ECLI:NL:RBOBR:2016:5488

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
01/880470-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid bij medeplegen van doodslag, poging tot zware mishandeling, gijzeling, diefstal en opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift

Op 7 oktober 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij ernstige geweldsdelicten. De zaak betreft de dood van [slachtoffer 1] en de mishandeling van [slachtoffer 2], die plaatsvonden in de periode van 11 tot en met 13 november 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de dood van [slachtoffer 1] door hem in hulpeloze toestand achter te laten en geen medische hulp te verlenen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] en aan de gijzeling van beide slachtoffers. De verdachte heeft de slachtoffers in zijn woning laten komen, waar zij door onbekende daders werden mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplichtigheid bij deze misdrijven en heeft hem een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de nabestaanden van [slachtoffer 1].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880470-14
Datum uitspraak: 07 oktober 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] , Polen op [geboortedatum 1] 1974,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 oktober 2015, 14 december 2015, 4 maart 2016, 4 april 2016, 1 juli 2016 en 23 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 september 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 september 2016 tweemaal is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
FEIT 1
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
door die [slachtoffer 1] één of meermalen met kracht tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stoten en/of te schoppen en/of te trappen
en/of
door die [slachtoffer 1] één of meermalen met kracht met één of meer slagvoorwerpen tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of stoten
en/of
door die [slachtoffer 1] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp te onthouden en/of in hulpeloze toestand achter te laten en/of door er onvoldoende zorg voor te dragen dat die [slachtoffer 1] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp ontving en/of onderging;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd,
door die [slachtoffer 1] één of meermalen met kracht tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stoten en/of te schoppen en/of te trappen
en/of
door die [slachtoffer 1] één of meermalen met kracht met één of meer slagvoorwerpen tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of stoten
en/of
door die [slachtoffer 1] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp te onthouden en/of in hulpeloze toestand achter te laten en/of door er onvoldoende zorg voor te dragen dat die [slachtoffer 1] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp ontving en/of onderging,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
ten behoeve van een samenkomst van die [slachtoffer 1] met de dader(s) van dit misdrijf, hem/hen de vrije toegang tot zijn woning en/of de woning waar hij toentertijd verbleef te verlenen
en/of
(met het oog op die samenkomst) (kort) vóór en/of gedurende deze samenkomst telefonische contacten te onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meerdere (contact)personen uit zijn/hun omgeving en/of door (daartoe) zijn telefoon ter beschikking te stellen aan (een) ander(en);
en/of
door die [slachtoffer 1] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp te onthouden en/of in hulpeloze toestand achter te laten en/of door er onvoldoende zorg voor te dragen dat die [slachtoffer 1] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp ontving en/of onderging;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte rade
zwaar lichamelijk letsel,
namelijk één of meer breuken van de aangezichtsbeenderen en/of een breuk van een lange pijpbeen van het linkerbeen en/of een breuk (met gedeeltelijke verbrijzeling) van de schedelbasis en/of kaakbreuk en/of hersenkneuzingen en/of kneuzingen in de longen,
heeft toegebracht
door die [slachtoffer 1] één of meermalen met kracht tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stoten en/of te schoppen en/of te trappen
en/of
door die [slachtoffer 1] één of meermalen met kracht met één of meer slagvoorwerpen tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stoten
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
nog meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel,
namelijk één of meer breuken van de aangezichtsbeenderen en/of een breuk van een lange pijpbeen van het linkerbeen en/of een breuk (met gedeeltelijke verbrijzeling) van de schedelbasis en/of een kaakbreuk en/of hersenkneuzingen en/of kneuzingen in de longen,
heeft/hebben toegebracht
door die [slachtoffer 1] één of meermalen met kracht tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stoten en/of te schoppen en/of te trappen
en/of
door die [slachtoffer 1] één of meermalen met kracht met één of meer slagvoorwerpen tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stoten,
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
ten behoeve van een samenkomst van die [slachtoffer 1] met de dader(s) van dit misdrijf, hem/hen de vrije toegang tot zijn woning en/of de woning waar hij toentertijd verbleef te verlenen
en/of
(met het oog op die samenkomst) (kort) vóór en/of gedurende deze samenkomst telefonische contacten te onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meerdere (contact)personen uit zijn/hun omgeving en/of door (daartoe) zijn telefoon ter beschikking te stellen aan (een) ander(en);
nog meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
opzettelijk
[slachtoffer 1] ,
tot wiens onderhoud, verpleging en/of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht was,
in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of achtergelaten
door die [slachtoffer 1] in (zwaar)gewonde toestand in een auto te zetten en/of plaats te laten nemen
en/of
door die [slachtoffer 1] (vervolgens) te vervoeren (van Meijel naar Geldrop)
en/of
door die [slachtoffer 1] (in de nachtelijke uren) (te Geldrop en/of in de omgeving van het ziekenhuis aldaar) uit die auto te zetten en/of achter te laten
en/of
door die [slachtoffer 1] (aldus) (adequate en tijdige) (medische) hulp te onthouden en/of door er (aldus) onvoldoende zorg voor te dragen dat die [slachtoffer 1] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp ontving en/of onderging
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
als getuige van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin [slachtoffer 1] verkeerde,
heeft nagelaten om deze [slachtoffer 1] die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, kon verlenen of verschaffen,
waarna de dood van deze [slachtoffer 1] op of omstreeks 13 november 2014 (in het Radboud Ziekenhuis te Nijmegen) is gevolgd;
FEIT 2
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
[slachtoffer 2]
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven
die [slachtoffer 2] één of meermalen een elektrische stroomstoot heeft toegebracht
en/of
die [slachtoffer 2] één of meermalen met kracht tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestoten en/of geschopt en/of getrapt
en/of
die [slachtoffer 2] één of meermalen met kracht met één of meer slagvoorwerpen tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland
ter uitvoering van het door hem / hen voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
[slachtoffer 2] van het leven te beroven
die [slachtoffer 2] één of meermalen een elektrische stroomstoot heeft/hebben toegebracht
en/of
die [slachtoffer 2] één of meermalen met kracht tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestoten en/of geschopt en/of getrapt
en/of
die [slachtoffer 2] één of meermalen met kracht met één of meer slagvoorwerpen tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
ten behoeve van een samenkomst van die [slachtoffer 2] met de dader(s) van dit misdrijf, hem/hen de vrije toegang tot zijn woning en/of de woning waar hij toentertijd verbleef) te verlenen
en/of
(met het oog op die samenkomst) (kort) vóór en/of gedurende deze samenkomst telefonische contacten te onderhouden met die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of één of meerdere (contact)personen uit hun omgeving en/of door (daartoe) zijn telefoon ter beschikking te stellen aan (een) ander(en);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel,
namelijk een gebroken borstbeen en/of een schedelbreuk en/of hersenkneuzingen en/of één of meer gebroken ribben en/of een gebroken neus,
heeft toegebracht,
door die [slachtoffer 2] één of meermalen een elektrische stroomstoot toe te brengen
en/of
door die [slachtoffer 2] één of meermalen met kracht tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stoten en/of te schoppen en/of te trappen
en/of
door die [slachtoffer 2] één of meermalen met kracht met één of meer slagvoorwerpen tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of stoten;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland
ter uitvoering van het door hem / hen voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer 2]
zwaar lichamelijk letsel,
namelijk een gebroken borstbeen en/of een schedelbreuk en/of hersenkneuzingen en/of één of meer gebroken ribben en/of een gebroken neus,
toe te brengen
die [slachtoffer 2] één of meermalen een elektrische stroomstoot heeft/hebben toegebracht
en/of
die [slachtoffer 2] één of meermalen met kracht tegen diens hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestoten en/of geschopt en/of getrapt
en/of
die [slachtoffer 2] één of meermalen met kracht met één of meer slagvoorwerpen tegen diens hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestoten
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 november 2014 tot en met 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
ten behoeve van een samenkomst van die [slachtoffer 2] met de dader(s) van dit misdrijf, hem/hen de vrije toegang tot zijn woning en/of de woning waar hij toentertijd verbleef te verlenen
en/of
(met het oog op die samenkomst) (kort) vóór en/of gedurende deze samenkomst telefonische contacten te onderhouden met die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of één of meerdere (contact)personen uit hun omgeving en/of door (daartoe) zijn telefoon ter beschikking te stellen aan (een) ander(en);
FEIT 3
hij op of omstreeks 11 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk één of meerdere personen, namelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen,
immers heeft hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen;
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (onder valse voorwendselen) naar een (recreatie)woning in Meijel, gemeente Peel en Maas, althans Nederland, laten komen
en/of
de mobiele telefoon van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] afgepakt
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] laten plaatsnemen op een stoel
en/of
hen/hem gekneveld en/of vastgebonden zodat zij/hij niet kon(den) vluchten
en/of
hen/hem meermalen met één of meer slagvoorwerpen met kracht tegen het hoofd en/of lichaam geslagen,
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 11 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk één of meerdere personen, namelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden
met het oogmerk (een) ander(en), te weten die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen,
immers heeft/hebben hij/zij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (onder valse voorwendselen) naar een (recreatie)woning in Meijl, gemeente Peel en Maas, althans Nederland, laten komen
en/of
de mobiele telefoon van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] afgepakt
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] laten plaatsnemen op een stoel en/of hen/hem gekneveld en/of vastgebonden zodat zij/hij niet kon(den) vluchten
en/of
hen/hem meermalen met één of meer slagvoorwerpen met kracht tegen het hoofd en/of lichaam geslagen,
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 11 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
ten behoeve van een samenkomst van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] met de dader(s) van ditmisdrijf, hem/hen de vrije toegang tot zijn woning en/of de woning waar hij toentertijd verbleef te verlenen
en/of
(met het oog op de samenkomst) (kort) vóór en/of gedurende deze samenkomst telefonische contacten te onderhouden met die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of één of meerdere (contact)personen uit hun omgeving en/of door (daartoe) zijn telefoon ter beschikking te stellen aan (een) ander(en);
FEIT 4
hij op of omstreeks 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of Helmond en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een auto (merk Audi), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of Helmond en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een auto (merk Audi) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of Geldrop en/of Helmond en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een auto (merk Audi), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
welk(e) goed(eren) verdachte en / of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten uit hoofde van zaakwaarneming, onder zich had(den),
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
FEIT 5
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te Eindhoven
opzettelijk een vals of vervalst Pools rijbewijs - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - voorhanden heeft gehad als ware dat geschrift echt en onvervalst, , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin
dat op de voorzijde van dat rijbewijs de (authentieke) optisch variabele bedrukking was geïmiteerd en/of dat de ondergrondbedrukking aan de voorzijde en/of keerzijde niet in lijnoffset was geproduceerd en/of op het document een foto van verdachte was afgebeeld en/of de personalia van [betrokkene 1] waren vermeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het bewijs.

