ECLI:NL:RBOBR:2016:5481

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
01/860269-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting van de gemeente 's-Hertogenbosch door verdachte, met onterecht ontvangen gemeenschapsgeld voor niet uitgevoerde advieswerkzaamheden

Op 5 oktober 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de gemeente 's-Hertogenbosch. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte meer dan tweehonderdduizend euro aan gemeenschapsgeld heeft verkregen voor advieswerkzaamheden die feitelijk niet zijn uitgevoerd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om samen met zijn mededader een schadevergoeding te betalen aan de benadeelde gemeente.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon in 2010, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren bij het indienen van facturen voor advieswerkzaamheden die niet of slechts gedeeltelijk waren verricht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de omkoping van een ambtenaar, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 207.113,55 aan de gemeente, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schadevergoeding, en dat de benadeelde partij in andere onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860269-15
Datum uitspraak: 05 oktober 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2016 en 21 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 januari 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzittingen van 22 februari 2016 en 21 september 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 7 juli 2008 tot en met 4 augustus 2010 in de gemeente
's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, een of meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ambtenaar, te weten [medeverdachte] , welke toen in dienst was van de Gemeente 's-Hertogenbosch,
een of meer giften heeft gedaan, te weten:
- op of omstreeks 8 juli 2008 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 3000,- ,
- op of omstreeks 19 november 2008 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 3000,- ,
- op of omstreeks 18 maart 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 2800,- ,
- op of omstreeks 19 mei 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 3000,- ,
- op of omstreeks 18 juni 2009 een gelbedrag, groot (ongeveer) Euro 3000,- ,
- op of omstreeks 15 juli 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 3000,- ,
- op of omstreeks 18 december 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 3000,- ,
- op of omstreeks 29 januari 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 2000,- ,
- op of omstreeks 19 maart 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 2500,- ,
- op of omstreeks 18 mei 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 2500,- ,
- op of omstreeks 8 juli 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 2500,- ,
- op of omstreeks 16 mei 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 1600,- ,

en/of

- op of omstreeks 8 juni 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) Euro 1960,- ,
in elk geval een of meer giften in de vorm van (een) geldbedrag(en),
danwel - enkel ten aanzien van de twee laatstgenoemde bedragen - een of meer diensten heeft verleend of aangeboden, in de vorm van het doen van een (aan-)betaling voor een vakantiereis bij [reisbureau] , te weten op of omstreeks 16 mei 2009 een bedrag van Euro
1600,- en/of op of omstreeks 8 juni 2009 een bedrag van Euro 1960,- ,
(telkens) met het oogmerk om deze [medeverdachte] te bewegen in diens bediening, in strijd met diens plicht, iets te doen, te weten om een of meer offerte(s) voor advieswerkzaamheden en/of een of meer factu(u)r(en) voor verrichte (advies-)werkzaamheden met betrekking tot een of meer van de navolgende (bouw-)projecten:
- WKO-inrichting project Stedelijke VSO Rosmalen ,
- het ontkoppelen nutsvoorzieningen project Herman Broerenschool (HBS) ,
- WKO-installaties Herman Broerenschool (HBS) ,
- 1e fase Stedekijk VSO Rosmalen,
- 2e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 3e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- onderzoek hemelwater afvoerinrichting Stedelijk VSO Rosmalen,
- 5e fase Stedelijk VSO Rosmalen

en/of

- 6e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
namens de Gemeente 's-Hertogenbosch goed te keuren,
en/of met het oogmerk om deze [medeverdachte] te bewegen in diens bediening, in strijd met diens plicht iets na te laten, te weten om na te laten de factu(u)r(en) met betrekking tot een of meer van de navolgende (bouw-)projecten:
- WKO-inrichting project Stedelijke VSO Rosmalen ,
- het ontkoppelen nutsvoorzieningen project Herman Broerenschool (HBS) ,
- WKO-installaties Herman Broerenschool (HBS) ,
- 1e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 2e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 3e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- onderzoek hemelwater afvoerinrichting Stedelijk VSO Rosmalen,
- 5e fase Stedelijk VSO Rosmalen

en/of

- 6e fase Stedelijk VSO Rosmalen,

te controleren op de juistheid met betrekking tot de op die factu(u)r(en) vermelde (advies-) werkzaamheden en/of te controleren of de in die factu(u)r(en) vermelde (advies-) werkzaamheden op een juiste wijze waren verricht;

