Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift ex artikel 1019w Rv met producties van [verzoekster] van 14 april 2016;
- het verweerschrift met producties van JBZ van 16 augustus 2016;
- de brief van [verzoekster] van 22 augustus 2016 met producties;
- de mondelinge behandeling op 23 augustus 2016 en de daarbij overgelegde pleitaantekeningen van [verzoekster] .
2.De feiten
Betrokkene is op 13-01-2012 gezien door [naam orthopedisch chirurg] . Deze sprak over postpartum bekkeninstabiliteit die spontaan zou herstellen. Betrokkene kreeg het advies om in beweging te blijven. In mijn optiek is primair conservatieve behandeling bij postpartum bekkeninstabiliteit algemeen aanvaard.
In mijn optiek hadden de orthopedisch chirurgen reeds in maart/april 2012 bedacht moeten zijn op een afwijkend beloop van postpartum bekkeninstabiliteit. Bij het ontstaan van radiologische afwijkingen met osteolyse van de symfyse en het linker SI-gewricht zoals op de röntgenfoto d.d. 25-04-2012 had in mijn optiek de diagnose gewijzigd moeten worden in progressieve instabiliteit met botverlies.
In januari 2012 is in mijn optiek behandeld met de zorgvuldigheid die in 2012 van een redelijk bekwame en redelijk handelend orthopedisch chirurg mag worden verwacht, alhoewel het niet verrichten van een lichamelijk onderzoek in mijn optiek niet als zorgvuldig kan worden beschouwd.
Het is niet mogelijk om aan te geven hoe de behandeling, het beloop en het uiteindelijke resultaat zou zijn geweest indien betrokkene eerder operatief behandeld zou zijn geweest. In mijn optiek zou betrokkene echter bij een eerdere chirurgische ingreep, dat wil zeggen voordat ernstige osteolyse van de symfyse was opgetreden, grotere kans hebben gehad op een geslaagde osteosynthese van de symfyse en het SI-gewricht en zou een spinopelvine reconstructie waarschijnlijk achterwege hebben kunnen blijven. In welke mate betrokkene restklachten zou hebben gehad na een symfysiodese en SI-dese links is niet aan te geven. In ieder geval verwacht ik dat betrokkene in dat geval niet rolstoelgebonden zou zijn en in staat zou zijn om belast te mobiliseren.
Indien betrokkene operatief behandeld was voordat ernstige osteolyse van de symfyse of het SI-gewricht links was opgetreden, zou de kans op een gunstig behandelresultaat in mijn optiek groot zijn geweest.
De thans gevonden afwijkingen zijn gedeeltelijk te zien als gevolg van de niet-correcte behandeling. Het is zeer goed mogelijk dat betrokkene ook bij een correcte behandeling restafwijkingen zou hebben gehad. In welke mate betrokkene restafwijkingen zou hebben gehad indien zij in een vroeg stadium operatief zou zijn behandeld is niet met zekerheid aan te geven. Ik verwacht echter dat zij bij een correctie behandeling thans niet rolstoelgebonden zou zijn en in staat zou zijn om belast te mobiliseren.”
de gevolgen van het niet adequaat reageren op de progressieve radiologische afwijkingen op 25 april 2012, waarvoor een verwijzing naar een revalidatie-arts en pijnteam had moeten plaatsvinden om een indicatie voor operatief ingrijpen te beoordelen.”
3.Het verzoek en de standpunten van partijen
- Het geschil leent zich niet voor een beoordeling in een deelgeschilprocedure. Partijen verschillen van mening over de interpretatie van het rapport van [naam deskundige] . Verder heeft [verzoekster] verzuimd medische informatie van na de ingreep op 24 oktober 2012 in het geding te brengen en die informatie is relevant voor de beoordeling van deze zaak. Ook heeft [verzoekster] ten aanzien van de door haar gestelde beperkingen niet aan haar stelplicht voldaan. Ten slotte stelt JBZ dat feitelijk het gehele geschil tussen partijen hier voorligt.
- Het verzoek moet om inhoudelijke redenen worden afgewezen. JBZ heeft bezwaren tegen de conclusies van [naam deskundige] . Het causale verband tussen het gestelde onzorgvuldig handelen en de rolstoelgebondenheid is niet gegeven. Verder mist de omkeringsregel in deze zaak toepassing. Ook bestaan er teveel onduidelijkheden om aan het toetsen van kansschade toe te kunnen komen.
- Ten slotte maakt JBZ bezwaar tegen de door [verzoekster] gevorderde kosten van dit deelgeschil.
4.De beoordeling
correcte behandeling” thans niet rolstoelgebonden zou zijn. [verzoekster] beroept zich hier ook op in haar verzoekschrift (sub 22). Zonder nadere toelichting, die [naam deskundige] in haar rapport niet heeft gegeven, kan de rechtbank uit deze meer algemene conclusie van [naam deskundige] niet opmaken dat zij daarmee heeft bedoeld een verband aan te nemen tussen de door [verzoekster] in deze procedure aan het JBZ gemaakte drie verwijten en haar rolstoelgebondenheid.