Inleiding.
Op 12 november 2014 omstreeks 07.20 uur treffen medewerkers van politie in de Goorstraat te Geldrop een gewonde man aan. De man wordt na eerste hulpverlening vervoerd naar het Radboud ziekenhuis te Nijmegen waar de man op 13 november 2014 overlijdt. De letsels aan het gelaat en de hoofdwond van de man zijn van dien aard dat de politie rekening houdt met de mogelijkheid dat de man zwaar is mishandeld. Na herkenning van het lichaam van het slachtoffer door een bekende van het slachtoffer wordt vastgesteld dat het slachtoffer [slachtoffer 1] betreft.
Op 25 november 2014 meldt zich bij de politie een tweede slachtoffer, [slachtoffer 2] . Hij verklaart dat hij, samen met [slachtoffer 1] , op 11 november 2014 in de avonduren van zijn vrijheid werd beroofd en dat zij gedurende die avond en de aansluitende nacht door meerdere personen mishandeld werden. Na onderzoek door de politie wordt vastgesteld dat de mishandeling heeft plaats gevonden in het huisje aan de [adres 1] op het [vakantiepark] . Op 29 juni 2015 wordt verdachte aangehouden voor de betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer 1] en de mishandeling van [slachtoffer 2] ,

De bewijsbeslissing ten aanzien van feit 1 primair.

Aan verdachte is onder 1 primair tenlastegelegd dat hij als medepleger of als pleger opzettelijk, al dan niet met voorbedachte rade, [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd door, kort gezegd, geweld uit te oefenen op het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] medische hulp te onthouden.
De officier van justitie requireert tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde in die zin dat verdachte niet als medepleger, maar als pleger schuldig is aan moord op [slachtoffer 1] .
De raadsman van verdachte concludeert tot vrijspraak.
De rechtbank overweegt het volgende.
De vraag dient te worden beantwoord of het overlijden van [slachtoffer 1] redelijkerwijs aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend en zo ja, op welke wijze.
Het rapport van pathologisch onderzoek naar de oorzaak van overlijden van [slachtoffer 1] , gedateerd 6 maart 2015 en opgemaakt door V. Soerdjbalie-Malkoe (arts en patholoog), houdt onder meer in: “Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] (…) is gebleken dat bij leven opgelopen stompe (hevige) geweldsinwerking(en) heeft (hebben) geleid tot verwikkelingen, waaronder multi-orgaanfalen en uitval van alle hersenstamreflexen, waardoor de behandeling is gestaakt en de dood is ingetreden. Dit kan een éénmalig opgeleverde hevige geweldsinwerking op het lichaam zijn geweest bijvoorbeeld in het kader van een
transportongeval (zoals een verkeersongeval), een val van een hoogte. Ook kunnen herhaaldelijk opgeleverde geweldsinwerkingen door slaan, al of niet met voorwerpen, deze letsels verklaren. (…)”.
De inhoud van het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting leveren naar het oordeel van de rechtbank aanwijzingen op voor de in het pathologisch rapport omschreven alternatieve oorzaken voor het ontstaan van het vastgestelde letsel dan “bij leven opgelopen stompe (hevige geweldsinwerking(en) zoals herhaaldelijk slaan, al dan niet met voorwerpen.”
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat (twee) onbekend gebleven personen forse geweldshandelingen, als omschreven door de patholoog, hebben verricht. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden bewezen dat verdachte op enigerlei wijze geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Wel blijkt uit het onderzoek dat verdachte [slachtoffer 1] in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
Echter naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het pathologisch onderzoek noch uit de overige voorhanden zijnde bewijsmiddelen worden geconcludeerd dat het onthouden van (adequate en/of tijdige medische) hulp dan wel het in hulpeloze toestand achterlaten van [slachtoffer 1] of het onvoldoende zorgdragen voor dergelijke hulpverlening
in belangrijke mate heeft bijgedragen aanhet overlijden van [slachtoffer 1] .
De conclusie van de rechtbank.
Tussen de gedragingen van verdachte, zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, en het overlijden van [slachtoffer 1] bestaat naar het oordeel van de rechtbank niet een dusdanig verband dat de dood van [slachtoffer 1] , redelijkerwijs aan verdachte als dader in de zin van pleger of medepleger kan worden toegerekend.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Hieronder zal de medeplichtigheid aan de dood van [slachtoffer 1] wel bewezen worden verklaard.
De bewijsbeslissing ten aanzien van feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair:
vrijspraak.

Feit 2 primair en subsidiair.

Aan verdachte is onder feit 2 primair tenlastegelegd het als dader of mededader plegen van poging moord dan wel doodslag op [slachtoffer 2] . Subsidiair is tenlastegelegd de medeplichtigheid aan de poging moord dan wel doodslag.
De officier van justitie en de raadsman concluderen tot vrijspraak van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman van verdachte concludeert tot vrijspraak van het onder 2 primair
tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] is door de twee onbekend gebleven daders ernstig mishandeld. Hij is onder andere met een slagvoorwerp op het hoofd geslagen. Het dossier bevat echter onvoldoende gegevens om vast te kunnen stellen dat de mishandeling van dien aard was dat daardoor de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden. [slachtoffer 2] verklaart dat hij gaten in zijn hoofd had, dat zijn borstbeen, ribben en neus waren gebroken en dat zijn schedel gebroken was. Ook spreekt hij over een hersenkneuzing. [slachtoffer 2] verklaart dat hij enkele dagen na de mishandeling in het ziekenhuis in Polen is onderzocht, maar in het dossier bevindt zich geen medische verklaring die de verklaring van [slachtoffer 2] over het letsel bevestigt. Op 28 november 2014, dus 16 dagen na de mishandeling, werd [slachtoffer 2] visueel onderzocht door een forensisch arts. De arts beschrijft echter geen breuken aan het lichaam en/of hoofd van [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Feit 2 meer subsidiair.

Onder feit 2 meer subsidiair is aan verdachte tenlastegelegd het als pleger dan wel medepleger opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] , al dan niet met voorbedachte rade.
De raadsman concludeert tot vrijspraak van het tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt het volgende.
Vast staat dat [slachtoffer 2] is mishandeld en dat hij daarbij letsel heeft opgelopen.
Zoals hiervoor reeds is overwogen ontbreken medische gegevens van de artsen die [slachtoffer 2] kort na de mishandeling hebben onderzocht en heeft de forensisch arts die [slachtoffer 2] op 28 november 2014 visueel heeft onderzocht geen ernstig letsel vastgesteld. De rechtbank acht het aannemelijk dat indien er sprake zou zijn geweest van letsel als door verdachte geschetst de forensisch arts daarvan melding had gemaakt.
De conclusie van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zwaar lichamelijk letsel is
toegebracht, wel acht zij bewezen dat gelet op de verklaring van verdachte en aangever er
sprake is van een poging daartoe nu herhaaldelijk met slagvoorwerpen op zijn lichaam is
geslagen.

De bewijsbeslissing ten aanzien van feit 3 primair: vrijspraak.

Onder feit 3 primair is aan verdachte tenlastegelegd het (mede)plegen van gijzeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
In de tenlastelegging is het feitelijke verwijt opgenomen dat verdachte (al dan niet met zijn mededaders) [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (onder valse voorwendselen) naar een woning in Meijel heeft laten komen, de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft afgepakt, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft laten plaatsnemen op een stoel en hen heeft vastgebonden of gekneveld zodat zij niet konden vluchten en tenslotte dat verdachte hen meermalen tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen.
De officier van justitie en de raadsman concluderen tot vrijspraak van het onder feit 3 primair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat toen verdachte op 12 november 2014 kort voor 02.00 uur in zijn woning arriveerde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en twee andere personen al in die woning aanwezig waren.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren daar al omstreeks 19.00 uur. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte de slachtoffers naar de woning heeft laten komen of dat verdachte degene is geweest die de slachtoffers heeft vastgebonden en/of gekneveld. Ook heeft verdachte de beide slachtoffers niet mishandeld.
De rechtbank is op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat aan verdachte de tenlastegelegde feitelijke gedragingen niet kunnen worden toegerekend.
De conclusie van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Hieronder zal de rechtbank wel de medeplichtigheid aan de ontvoering van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bewezen verklaren.