2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 20 maart 2008 tot en met 23 september 2010 een of meermalen te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[functie 1] van de Stadsbedrijven van de Gemeente ‘s-Hertogenbosch, in elk geval de Gemeente ’s-Hertogenbosch heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, en/of tot het aangaan van een schuld,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met betrekking tot een of meer van de navolgende (bouw-)projecten, te weten:
- Project Number One (advieswerkzaamheden uitbreiding en upgrading)
- Project Number One (advieswerkzaamheden E- en W)
- Project Number One (energieonderzoek)
- Project number One (geluid- en akoestische advieswerkzaamheden)
- Project HBS Waterleidingstraat (ontkoppelen nutsvoorzieningen)
- Project HBS Waterleidingstraat (WK studie)
- Project Sint Jans Lyceum (haalbaarheidsonderzoek WKO)
- Project Sint Jans Lyceum (energie-onderzoek)
- Project VSO Rosmalen (vooronderzoek W- en E installaties)
- Project VSO Rosmalen (advies betreffende WKO-inrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden ten behoeve van Duborain)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 2e fase)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 3e fase)
- Project VSO Rosmalen (onderzoek naar hemelwater afvoerinrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 4e fase)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 6e fase)

een of meer facturen bij de Gemeente 's-Hertogenbosch ingediend en/of doen indienen ter betaling van de door hem, verdachte, en/of door [BV] ten behoeve van de Gemeente 's-Hertogenbosch verrichte (advies-)werkzaamheden zulks terwijl deze (advies-) werkzaamheden niet, althans slechts voor een deel, door hem, verdachte, en/of door [BV] waren verricht, waardoor [functie 1] van de Stadsbedrijven van de Gemeente ‘s-Hertogenbosch, in elk geval de Gemeente 's-Hertogenbosch (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of tot het aangaan van die schuld.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte ten aanzien van feit 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende:
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring gerekwireerd.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank oordeelt als volgt. Gelet op na te melden bewezenverklaring van feit 2 acht de rechtbank het op zich aannemelijk dat medeverdachte [medeverdachte] in ruil voor de door zijn toedoen aan verdachte gegunde opdrachten enig geldelijk gewin heeft genoten. Het dossier bevat daar naar het oordeel van de rechtbank ook aanwijzingen voor, waaronder de analyse van de geldstromen en de agenda’s van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de periode van januari 2008 tot en met december 2010. Het dossier bevat evenwel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op grond waarvan kan worden vastgesteld dat, en concreet op welke wijze c.q. in welke vorm, verdachte geldbedragen heeft verstrekt aan medeverdachte [medeverdachte] . Op grond van de analyse kan worden geconcludeerd dat verdachte contante geldopnames heeft gedaan in periodes dat medeverdachte [medeverdachte] contante stortingen heeft gedaan van ongeveer dezelfde bedragen. Hier blijft het echter bij. De bedragen en opname- respectievelijk stortingsdata sluiten niet altijd één op één aan. Ook zijn er geen verklaringen waaruit blijkt dat verdachte geld heeft gegeven aan [medeverdachte] . De enkele verklaring van getuige Tolsma dat hij [medeverdachte] een keer uit het kantoor van verdachte heeft zien komen met in zijn hand bankbiljetten is daarvoor onvoldoende. Ook het ‘beeld’ dat in het dossier van medeverdachte [medeverdachte] wordt geschetst door een collega is onvoldoende.
De officier van justitie heeft er op gewezen dat verdachte heeft nagelaten een afdoende verklaring te geven voor de opnames van de contante geldbedragen. Van cruciaal belang op dit punt is echter – zoals ook aangevoerd door de verdediging – het tijdsverloop in deze zaak, hetgeen niet aan verdachte is toe te rekenen. De ten laste gelegde gedragingen dateren uit het tijdvak juli 2008 tot en met september 2010, de interviews door [bedrijfsrecherche] vonden plaats in 2010 waarbij over steekpenningen niet werd gerept, de verhoren bij de rijksrecherche vonden plaats in 2014 en de dagvaarding dateert thans van januari 2016. Door dit tijdsverloop is de verdediging ernstig belemmerd bij het formuleren van een concrete weerlegging en het geven van een alternatief scenario voor wat betreft de contante geldopnames. Het kan de verdediging in die zin dan ook niet verweten worden dat zij niet met een beter onderbouwd alternatief scenario komt met betrekking tot de contante geldopnames.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde omkoping van een ambtenaar door verdachte.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring gerekwireerd.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, zich op het standpunt stellende dat daadwerkelijk adviesrapportages door [BV] zijn opgemaakt en werkzaamheden door [BV] zijn uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hierna te noemen feiten en omstandigheden vastgesteld kan worden dat de (advies)werkzaamheden door verdachte niet, althans slechts voor een deel, zijn verricht en dat het deel dát is verricht niet in relatie staat tot het door verdachte gefactureerde bedrag.
