en zijn achtergebleven in de brandgang achter diens woning.
Conclusie.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen genoegzaam dat verdachte de persoon is geweest die de hennep heeft gestolen en die na ontdekking van de diefstal die [slachtoffer] met een mes heeft gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op de poging tot (gekwalificeerde) doodslag. Deze gedragingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat zijn handelen het overlijden van het slachtoffer tot gevolg zou hebben, bewust heeft aanvaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 14 september 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met voormeld oogmerk meermalen met een mes in het hoofd en in de rug en in de buik van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke voren omschreven poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van hennep, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert jeugddetentie voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen het wettelijk strafmaximum dat voor minderjarige daders geldt, de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, het feit dat verdachte na 14 september 2008 meermalen is veroordeeld en het tijdsverloop sinds 14 september 2008.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de ruimte om verdachte thans nog een onvoorwaardelijke straf op te leggen zeer beperkt is, gezien het wettelijk strafmaximum dat voor minderjarige daders geldt, de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van strafrecht en het tijdsverloop sinds 14 september 2008.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde poging tot doodslag.
Hij heeft het slachtoffer met een mes meerdere steekwonden toegebracht nadat hij door het slachtoffer was betrapt op het stelen van hennep uit de tuin van de buurman. Het slachtoffer heeft levensbedreigende verwondingen opgelopen waarvan de littekens tot op de dag van vandaag letterlijk zichtbaar zijn. Er is sprake van blijvende fysieke en cosmetische schade in de vorm van blijvende littekens (ook na noodzakelijk plastische chirurgie) op onder meer het aangezicht. Deze schade leidt tot op heden tot pijn en verminderde mobiliteit.
Zoals aannemelijk is geworden uit het onderzoek ter terechtzitting en blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij, heeft het handelen van verdachte ook psychisch letsel veroorzaakt bij het slachtoffer, bestaande uit een gevoel van onveiligheid en angst hetgeen zich onder meer uit in slapeloosheid.
Het gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte na 2008 meermalen is veroordeeld terzake vermogensdelicten, onder meer tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen.
Verdachte wordt berecht onder het jeugdstrafrecht omdat hij ten tijde van het delict 14 jaar oud was. Bij het jeugdstrafrecht gelden in het algemeen andere, veelal lagere richtlijnen voor de straftoemeting. Zo kan er bij verdachten tot 16 jaar maximaal één jaar jeugddetentie worden opgelegd. Verder wordt bij het bepalen van welke straf passend is veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt meer dan bij volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank neemt in aanmerking dat sinds het tijdstip waarop het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken. Het tijdsverloop tussen de datum waarop verdachte voor het eerst als verdachte is gehoord (7 december 2013) en het vonnis van de rechtbank (12 februari 2016) bedraagt meer dan twee jaren. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Indien de zaak tijdig zou zijn afgedaan zou een jeugddetentie van 210 dagen zijn opgelegd. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank daarop 5%, afgerond elf dagen, in mindering brengen.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, die naar het oordeel van de rechtbank passend is en recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie om de jeugddetentie te vervangen door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf toewijzen nu verdachte inmiddels de leeftijd van 22 jaar heeft bereikt en de rechtbank jeugddetentie gelet op de persoon van verdachte jeugddetentie niet passend acht.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding en toekenning van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht de vordering terzake materiële schade toewijsbaar en refereert zich voor wat betreft de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank verstaat de vordering aldus dat € 906.16 materiele schade wordt gevorderd en € 3.881,- immateriële schade. ( € 8.475,-- min het bedrag van € 4.594,00 dat reeds is vergoed). De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade vanaf de datum van het delict (14 september 2008) tot aan de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade vanaf de datum van deze uitspraak (12 februari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade vanaf de datum van het delict (14 september 2008) tot aan de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade vanaf de datum van deze uitspraak (12 februari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 36f, 45, 63, 77a, 77gg, 77i, 77k, 77l, 287.

DE UITSPRAAK

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.

T.a.v. primair:- jeugddetentie voor de duur van 199 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Bepaalt dat de opgelegde straf van jeugddetentie wordt vervangen door en tenuitvoergelegd als gevangenisstraf nadat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. -
maatregel van schadevergoedingvan € 4.787,16 subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer] van een bedrag van € 4.787,16 (zegge: vierduizend zevenhonderd en zevenentachtig euro en zestien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen jeugddetentie.
Deze jeugddetentie kan worden tenuitvoergelegd als vervangende hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag bestaat uit een vergoeding van € 3.881,00 voor immateriële schade en een bedrag van € 906,16 voor materiële schade.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade vanaf de datum van het delict (14 september 2008) tot aan de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade vanaf de datum van deze uitspraak (12 februari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 4.787,16
(zegge: vierduizend zevenhonderd en zevenentachtig euro en zestien eurocent).
Het bedrag bestaat uit een vergoeding van € 3.881,00 voor immateriële schade en een bedrag van € 906,16 voor materiële schade.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade vanaf de datum van het delict (14 september 2008) tot aan de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade vanaf de datum van deze uitspraak (12 februari 2016) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter, kinderrechter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. J. Iding, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 12 februari 2016.