Bewijs en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van:
feit 1 primair (plegen van moord op [slachtoffer 1] );
feit 2 subsidiair (medeplichtigheid bij/tot poging tot moord op [slachtoffer 2] );
feit 3 subsidiair (medeplichtigheid bij/tot gijzeling van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] );
feit 4 primair (diefstal) en
feit 5 (opzettelijk gebruik maken van en vals/vervalst geschrift).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte concludeert tot integrale vrijspraak van het tenlastegelegde op de in de schriftelijke weergave van zijn pleidooi aangevoerde gronden, kort gezegd telkens van wege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen [1] .
- als verklaring van getuige [getuige 3] . [2]
Ik ben beveiliger van het Sint Anna ziekenhuis te Geldrop. Op 11 november 2014 om 4.43 uur ging ik een ronde lopen. Ik zag een man over de weg zwalken.
- als verklaring van getuige [getuige 1] [3] :
Ik heb op 12 november 2014 het alarmnummer 112 gebeld. Dat was om 05.23 uur. Ik zag op de kruising van de Peijnenburgweg en de Dommeldalseweg (de rechtbank leest: te Geldrop) een man strompelen. Ik zag dat hij zwaar gehavend was in zijn gezicht. Zijn voorhoofd was dik, zijn wenkbrauwen waren dik, zijn oogleden waren dik. Zijn hele hoofd was kapot en dik. Ik zag bloed op zijn gezicht. Over zijn gemoedstoestand kan ik zeggen dat de man verward op mij overkwam. Ik vond hem radeloos en paniekerig op mij afkomen. Eigenlijk liet ik de man voor dood achter. Naar mijn mening was die man niet in staat nog meer dan 50 meter te lopen.
- als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [4] :
Op 12 november 2014 omstreeks 07.20 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de melding dat er een man op de Goorstraat te Geldrop in de bosjes lag. Omstreeks 07.31 uur kwamen wij ter plaatse. Wij zagen dat een man in de bossages stond. Wij dachten dat de man mogelijk onder invloed van drugs was en gevallen was, dan wel mishandeld was. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat de ogen van deze man dicht waren en de oogleden opgezwollen waren. Ik zag dat er bloed op en rondom de mond van deze man zat. Wij zagen dat er een hoofdwond op het hoofd van deze man zat.
Ik, [verbalisant 2] , vroeg de man of hij mee wilde lopen en deelde hem mede dat we hem zouden helpen. De man reageerde niet op wat wij hem vroegen. Ik, [verbalisant 2] , zette deze man rechtop op de grond en ondersteunde hem met zijn rug tegen mijn been. Ik, [verbalisant 2] zag, dat deze man een aantal keren zijn mond open en dicht deed. Ik zag wat belletjes bloed op de dichte mond van deze man ontstaan. Vervolgens zag en voelde ik dat de man zijn hoofd liet hangen. Vervolgens hebben wij de reanimatie gestart in afwachting van de ambulance.
- verklaring van [verbalisant 2] bij de rechter-commissaris. [5]
De man had hup nodig. Hij hield zich aan een boompje vast. Ik heb hem met (de rechtbank verstaat: ik heb bij hem) een losse nekklem aangebracht om hem uit balans te krijgen.
- verklaring van getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris. [6]
De man is door de politie naar de grond gebracht. De man werkte niet mee. De politie heeft niet iets heftigs gedaan.
- als verklaring van getuige [getuige 5] [7] :
Ik ben ambulance-verpleegkundige. Wij kregen omstreeks 07.33 uur een melding. Op de Goorstraat aangekomen zag ik een man op zijn rug liggen. Ik zag een politieman die hartmassage toepaste bij het slachtoffer. Ik zag dat het gezicht van het slachtoffer flink dik was. Ik zag dat zijn ogen dichtzaten. Zijn oogleden waren dik en rood. Zijn linkeroor was grijs/blauw. Dit kan door zuurstof tekort komen, maar het eerste wat [collega-ambulancebroeder] (de rechtbank verstaat: een collega-ambulancebroeder) en ik dachten was dat deze man flink klappen had gehad. Ik constateerde bij man een hartstilstand. En toen de traumaheli arriveerde, was er daarnaast ook nog sprake van ritme-output. Mijn gevoel zei dat het strottenhoofd van het slachtoffer aan geweld was blootgesteld. Aan die mogelijkheid dacht de trauma-arts ook.
- als relaas van verbalisanten van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [8] :
In de vroege ochtend uren van woensdag 12 november 2014 werd in een bosschage langs
de openbare weg de Goorstraat een verwarde man aangetroffen. Het slachtoffer werd overgebracht naar het Radboud ziekenhuis te Nijmegen waar hij op donderdag 13 november 2014, omstreeks 13.10 uur kwam te overlijden.
Personalia slachtoffer: [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum 2] .
- een gewaarmerkt afschrift van een akte van overlijden [9] :
Deze akte is opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand te Nijmegen, gedateerd 19 november 2014 en houdt onder meer in:
op 13 november 2014 is te Nijmegen overleden [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] .
- een rapport van pathologisch onderzoek d.d. 6 maart 2015 [10] :
Dit rapport houdt onder meer in, als conclusie van arts en patholoog V. Soerdjbalie-Malkoe:
“Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] , is gebleken dat bij leven opgelopen stompe (hevige) geweldsinwerking(en) heeft (hebben) geleid tot verwikkelingen, waaronder multi-orgaanfalen en uitval van alle hersenstamreflexen, waardoor de behandeling is gestaakt en de dood is ingetreden. Dit kan een éénmalig opgeleverde hevige geweldsinwerking op het lichaam zijn geweest bijvoorbeeld in het kader van een
transportongeval (zoals een verkeersongeval), een val van een hoogte. Ook kunnen herhaaldelijk opgeleverde geweldsinwerkingen door slaan, al of niet met voorwerpen, deze letsels verklaren.”
- als verklaring van de deskundige V. Soerdjbalie-Malkoe bij de rechter-commissaris [11]
“Ik heb bij de heer [slachtoffer 1] uitgebreide letsels geconstateerd die passen bij hevige stompe geweldsinwerking op verschillende niveaus onder andere aan het hoofd. Het betreft onder andere breuken in de schedel, het aangezicht, vochtophoping, kneuzing in de hersenen en herseninklemming. Alleen al door deze heel ernstige letsels kan een persoon reanimatiebehoeftig worden. Op vragen van de officier van justitie of de letsels die de
heer [slachtoffer 1] aan zijn hoofd had veroorzaakt kunnen zijn door het toepassen van de nekklem, dan wel in buikligging neerleggen van de heer [slachtoffer 1] , zeg ik u dat dat niet kan. Mij wordt gevraagd of het overlijden van de heer [slachtoffer 1] kan worden verklaard enkel door het letsel dat
hij aan het hoofd had. Ja.”-
- Een forensisch pathologisch onderzoek van P.M.I. Van Driessche d.d. 24 juni 2016. [12]
Het mechanisme van overlijden van de heer [slachtoffer 1] verliep via de hypoxische weg (zuurstof tekort op celniveau) en is gestart door bij leven optreden van een of meer malen inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld. Gezien het feit dat volgens verklaringen de nekklem niet werd aangehouden na bewustzijnverlies, gezien de relatief korte tijd van buikligging en gezien de ernst van de medische bevindingen bij aankomst in het ziekenhuis, als ook de ernst en de snelheid van het verdere verloop is het uitermate onwaarschijnlijk dat de nekklem of buikligging verantwoordelijk zijn voor de ernst van de medische bevindingen. Het is uitermate onwaarschijnlijk dat, indien zij hebben bijgedragen aan het overlijden, dit in mindere mate was en met name aan de snelheid van overlijden.
-
Deskundigenonderzoek uitgebracht door Prof. dr. W.P. Vandertop, neurochirurg, Academisch Medisch Centrum d.d. 9 juli 2016.
De vraag of sneller medisch ingrijpen het overlijden had kunnen voorkómen is niet eenduidig te beantwoorden. Niet zozeer de snelheid van medisch ingrijpen heeft de belangrijkste invloed gehad op het klinische beloop, maar vooral het wel, of niet, ontstaan van een reanimatiesetting, of dit nu ʻspontaanʼ is gebeurd, dan wel door het aanleggen van een nekklem.
Alleen in het geval dat de 1e politieambtenaren om 7.31u in staat waren geweest om het slachtoffer direct over te dragen aan het (para)medisch personeel voor vervoer naar het ziekenhuis, zonder dat het slachtoffer in een reanimatiesetting terecht was gekomen, had snelheid van medisch handelen (in het ziekenhuis) misschien geleid tot een andere afloop (….).
- als verklaring van [slachtoffer 2] op 25 november 2014 [13] :
Ik heb met [slachtoffer 1] samen gewoond in Nederland. In de nacht van zijn dood ben ik samen met hem geweest. Mijn verloofde heet [betrokkene 2] .
[slachtoffer 1] en ik hadden afgesproken met twee mannen uit Polen in een zomerhuisje. Dat was in een plaats met de naam die met de letter M begon, ongeveer 30 km van Eindhoven vandaan. We zijn met de auto van [slachtoffer 1] gegaan. Een zwarte Audi A4, kenteken beginnend met [kentekennummer] . Nadat ik en mijn kameraad [slachtoffer 1] naar binnen zijn gegaan zijn wij beschoten met een electrisch pistool en in de boeien geslagen. Daarna werden wij mishandeld en gemarteld. Alles is van binnen gebroken. Ik ben waarschijnlijk op de bovenkant van mijn hoofd geslagen met een baseball knuppel. Ik had gaten in mijn hoofd. Mijn borstbeen, ribben en
neus zijn gebroken. Verder is mijn schedel gebroken. Mijn hersenen zwollen ook op.
Ze deden het met stokken en met elektriciteit. Met verschillende voorwerpen.
De oudere man heeft ons weggebracht met de auto van [slachtoffer 1] , de Audi A4. Eerst hebben ze [slachtoffer 1] weggevoerd. Ik ben daar gebleven. Daarna hebben zij mij weggebracht naar de Gestelweg in Eindhoven. Dat is in de buurt van mijn woning aan de [adres 7]
Mijn vriendin zegt dat ik rond 06:00 uur in de ochtend naar huis kwam. Dus ik heb daar rond 05:30 uur weg moeten rijden.
Dit was niet de eerste keer dat wij met die mensen contact hadden. [slachtoffer 1] heeft het contact met hun onderhouden. Dit deed hij telefonisch. Zij hebben de telefoontoestellen van ons afgepakt. Ze waren met zijn drieën. Eentje was ouder ongeveer 42 of 43 jaar oud. Hij was lang en slank. Hij was 1.93 meter lang. De eerste heeft grijzend haar. Peper en zout kleur. Hij heeft half lang haar tot op de schouders. Het haar zat los. De andere twee hebben een kaal geschoren hoofd en ongeveer 30-35 jaar oud. Die oudere man was voor 100% een Pool.
Ik ben daarna was met een kameraad naar Polen gereden. Ik ben naar het eerste ziekenhuis onderweg gebracht. Dit was in Swiebodzin.
- als verklaring van [slachtoffer 2] op 26 november 2014 [14] :
Die avond zijn er geen andere mannen geweest dan die drie. De oudere man wordt Alcolic genoemd. Hij is vrij lang en spreekt goed Nederlands. Er is telefonisch contact geweest met kameraden van [slachtoffer 1] en kennissen van mij over het betalen van losgeld. We waren toen al geslagen. Ik heb met een of twee van hen gesproken, vermoedelijk mijn neef en mijn broer. [betrokkene 2] vertelde dat er die nacht drie mannen bij haar binnen waren
Ik ken de daders. Met twee van hen heb ik gehandeld. Met de oudere man en de langere.
- als verklaring van [getuige 2] op 25 november 2014 [15] :
Op 11 november 2014 omstreeks 16.00 uur zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met zijn tweeën weggegaan uit de woning aan de [adres 7] in Eindhoven. Ze zijn vertrokken in de auto van [slachtoffer 1] . Het is een zwarte Audi A4. Ik probeerde [slachtoffer 1] te bellen. De telefoon stond uit, ik kreeg de voicemail. Op 12 november 2014, omstreeks 06.00 uur stond [slachtoffer 2] aan de deur. Zijn hoofd zat onder het bloed en was helemaal opgezwollen. Zowel links als rechts had [slachtoffer 2] snijwonden aan zijn wenkbrauwen. Op zijn voorhoofd zaten open wonden. Hij had wonden op zijn achterhoofd en zijn lip was gespleten. [slachtoffer 2] zei dat [slachtoffer 1] naar het ziekenhuis was. Die woensdag en in de loop van de dagen daarna vertelde [slachtoffer 2] dat hij en [slachtoffer 1] vastgehouden waren. Hij zei dat ze mishandeld waren, dat ze de auto van [slachtoffer 1] meegenomen hebben. [slachtoffer 2] vertelde hoe ze mishandeld en geslagen waren, dat ze eerst met elektrische stroom verlamd zijn, eerst [slachtoffer 1] en daarna [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] vertelde dat ze daarna met baseballknuppels mishandeld zijn, ze zijn daarmee op hun hoofd geslagen. Daarna werden hun polsen vastgebonden met handboeien. Nadat ze vastgebonden waren zijn ze ook nog met de knuppels mishandeld. [slachtoffer 2] vertelde dat ze op hun hoofd geslagen zijn met knuppels en dat de knuppels daarbij afbraken. Hij vertelde ook dat ze op hun benen en borstkas geslagen zijn.
[slachtoffer 2] vertelde dat ze urenlang mishandeld waren. [slachtoffer 2] vertelde dat, tegen het einde, een van de daders eerst [slachtoffer 1] heeft meegenomen. [slachtoffer 2] had namelijk aan de daders gevraagd of ze [slachtoffer 1] naar het ziekenhuis wilden brengen. Volgens [slachtoffer 2] was [slachtoffer 1] er namelijk slechter aan toe dan hij zelf. [slachtoffer 2] zei dat [slachtoffer 1] in zijn eigen auto was weggebracht. [slachtoffer 2] wist zich niet alles meer te herinneren omdat hij tijdens de mishandelingen meerdere keren het bewustzijn verloren heeft en als hij bij kwam dan werd hij weer opnieuw mishandeld. [slachtoffer 2] heeft verteld dat drie mensen dit hadden gedaan, het waren Polen. Eerst waren er twee mannen, die hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] mishandeld en de derde heeft ze alleen weggebracht.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hadden een afspraak met de mensen door wie ze ook zijn mishandeld. Ik weet dat [slachtoffer 2] één van de ontvoerders kent. Dat is een man die al 32 jaar in Nederland woont. Hij heeft een Nederlandse naam. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] noemen hem de Alkoholik. De man met de bijnaam Alkoholik was de man die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weg bracht.
Er kwamen drie kameraden van [slachtoffer 2] aan de deur op de avond van de mishandeling. Dit was rond twaalf uur. De mensen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben vastgehouden wilden geld. De ontvoerders wilden dat ik het geld ging brengen. Het bedrag was 50.000 euro. Dit moest betaald worden om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vrij te laten. Ik wist dat de ontvoerders niet via de telefoon met de drie mannen wilden praten. Zij gaven de telefoon aan [slachtoffer 2] , deze moest namens de ontvoerders praten.
- als verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting [16] :
Het telefoonnummer [telefoonnummer 12] dat door de politie is getapt, was het nummer van de door mij gebruikte telefoon. Ik woonde in het huisje in Meijel en huurde dat vanaf medio 2014.
Ik ben op 11 november 2014 voor de middag naar Eindhoven gegaan. Ik kwam in de nacht in Meijel terug om ongeveer 02.00 uur. Ik ben omstreeks 01.00 uur in Eindhoven met een taxi vertrokken. Ik kwam in mijn woning en zag dat er gevochten was. Er waren twee mannen in mijn woning. Ik kende die mannen. Ik heb ze voorafgaand aan 11 november 2014 ooit in mijn woning binnengelaten en ik heb hen mijn woning getoond. Ze wisten dat ze via de schuifpui van mijn woning binnen konden komen. Ik zag ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ik word door hen bij mijn bijnaam, [bijnaam 2], genoemd. [slachtoffer 1] zat op een stoel en [slachtoffer 2] zat op de bank. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren gewond. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dikke, opgezwollen ogen hadden. Ik was getuige van telefoongesprekken. De twee andere mannen hadden een conflict met personen in Engeland via de telefoon. Er was ook telefonisch contact met personen in Eindhoven. Ze wilden me overhalen om geld op te halen in Eindhoven bij de personen met wie ze telefonisch contact hadden. Ik weigerde dat. Er werd met mijn gsm gebeld nadat ik hen mijn gsm ter beschikking had gegeven om te bellen.
Ik heb de gsm bij [slachtoffer 2] aan zijn oor gehouden en heb gezegd dat dit moest worden opgelost. Er is toen met personen in Engeland en Eindhoven gesproken. Er is meermalen contact geweest met mijn gsm tussen [slachtoffer 2] en personen in Eindhoven. Na enige tijd werd tegen mij gezegd dat ik [slachtoffer 1] weg moest brengen. Ik zei toen dat mij het beste leek dat ik hem tot bij het ziekenhuis zou brengen. [slachtoffer 1] zag er slechter uit dan [slachtoffer 2] . Ik ben met [slachtoffer 1] in de auto van [slachtoffer 1] naar Geldrop gereden en heb hem bij de bushalte bij het ziekenhuis afgezet. Ik zag dat [slachtoffer 1] gewond was; ik zag een gezwollen oog en hij kon moeilijk praten. Ik ging daarna terug naar Meijel. Ik ben toen met [slachtoffer 2] in de auto gestapt en naar Eindhoven gereden.
Ik ben op de 12e november 2014 naar de garage in Helmond gegaan voor de invoer en verkoop van de Audi. Ik heb het bedrag van 5000,-- á 6000,-- euro genoemd als marktwaarde. Uiteindelijk ben ik 2000 euro overeengekomen.
Ik had voor 11 november 2014 al telefonisch contact met die mannen en kende hun telefoonnummer. Ik heb tegen hen gezegd dat ik op 11 november 2014 naar mijn moeder in Eindhoven ging en daar die nacht zou blijven. Ik wist dat er sprake was van een conflict tussen die mannen en andere personen.
Na het terugbrengen van [slachtoffer 2] kwam ik weer terug in mijn woning. Ik heb toen bloed in mijn huis gezien. Ik heb dat opgeruimd. Het is juist dat ik op 8, 9 en 10 november 2014 telefonisch contact had met [slachtoffer 2] . Het gesprek ging over het maken van een afspraak voor een ontmoeting.
- als relaas van verbalisant B-2439 [17] :
Informatie-inwinner A-2213 kreeg de opdracht in contact te komen met verdachte [verdachte] tijdens diens insluiting op het politiebureau op 20 en 21 juli 2015. Ik toonde aan A-2213 een foto van [verdachte] .
A-2213 verklaarde tegenover mij het volgende:
Ik ontmoette de man die ik herkende van een eerder aan mij getoonde foto. De man stelde zich voor met de naam [betrokkene 3] . [betrokkene 3] vertelde dat hij een vrijstaande bungalow gehuurd had. Hij vertelde dat het in dit geval waarvoor hij nu vastzit om mensen uit Polen gaat en het ging om veel geld. Een van de Poolse slachtoffers is overleden.
Toen "het" gebeurde was [betrokkene 3] niet "daar". [betrokkene 3] kwam pas later bij zijn huis aan en heeft geprobeerd "ze" uit elkaar te halen. Als hij dat niet gedaan had was de ene waarschijnlijk al in zijn bungalow overleden. [betrokkene 3] zegt dat het niet zijn zaak was, maar de daders wilden de slachtoffer straffen omdat het "spul" zoekgeraakt is.
[betrokkene 3] vertelde dat zowel de daders als de slachtoffer bekenden van [betrokkene 3] zijn. Over de bungalow vertelde [betrokkene 3] dat dat eigenlijk zijn schuilplaats was, waar hij niet echt verbleef, maar soms kwam om dingen te regelen en dat die daders ook wisten dat de bungalow eigenlijk niet feitelijk in gebruik was bij [betrokkene 3] en dat ze aan de achterzijde makkelijk binnen konden komen zonder sleutel.
[betrokkene 3] vertelde dat hij, voordat het gebeurde, al gesproken had met de daders en wist dat ze wraak wilden nemen op de slachtoffers. [betrokkene 3] is die avond dat het gebeurde naar Eindhoven vertrokken vertelde hij, waarna hij ook zei dat dat de daders ook wisten dat hij die avond dus niet in de bungalow zou zijn. Toen hij rond 02.00 uur terugkwam uit Eindhoven bij de bungalow, zag hij dat de ene Poolse man met een knuppel, een soort baseball knuppel, de slachtoffers aan het mishandelen was. [betrokkene 3] zei dat hij er tussen is gaan staan. Hij was niet bang zelf geslagen te worden. De man heeft respect voor hem. De andere Poolse man was op dat moment in een andere ruimte van de bungalow aan het telefoneren met Engeland. [betrokkene 3] zei dat hij de slachtoffers, na de mishandelingen, heeft weggebracht.
- als relaas van verbalisant [verbalisant 5] [18] :
Er zijn historische verkeersgegevens verstrekt behorende tot hieronder opgesomde telefoonnummers. Uit deze historische verkeersgegevens is een tijdslijn samengesteld van de periode van 7 november 2014 tot en met 12 november 2014 12:00 uur.
Tevens zijn van ARS Traffic & Transport Technology BV te 's-Gravenhage (ARS) gegevens van het kenteken [kentekennummer] gevorderd over de periode 11 november 2014 tot en met 12 november 2014. Het kenteken [kentekennummer] hoort bij de Audi A4 welke op naam stond van en in gebruik was bij [slachtoffer 1] ten tijde van het incident. De aangeleverde ARS gegevens zijn verwerkt in de (….) beschreven tijdslijn.

Telefoonnummer Vermoedelijke gebruiker Reden vermoeden gebruiker

[telefoonnummer 1] [slachtoffer 1] Opgegeven als nummer van slachtoffer
[telefoonnummer 2] [verdachte] Gebleken uit tap op nummer [telefoonnummer 8]
[telefoonnummer 3] NN contact uit Zoetermeer Gebleken uit historische verkeersgegevens
[telefoonnummer 4] [betrokkene 2] Gebleken uit tap op nummer [telefoonnummer 9]
[telefoonnummer 5] [bijnaam 1] , [bijnaam 1] is een bijnaam, gekomen uit de tap [telefoonnummer 10] NN persoon Geen naam bekend
[telefoonnummer 6] Moeder van [verdachte] Gebleken uit CIOT en tap
[telefoonnummer 7] [betrokkene 4] Gebleken uit CIOT en eigen verklaring [telefoonnummer 11] [slachtoffer 2] Afgeleid uit historische gegevens van M.
[slachtoffer 1] .
Historische verkeersgegevens van 8, 9 en 10 november 2014.
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoonnummers, welke vermoedelijk in gebruik waren bij [slachtoffer 2] en bij [verdachte] , op 8, 9 en 10 november 2014 contact hadden [19] .
Vertrek naar Meijel op 11 november 2014.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer welke vermoedelijk in gebruik was bij [slachtoffer 2] blijkt dat het telefoonnummer op 11 november 2014 om 18:22:54 uur contact maakte met de telecommast gelegen aan de [adres 2] te Meijel [20] .
Historische verkeersgegevens tijdens het verblijf in Meijel op 11 en 12 november 2014.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer welke vermoedelijk in gebruik was bij [slachtoffer 2] blijkt dat het telefoonnummer op 11 november 2014 om 18:25:00 uur en 20:20:34 uur gebruik maakte van de telecommast gelegen aan de [adres 2] te Meijel. Het telefoonnummer welke vermoedelijk in gebruik was bij [slachtoffer 1] maakte van 11 november 2014 tussen 20:26:47 en 12 november 3:29:35 uur gebruik van diezelfde telecommast.
Het telefoonnummer welke vermoedelijk in gebruik was bij [verdachte] maakte op 12 november 2014 tussen 2:09:59 uur en 2:33:51 uur eveneens gebruik van die telecommast [21] .
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers welke vermoedelijk in gebruik waren bij [verdachte] , [slachtoffer 1] , [getuige 2] en van een onbekende persoon welke gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , blijkt dat er telefonisch contact is geweest tussen het telefoonnummer welke vermoedelijk in gebruik was bij [verdachte] en het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (welke dezelfde telecommast gebruikte als het telefoonnummer welke vermoedelijk in gebruik was bij [getuige 2] , te weten de mast gelegen aan de [adres 3] ).
Telefoongebruik [slachtoffer 1] tussen 11 november 2014 18:25:00 uur en 12 november 2014 07:00:00 uur.
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het toestel in gebruik bij [slachtoffer 1] tussen 11 november 2014 20:26:47 uur en 12 november 2014 03:29:35 uur gebruik maakte van de telecommast gelegen aan de Kruisstraat 38 te Meijel. In de periode tussen 11 november 2014 20:26:47 uur en 12 november 2014 03:29:35 zijn er meerdere gesprekken gevoerd met het toestel dat in gebruik was bij [slachtoffer 1] . Op 11 november 2014 werd tussen 20:26:47 uur en 12 november 2014 1:45:06 meerdere keren met het toestel van [slachtoffer 1] gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 10] . Er vonden meerdere gesprekken plaats van meer dan 100 seconden.
Om 20:56:14 uur werd door het nummer dat bij [betrokkene 2] in gebruik was - [telefoonnummer 4] - gebeld naar het nummer in gebruik bij [slachtoffer 1] . Deze oproep werd niet beantwoord. Om 20:58:05 uur werd wederom vanaf het nummer [telefoonnummer 4] getracht [slachtoffer 1] te bellen. Ook deze oproep werd niet beantwoord.
Tussen 12 november 2014 01:03:21 uur en 01:11 :20 uur werd er drie keer door het nummer [telefoonnummer 3] gebeld naar het nummer van [slachtoffer 1] (oproepen niet beantwoord.)
Om 1:11:20 uur (12 november 2014) werd wederom met het nummer [telefoonnummer 3] gebeld naar het nummer van [slachtoffer 1] , een gesprek van 261 seconden volgde.
Om 1:22:27 uur werd wederom met het nummer [telefoonnummer 3] gebeld naar het nummer van [slachtoffer 1] , een gesprek van 160 seconden volgde.
Om 1:32:30 uur werd wederom met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebeld naar het nummer van [slachtoffer 1] , een gesprek van 489 seconden volgde.
Om 3:21:22 uur werd met het nummer van [slachtoffer 1] gebeld naar 1244, zijnde een servicenummer van Telfort. Er werd op dat moment gebruik gemaakt van de telecommast gelegen aan de [adres 2] te Meijel. Om 3:29:35 uur werd nog eenmaal gebeld naar het nummer [telefoonnummer 3] , hierop volgde een gesprek van 65 seconden. Wederom werd er gebruik gemaakt van de telecommast gelegen aan de [adres 2] te Meijel.
Na het gesprek van 12 november 2014, 3:29:35 uur werd er met het nummer van [slachtoffer 1] niet meer gebeld [22] .
Telefoongebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] tussen 11 november 2014 23:20:07 uur en 12 november 6:49:55 uur.
Vanaf 11 november 2014 223.20.07 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van de telecommast gelegen aan de [adres 3] .
Op 12 november 2014 tussen 1:03:21 uur en 1:11:20 uur trachtte de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 3] vijfmaal het telefoonnummer van [slachtoffer 1] te bereiken. Om 1:11:20 uur ontstond een gesprek gedurende 261 seconden.
Om 1:24:09 uur en om 1:28:15 uur trachtte de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 3] wederom contact te krijgen met het toestel van [slachtoffer 1] . Om 1:28:15 uur ontstond er gedurende 54 seconden een verbinding tussen beide telefoonnummers.
Om 1:31:09 uur belde het nummer [telefoonnummer 3] uit naar het nummer in gebruik bij [bijnaam 1] , een verbinding van 43 seconden ontstond. Na dit gesprek belde de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 3] wederom naar [slachtoffer 1] en ontstond er een gesprek van 498 seconden.
Na het gesprek met het toestel van [slachtoffer 1] werd er door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] om 1:47:14 uur en om 1:56:43 uur en om 2:09:27 weer contact opgenomen met het nummer in gebruik bij [bijnaam 1] .
Aansluitend aan de laatste oproep naar [bijnaam 1] werd er door het telefoonnummer in gebruik bij verdachte [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) om 2:09:59 uur contact opgenomen met telefoonnummer [telefoonnummer 3] , een gesprek van 111 seconden volgde. Na het gesprek met [verdachte] werd er door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] drie maal contact gezocht met het nummer in gebruik bij [bijnaam 1] , wat bij de derde poging, om
2:19:33 uur, uitmondde in een gesprek van 104 seconden.
Om 02:21:56 uur en om 2:22:40 uur werd vanaf het telefoonnummer in gebruik bij verdachte [verdachte] gebeld naar het nummer [telefoonnummer 3] .
Om 4:22:37 uur en om 4:23:12 uur werd het nummer [telefoonnummer 3] gebeld door het
nummer in gebruik bij verdachte [verdachte] . Het nummer in gebruik bij [verdachte] maakte op dat moment geen gebruik meer van de telecommast te Meijel, maar van de telecommast
gelegen aan de [adres 4] .
Om 4:32:37 uur trachtte het nummer in gebruik bij [verdachte] wederom contact te krijgen met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , het toestel van [verdachte] maakte op dat moment gebruik van de telecommast gelegen aan de Heezerweg te Mierlo [23] .
De verplaatsing van het telefoontoestel met telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [verdachte] , tussen 11 november 2014 23:20:07 uur en 12 november 2014 4:52:10 uur.
Om 2:09:59 uur maakte het betreffende telefoonnummer gebruik van de telecommast gelegen aan de [adres 2] te Meijel. Het toestel belde toen uit naar het nummer [telefoonnummer 3] .
Ook om 2:21:56 uur, 2:22:40 uur en om 2:33:51 uur belde het nummer [telefoonnummer 2] uit naar het nummer [telefoonnummer 3] , hierbij werd telkens gebruik gemaakt van de telecommast gelegen aan de [adres 2] te Meijel.
Om 04:01:51 uur werd het kenteken [kentekennummer] geregistreerd door de ARS camera op de Rochadeweg te Helmond. Om 04:14:28 uur werd hetzelfde kenteken geregistreerd op de Bogardeind te Geldrop.
Om 4:22:37 uur en om 4:23:12 uur belde het nummer [telefoonnummer 2] wederom uit naar het nummer [telefoonnummer 3] , dit maal maakte het toestel echter gebruik van de telecommast gelegen aan de [adres 4] .
Om 04:27:41 uur werd het kenteken [kentekennummer] wederom geregistreerd op de Bogardeind te Geldrop.
Uit de registraties van de ARS-camera's blijkt dat het voertuig voorzien van het kenteken [kentekennummer] op 12 november 2014 5:47:25 op de Limburglaan te Eindhoven reed. Om 5:48:52 uur werd hetzelfde kenteken geregistreerd op de Keizer Karel V Singel te Eindhoven. Om 5:52:32 uur werd het kenteken geregistreerd op de Aalsterweg te Eindhoven [24] .
- als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] [25] :
Op 9 juni 2015 werd een lumiscene onderzoek ingesteld in het huisje [adres 1], gelegen aan de [adres 5] op bungalowpark [vakantiepark] . In het huisje werden op verschillende plaatsen bloedsporen aangetroffen, waaronder achter een plint.
Uit onderzoek van het NFI bleek dat uit de bemonstering van een bloedspoor, wat achter de plint zat, het DNA profiel van [slachtoffer 1] verkregen was.
- als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] [26] :
Op 18 november 2014 bezochten wij verbalisanten garagebedrijf [garagebedrijf] aan de [adres 6] .
Ter plaatse werden wij aangesproken door twee manspersonen die ons opgaven te zijn [getuige 6] en [getuige 7] . Wij verbalisanten zagen in de garage, aan de linkerzijde, een personenauto staan, voorzien van het Poolse kenteken [kentekennummer] . Wij hoorden van getuige [getuige 6] dat een manspersoon, vermoedelijk Pools, genoemde auto te koop aanbood. Wij verbalisanten hoorde van getuige [garagebedrijf] dat hij van de manspersoon, die het voertuig aldaar had achtergelaten, ook de sleutel en kentekenbewijs had gekregen.
Wij verbalisanten hoorden van getuige [getuige 6] dat de man zijn gsm nummer, [telefoonnummer 12]
had afgegeven en hij morgen, dinsdag 18 november 2014 om 14:00 uur, zou terug komen
om het geld op te halen.
- als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] [27] :
Wij, verbalisanten, zijn op donderdag 27 november 2014 nogmaals aangegaan naar
autobedrijf auto [garagebedrijf] . Desgevraagd gaf [getuige 7] aan dat de aanbieder van deze Audi A4 op 12 november 2014, bij hem was geweest. Toen wilde deze man de Audi A4
in Nederland invoeren. Hiervoor heeft [getuige 7] samen met hem achter de gegevens van deze Audi A4 ingevuld om het BPM bedrag te berekenen. Wij verbalisanten zagen in het computerprogramma dat de datum 12-11-2014 voor dit formulier stond vermeld.
Vervolgens hoorden wij de medewerker zeggen dat de zaterdag hierna deze man terug
gekomen is en aangaf dat hij de auto niet meer wilde invoeren, maar wilde verkopen.
Deze man vroeg toen 5.000 a 6.000 euro voor deze Audi A4. De maandag erna was deze man teruggekomen en gaf aan dat hij van deze Audi A4 af moest en vroeg 3.000 euro. Met de medewerker is toen de prijs van 2.000 euro afgesproken en heeft deze man de auto achtergelaten om later zijn geld op te komen halen.
Ik, verbalisant [verbalisant 11] , heb vervolgens met toestemming van de medewerker in de mobiele telefoon gekeken welke hij in zijn handen had. Ik zag dat het mobiele
telefoonnummer van de aanbieder van de Audi A4 van het slachtoffer was opgeslagen
onder de naam "Pool".
- als relaas van verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] en van verbalisant [verbalisant 14] [28] :
op 29 juni 2015 werd [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding had [verdachte] onder andere een Pools rijbewijs bij zich. Het in beslag genomen Poolse rijbewijs, op naam van [betrokkene 1] , werd forensisch technisch onderzocht. Hieruit blijkt dat het document vals was. Op het document zat een foto van [verdachte] .
Ik, verbalisant [verbalisant 14] , werkzaam als forensisch onderzoeker en deskundige documentonderzoek, ontving een document waarvan vermoed werd dat het vals of vervalst was, namelijk een Pools rijbewijs op naam van [betrokkene 1] .
Bij het onderzoek naar de diverse echtheidskenmerken in het document zag ik het navolgende.
Bij het document constateerde ik dat het document niet optisch dood was. Op de voorzijde van het document, aan de rechter onderzijde, was de optisch variabele bedrukking geïmiteerd. De ondergrondbedrukking aan de voor- en keerzijde van het document was niet in lijnoffset geproduceerd. Een origineel Pools rijbewijs van gelijke emissie is optisch dood. Op de voorzijde van het document aan de rechter onderzijde is het document voorzien van een optisch variabele bedrukking en de ondergrondbedrukking aan de voor- en keerzijde is
geproduceerd in lijnoffset.
Het onderzoek wees uit dat het document vals was.

Overwegingen omtrent het bewijs.

Bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3.
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting tot het volgende oordeel.

De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten vast.

[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kwamen op 11 november 2014 met de auto van [slachtoffer 1] vroeg in de avond aan in een (recreatie)woning te Meijel. Verdachte huurde de woning vanaf medio 2014.
Vrijwel direct na binnenkomst werden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] belaagd door twee onbekend gebleven personen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zelf de beide slachtoffers heeft mishandeld. [slachtoffer 2] verklaart dat hij en [slachtoffer 1] werden geraakt door een stroomstootwapen, dat ze werden geboeid of gekneveld, op een stoel of bank gezet en op het hoofd en lichaam geslagen met verschillende voorwerpen. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [betrokkene 2] , de verloofde van [slachtoffer 2] , die bij thuiskomst van [slachtoffer 2] zag dat hij ernstig was mishandeld (“zijn hoofd was kapotgeslagen”), door het bij [slachtoffer 2] door zowel een forensisch arts als door de politie waargenomen letsel en door de verklaring van verdachte zelf, die zegt te hebben gezien dat beide slachtoffers met een knuppel werden geslagen, dat beiden gewond waren en gezwollen ogen hadden. Bij [slachtoffer 1] zijn bij sectie op het lichaam door de patholoog veel ernstige letsels waargenomen.
De telefoons van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben tussen 11 november 2014 omstreeks 18.25 uur en 12 november 2014 03.29 uur meermalen contact gemaakt met een zendmast nabij de woning van verdachte te Meijel. Gedurende hun verblijf in die woning zijn de telefoons van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afgenomen.
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] , [betrokkene 2] , verdachte en de historische verkeersgegevens van verschillende bij het onderzoek betrokken gsm’s blijkt dat er is onderhandeld over het betalen van losgeld voor de vrijlating van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Daarbij is gebruik gemaakt van de telefoon van verdachte. Ook blijkt dat verdachte tijdens het wegbrengen van [slachtoffer 1] naar Geldrop, meerdere malen telefonisch contact heeft gehad met een van de onderhandelaars.
Nadat de mishandelingen hadden plaatsgevonden zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de vroege ochtend van 12 november 2014 door verdachte weggebracht. [slachtoffer 1] is omstreeks 4.30 uur afgezet in de buurt van het ziekenhuis Geldrop en [slachtoffer 2] omstreeks 5.45 uur in Eindhoven in de buurt van zijn woning.
[slachtoffer 1] is op 12 november 2014 om 4.53 uur en 5.23 uur door getuigen gezien in Geldrop. Omstreeks 7.15 uur is hij door de politie zwaar gewond aangetroffen op de Goorstraat in Geldrop. De politie heeft bij zijn aanhouding een lichte nekklem aangebracht. [slachtoffer 1] is door de politie en de ambulancemedewerkers gereanimeerd. [slachtoffer 1] is op 13 november 2014 aan zijn verwondingen overleden.
Causaliteit tussen het door de onbekende daders aan [slachtoffer 1] toegebrachte letsel en het overlijden van [slachtoffer 1] .
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van causaal verband tussen de mishandeling van [slachtoffer 1] en zijn overlijden. Toen de verbalisanten [slachtoffer 1] op de Goorstraat te Geldrop aantroffen hebben zij bij zijn aanhouding een nekklem aangelegd, waarna een reanimatiesituatie is ontstaan. Het handelen van de verbalisanten heeft bijgedragen aan het ontstaan van de reanimatiebehoeftigheid. Onder verwijzing naar de deskundigenrapporten stelt de raadsman dat vooral het ontstaan van de reanimatiesituatie van invloed is geweest op het overlijden van [slachtoffer 1] . Het causaal verband tussen de mishandeling en de dood is doorbroken door het handelen van de verbalisanten.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer van de raadsman het volgende:
Strafrechtelijke causaliteit tussen een gedraging en een bepaald gevolg dient te worden bepaald aan de hand van de maatstaf van de "redelijke toerekening". Dit betekent dat de beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat tussen de mishandeling en – in dit geval – de dood van [slachtoffer 1] , dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of het dodelijke letsel redelijkerwijs als gevolg van die bewezenverklaarde gedragingen aan de verdachte kan worden toegerekend.
De beantwoording van de vraag naar de redelijke toerekening is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Indien de gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijke resultaat teweeg te brengen of het risico daarop in relevante mate heeft verhoogd, doorbreken tussenkomende andere factoren de causaliteitsketen niet. Dit wordt niet anders wanneer de nadien opgekomen omstandigheden in belangrijke mate aan het intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg. Zo behoeven in de heersende causaliteitstheorie fouten van het slachtoffer of derden als zodanig niet aan het aannemen van causaal verband in de weg te staan.
Arts en patholoog V. Soerdjbalie-Malkoe heeft vastgesteld dat alleen al door heel ernstige letsels zoals geconstateerd bij [slachtoffer 1] een persoon reanimatiebehoeftig kan worden. Verder concludeert zij dat het overlijden van de heer [slachtoffer 1] kan worden verklaard enkel door het letsel dat hij aan het hoofd had.
Op de vraag wat de doodsoorzaak is van het slachtoffer [slachtoffer 1] en of het aanleggen van de nekklem heeft bijgedragen aan het overlijden van [slachtoffer 1] en zo ja, in welke mate antwoordt forensisch patholoog P.M.I. Driessche in de contra-expertise d.d. 24 juni 2016 dat het mogelijk is dat de aangebrachte nekklem of buikligging hebben bijgedragen aan het overlijden, maar dat het uitermate waarschijnlijk is dat, indien zij hebben bijgedragen dit in mindere mate was en met name aan de snelheid van overlijden. Zij kunnen op zich het overlijden zeker niet afdoende verklaren.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het door beide onbekende daders op het slachtoffer toegepaste geweld naar zijn aard geschikt was om de dood [slachtoffer 1] te veroorzaken. De handelingen van de verbalisanten, mochten zij al op enigerlei wijze hebben bijgedragen aan het uiteindelijke overlijden van het slachtoffer [slachtoffer 1] , doorbreken de causaliteitsketen niet.
De rechtbank concludeert dat [slachtoffer 1] als gevolg van de mishandelingen door de beide onbekende daders dusdanig letsel heeft opgelopen dat hij ten gevolge daarvan is komen te overlijden.
Uit de aard en de ernst van het geweld dat door de twee onbekende daders is toegepast, met name het meermalen met kracht slaan op het hoofd, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de daders minstgenomen in voorwaardelijke zin opzet hebben gehad op de levensberoving van [slachtoffer 1] . Door de patholoog zijn bij [slachtoffer 1] ernstige letsels in en aan het hoofd vastgesteld die zijn ontstaan door bij leven opgelopen stompe hevige geweldsinwerking. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen levert de toepassing van dergelijk geweld naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat als gevolg van het toegepaste geweld iemand komt te overlijden. Gelet op de duur en wijze van de mishandelingen hebben de daders die kans ook willens en wetens aanvaard.
De rechtbank heeft bij de vrijspraak overwegingen reeds overwogen dat er onvoldoende bewijs is om de poging doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] te bewijzen. Wel acht de rechtbank bewezen dat de onbekende daders met de geweldshandelingen hebben gepoogd aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat niet voldoende is gebleken dat de daders met voorbedachte raad hebben gehandeld. Een aanwijzing dat er sprake zou zijn van een afrekening of bestraffing (zoals verdachte heeft verklaard) wordt niet door de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onderbouwd. De enkele omstandigheid dat de daders beschikten over handboeien, een stroomstootwapen en slagvoorwerpen kan evenmin tot de conclusie leiden dat sprake was van voorbedachte raad, nu niet kan worden vastgesteld of en met welk doel de daders die voorwerpen hadden meegenomen naar de woning van verdachte. Ook andere feiten en omstandigheden geven geen inzicht in hetgeen de daders voor en ten tijde van het begaan van de feiten heeft bewogen.

Het aandeel van verdachte.

Verdachte is op 12 november 2014 kort voor 02.00 uur in zijn woning in Meijel aangekomen. Verdachte zag dat in de woning was gevochten, dat er twee mannen aanwezig waren en dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op een bank respectievelijk stoel zaten en werden mishandeld. Ook zag hij bloed in de woning. Hij zag dat [slachtoffer 2] door één van de daders werd aangevallen. Verdachte heeft in een gesprek met een anonieme opsporingsambtenaar gezegd dat als hij de daders en slachtoffers niet uit elkaar had gehaald waarschijnlijk één van de slachtoffers al in zijn woning zou zijn overleden.
De onbekende daders en de beide slachtoffers zijn bekenden van verdachte. Verdachte heeft de identiteit van de daders niet willen prijsgeven.
Op 8, 9 en 10 november 2014 heeft verdachte meermalen telefonisch contact gehad met [slachtoffer 2] . Hij wist dat er sprake was van een conflict. Hij heeft de daders vóór 11 november 2014 zijn woning laten zien. Zij wisten dat de woning niet afgesloten was. Verdachte heeft hen verteld dat hij op de avond van 11 november 2014 niet thuis zou zijn maar in Eindhoven zou verblijven.
Gedurende het verblijf van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en de onbekende daders in de woning is verdachte getuige geweest van telefoongesprekken van de daders en/of [slachtoffer 2] met derden. Deze gesprekken vonden plaats met de bedoeling om losgeld te verkrijgen voor de vrijlating van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verdachte heeft daartoe zijn eigen telefoon afgestaan. Op 12 november 2014 werd na 02.09 uur vanuit de woning van verdachte met de telefoon van verdachte viermaal gebeld naar de woning van de vriendin van [slachtoffer 2] , [betrokkene 2] , waar enkele kennissen van de slachtoffers verbleven die betrokken waren bij de onderhandelingen.
Uiteindelijk heeft verdachte met de auto van [slachtoffer 1] zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] weggebracht.
Verdachte verklaart dat hij als eerste [slachtoffer 1] heeft weggebracht omdat hij er het slechtst aan toe was. Hij heeft hem in Geldrop afgezet en achtergelaten bij een bushalte in de buurt van het ziekenhuis. Uit telefoongegevens blijkt dat verdachte tijdens de rit maar Geldrop vanuit Meijel nog drie telefoongesprekken heeft gevoerd met een van de personen die was betrokken bij de onderhandelingen over het losgeld. Nadat verdachte [slachtoffer 1] had achtergelaten is hij teruggereden naar Meijel. Daarna heeft hij [slachtoffer 2] naar Eindhoven gebracht en achtergelaten in de buurt van diens woning. Verdachte heeft ook daarna gebruik gemaakt van de auto van [slachtoffer 1] .
Uit de kentekenregistraties van de Audi A4 van [slachtoffer 1] en de historische verkeersgegevens van de gsm van verdachte blijkt dat verdachte om ongeveer 4.00 uur [slachtoffer 1] heeft weggebracht en om 5.45 uur [slachtoffer 2] . Verdachte heeft dus ruim 2 uur met de onbekende daders en de slachtoffers in de woning verbleven alvorens hij [slachtoffer 1] heeft weggebracht.
Conclusie van de rechtbank.
De rechtbank komt op grond van het voorafgaande tot het oordeel dat twee (onbekend gebleven) personen [slachtoffer 1] van het leven hebben beroofd en hebben gepoogd [slachtoffer 2] zwaar letsel toe te brengen, terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gegijzeld in de woning van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aan deze strafbare gedragingen een bijdrage geleverd. De rechtbank kwalificeert deze bijdrage als medeplichtigheid. Verdachte is de beide daders weloverwogen en welbewust bij die strafbare gedragingen behulpzaam geweest en heeft hen gelegenheid verschaft de strafbare feiten te plegen.
Verdachte heeft toen hij thuis kwam en getuige was van de geweldpleging en zag dat de slachtoffers gewond waren de daders de voortdurende toegang tot zijn woning niet ontzegd. Hij heeft geen hulpdiensten gewaarschuwd of anderszins ingrepen. Integendeel, hij heeft zich bij de daders gevoegd en heeft zijn telefoon ter beschikking gesteld en heeft zelf telefonische contacten onderhouden, dan wel laten onderhouden met een contactpersoon die betrokken was bij de onderhandelingen over het losgeld. Vervolgens heeft verdachte, terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] ernstig gewond was, [slachtoffer 1] in hulpbehoevende staat in Geldrop achtergelaten zonder medische hulp en zonder er zorg voor te dragen dat hij medische hulp zou krijgen. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat de neurochirug W.P Vandertop ter terechtzitting heeft toegelicht dat als in het vakantiepark medisch ingrijpen had plaatsgevonden - de rechtbank begrijpt: als verdachte onmiddellijk na de geweldshandelingen medische hulp had ingeroepen en er geen reanimatiesetting zou zijn ontstaan - de afloop voor het slachtoffer [slachtoffer 1] heel anders had kunnen zijn.
Dat verdachte, zoals hij heeft aangevoerd, niet wist dat [slachtoffer 1] ernstig gewond was en dringend medische hulp behoefde acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verwezen wordt naar de conclusies van de deskundigen over het ernst van het letsel van [slachtoffer 1] , de waarnemingen van getuige [getuige 1] die [slachtoffer 1] kort nadat verdachte [slachtoffer 1] heeft afgezet in Geldrop heeft gezien, de verklaring over [betrokkene 2] dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat hij aan de daders had gevraagd of ze [slachtoffer 1] naar het ziekenhuis wilde brengen, de verklaring van verdachte zelf dat hij eerst [slachtoffer 1] wilde wegbrengen, omdat die er het ergst aan toe was en zijn opmerking tegen de undercover agent dat als hij niet had ingegrepen de ene waarschijnlijk al in zijn bungalow zou zijn overleden. De rechtbank concludeert dat het niet anders kan zin dan dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] zwaar gewond was en dringend medische hulp nodig had.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het overlijden van [slachtoffer 1] naar de maatstaven van redelijke toerekening aan verdachte kan worden toegerekend in de zin van medeplichtigheid bij/tot de doodslag en medeplichtigheid aan de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2]

Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 4.

De rechtbank komt op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde diefstal.
Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte op 12 november 2014 de auto van [slachtoffer 1] , genoemd in de tenlastelegging, heeft aangeboden bij een garagebedrijf. Verdachte verklaart dat hij van de daders die de mishandelingen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden gepleegd, de auto moest verkopen. Deze verklaring wordt echter op geen enkele wijze door de inhoud van het dossier ondersteund. Bij het garagebedrijf is geen andere persoon met betrekking tot deze auto in beeld geweest dan verdachte. Verdachte wist dat de auto aan [slachtoffer 1] toebehoorde en hij beschikte over de bijbehorende autopapieren. Het is verdachte geweest die met de garagehouder heeft onderhandeld over de verkoopprijs.
Conclusie van de rechtbank.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte heeft gehandeld als “heer en meester” over de aan een ander toebehorende auto. Aldus is verdachte schuldig aan diefstal.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat:
1. subsidiair:
twee onbekend gebleven personen in de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en Geldrop,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven hebben beroofd,
door die [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen diens hoofd en lichaam te slaan
en
door die [slachtoffer 1] meermalen met kracht met slagvoorwerpen tegen diens hoofd en lichaam te slaan
en
door die [slachtoffer 1] adequate en/of tijdige medische hulp te onthouden en door er onvoldoende zorg voor te dragen dat die [slachtoffer 1] adequate en/of tijdige medische hulp ontving en/of onderging,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 11 november 2014 tot en met 13 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en Geldrop
opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
ten behoeve van een samenkomst van die [slachtoffer 1] met de daders van dit misdrijf, hen de vrije toegang tot zijn woning te verlenen;
en
door die [slachtoffer 1] adequate en/of tijdige medische hulp te onthouden en in hulpeloze toestand achter te laten en door er onvoldoende zorg voor te dragen dat die [slachtoffer 1] adequate en/of tijdige medische hulp ontving en/of onderging;
2. meest subsidiair:
twee onbekend gebleven personen in de periode van 11 november 2014 tot en met 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas,
ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 2] één of meermalen een elektrische stroomstoot hebben toegebracht
en
die [slachtoffer 2] meermalen met kracht tegen diens hoofd en lichaam hebben geslagen
en
die [slachtoffer 2] meermalen met kracht met een slagvoorwerp tegen diens hoofd en lichaam hebben geslagen
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 11 november 2014 tot en met 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas,
opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
ten behoeve van een samenkomst van die [slachtoffer 2] met de daders van dit misdrijf, hen de vrije toegang tot zijn woning te verlenen;
3. subsidiair:
twee onbekend gebleven personen omstreeks 11 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen,
immers hebben zij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar een (recreatie)woning in Meijel, gemeente Peel en Maas, laten komen
en
de mobiele telefoon van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgepakt
en
die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] laten plaatsnemen op een stoel en hen gekneveld en vastgebonden zodat zij niet konden vluchten
en
hen meermalen met een slagvoorwerp met kracht tegen het hoofd en lichaam geslagen,
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, omstreeks 11 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas,
opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door
ten behoeve van een samenkomst van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met de daders van dit misdrijf, hen de vrije toegang tot zijn woning te verlenen
en
gedurende deze samenkomst telefonische contacten te onderhouden met (contact)personen uit de omgeving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en door daartoe zijn telefoon ter beschikking te stellen aan anderen;
4. primair:
verdachte op 12 november 2014 te Meijel, gemeente Peel en Maas, en/of Eindhoven en/of en/of Helmond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een auto (merk Audi), toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
5.
verdachte op 29 juni 2015 te Eindhoven opzettelijk een vals Pools rijbewijs - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - voorhanden heeft gehad als ware dat geschrift echt en onvervalst, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik, bestaande die valsheid of vervalsing hierin
dat op de voorzijde van dat rijbewijs de (authentieke) optisch variabele bedrukking was geïmiteerd en dat de ondergrondbedrukking aan de voorzijde en keerzijde niet in lijnoffset was geproduceerd en op het document een foto van verdachte was afgebeeld en de personalia van [betrokkene 1] waren vermeld.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte bepleit vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij het medeplegen van doodslag, poging tot zware mishandeling en gijzeling en daarnaast aan diefstal en het voorhanden hebben van een vals rijbewijs.
Geweldsdelicten zoals bewezen verklaard veroorzaken veel maatschappelijke onrust en leiden tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Diefstallen veroorzaken overlast en schade.
Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans leven en eigendom.
Verdachte heeft de nabestaanden van [slachtoffer 1] een onherstelbaar leed aangedaan.
Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot levensbedreigend gevaar voor een ander in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer en de nabestaanden van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor [slachtoffer 2]. Slachtoffers van mishandeling en gijzeling ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat verdachte kenbaar niets heeft ondernomen om de plegers van het geweld en de gijzeling te weerhouden van het plegen van de onderhavige feiten jegens de twee slachtoffers. Ook heeft hij een levensbedreigend gewonde persoon aan zijn lot overgelaten en zich niet om hem bekommerd, terwijl hij redelijkerwijs in staat was, desnoods anoniem, alarm- en of hulpdiensten in te roepen. De rechtbank weegt ten nadele van verdachte ook zeer zwaar mee dat hij tijdens het opsporingsonderzoek noch ter terechtzitting de namen van de onbekend gebleven daders heeft willen noemen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor geweldsdelicten in Nederland is veroordeeld.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte refereert zich terzake aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 48, 57, 63, 225, 282a, 287, 302, 310.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair: medeplichtigheid bij medeplegen van doodslag. T.a.v. feit 2 meest subsidiair: medeplichtigheid bij medeplegen van poging tot zware mishandeling. T.a.v. feit 3 subsidiair: medeplichtigheid bij medeplegen van gijzeling. T.a.v. feit 4 primair: diefstal. T.a.v. feit 5: opzettelijk een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 meest subsidiair, feit 3 subsidiair, feit 4 primair, feit 5:
gevangenisstrafvoor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

T.a.v. feit 1 subsidiair:maatregel van schadevergoeding van € 2.402,36 subsidiair 34 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij (zijnde de nabestaanden van het slachtoffer, vertegenwoordigd door [benadeelde partij] ), van een bedrag van € 2.402,36 (zegge: tweeduizend vierhonderd en twee euro en zesendertig eurocent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis.
Het bedrag betreft een vergoeding voor materiële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (12 november 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij (zijnde de nabestaanden van het slachtoffer, vertegenwoordigd door [benadeelde partij] ), van een bedrag van € 2.402,36 (zegge: tweeduizend vierhonderd en twee euro en zesendertig eurocent) betreffende materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (12 november 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 7 oktober 2016.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het proces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, Team Grootschalige Opsporing, Onderzoek “Hydra”, proces-verbaalnummer 21TGO14006, afgesloten op 28 oktober 2015, hierna: algemeen dossier.
2.Proces-verbaal verhoor getuige p. 136
3.Proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 25 februari 2016 en proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] , Delictdossier I, p. 63.
4.proces-verbaal van bevindingen, delictdossier I, p. 49 e.v..
5.Proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris
6.Proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 23 juni 2016
7.Proces-verbaal verhoor getuige door de Rijksrecher4che, proces-verbaal 20140098 “Kommeraal”, afgesloten op 7 april 2015, p. 350-352.
8.Proces-verbaal raam-dossier forensisch onderzoek, delictdossier I, p. 640-642.
9.Delictdossier I, p. 132.
10.Delictdossier I, p. 850-859.
11.Proces-verbaal verhoor deskundige bij de rechter-commissaris op 18 februari 2016.
12.Forensisch pathologisch onderzoek door P.M.I. van Driessche 24 juni 2016
13.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] op 25 november 2014, Delictdossier I, p. 237-248.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] op 26 november 2014, Delictdossier I, p. 265-273
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] op 25 november 2014, Delictdossier I, p. 210 e.v. en proces-
16.proces-verbaal terechtzitting 23 september 2016.
17.proces-verbaal van bevindingen begeleiding A-2213, Delictdossier I, p. 459-462 en 464-465.
18.Proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, Delictdossier I, p. 322-332.
19.Bijlage bij proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, p. 334, 335
20.Bijlage bij proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, p. 336.
21.Bijlage bij proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, p. 342, 343.
22.Proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, Delictdossier I, p. 327, 328 en bijlage bij proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, p. 346, 347.
23.Proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, Delictdossier I, p. 329, 330 en bijlage bij proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, p. 352-355.
24.Proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, Delictdossier I, p. 331, 332 en bijlage bij proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, p. 356-359.
25.proces-verbaal van sporenonderzoek, Delictdossier I, p. 932, 934 en rapport NFI, p. 966, 967.
26.Proces-verbaal bevindingen, delictdossier I, p. 291.
27.Proces-verbaal bevindingen, Delictdossier I, p. 302.
28.proces-verbaal Zaaksdossier 2, proces-verbaalnummer OBRAA14006-296, map III, p. 4 en als bijlagen het proces-verbaal Forensisch technisch onderzoek vals document, p. 6-8.