Digitaal onderzoek in deze zaak heeft opgeleverd dat in ieder geval een aantal van de beweerdelijk door verdachte aangeleverde adviesrapportages zijn opgemaakt nadat medeverdachte [medeverdachte] op non-actief was gesteld in september 2010 en nadat vanuit de Gemeente ’s-Hertogenbosch om deze adviesrapportages werd gevraagd, dit terwijl een aantal van deze adviesopdrachten reeds uit 2008 dateerden en kort daarop ook zijn gefactureerd en betaald. Uit dit onderzoek is verder gebleken dat door verdachte slechts één of enkele minuten aan deze adviesrapportages is gewerkt, waarbij vastgesteld wordt dat verdachte heeft verklaard dat hij alleen werkte en dat alleen hij de adviesrapportages opmaakte. De stelling dat de adviesrapportages pas zijn opgemaakt nadat door de Gemeente ’s-Hertogenbosch om deze rapportages werd gevraagd, vindt mede steun in het gegeven dat de betreffende rapportages door geen van de betrokkenen bij de betreffende projecten zijn gezien of aangetroffen, dat verdachte niet wordt uitgenodigd op enige bouwvergadering bij deze projecten, dat de rapportages bij de Gemeente ’s-Hertogenbosch niet digitaal zijn opgeslagen in het daarvoor aangewezen systeem en dat deze rapportages ook na gerichte zoekacties in de kasten op de betreffende afdelingen van de projecten bij de Gemeente
’s-Hertogenbosch niet fysiek zijn aangetroffen, ook niet op de door medeverdachte [medeverdachte] beschreven locaties. De verklaring van verdachte dat hij alle adviesrapportages fysiek en in tweevoud aan medeverdachte [medeverdachte] heeft gegeven en daarmee alle werkzaamheden heeft verricht, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet geloofwaardig.
Voorts blijkt uit het rapport van [naam rapporteur] dat de door verdachte op verzoek van de gemeente in december 2010 ingeleverde rapportages zo zeer onder de maat zijn dat deze niet als zodanig hadden mogen worden geaccepteerd en zeker niet de waarde vertegenwoordigden waarvoor zij waren gegund aan verdachte. Het rapport van [rapporteur] is op dit punt zeer helder. Geconcludeerd wordt dat de rapportages generlei waarde hebben voor het doel waarvoor deze zijn aangevraagd en zeker niet de waarde vertegenwoordigen van die daarvoor in rekening zijn gebracht. Voorts blijkt uit – onder meer – de getuigenverklaring van de heer [naam getuige] , tevens [functie 2] bij de gemeente ’s-Hertogenbosch, dat hij direct kan zien dat de aan hem getoonde adviesrapportages van verdachte van zeer slechte kwaliteit zijn.
Door – in samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] – adviesopdrachten van [medeverdachte] te accepteren en facturen bij de gemeente in te dienen (en goed te keuren) ter betaling van de (advies)werkzaamheden terwijl er door verdachte geen, althans respectievelijk volstrekt benedenmaatse, zijn ingediend en waarbij verdachte behalve zichzelf (door het ontvangen van betalingen) (mogelijk) ook medeverdachte [medeverdachte] heeft bevoordeeld, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan oplichting van de gemeente als hierna bewezen verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte (partieel) dient te worden vrijgesproken met betrekking tot het project HBS Waterleidingstraat. Verdachte is, zo blijkt uit de stukken in het dossier, aanvankelijk als adviseur betrokken geweest bij het project HBS Waterleidingstraat. Tegen die achtergrond valt niet buiten gerede twijfel vast te stellen dat ter zake de indiening, goedkeuring en betaling van de voor dit project ingediende facturen sprake is van oplichting. Immers valt niet uit te sluiten dat verdachte eenvoudigweg een (slecht) contractueel bedongen product heeft geleverd.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van feit 2.
in het tijdvak van 20 maart 2008 tot en met 23 september 2010 meermalen te
's-Hertogenbosch, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[functie 1] van de Stadsbedrijven van de Gemeente ‘s-Hertogenbosch heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen en/of tot het aangaan van een schuld,
hebbende verdachte en zijn mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid met betrekking tot de navolgende (bouw-)projecten, te weten:
- Project Number One (advieswerkzaamheden uitbreiding en upgrading)
- Project Number One (advieswerkzaamheden E- en W)
- Project Number One (energieonderzoek)
- Project Number One (geluid- en akoestische advieswerkzaamheden)
- Project Sint Jans Lyceum (haalbaarheidsonderzoek WKO)
- Project Sint Jans Lyceum (energie-onderzoek)
- Project VSO Rosmalen (vooronderzoek W- en E installaties)
- Project VSO Rosmalen (advies betreffende WKO-inrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden ten behoeve van Duborain)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 2e fase)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 3e fase)
- Project VSO Rosmalen (onderzoek naar hemelwater afvoerinrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 4e fase)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 6e fase)

facturen bij de Gemeente 's-Hertogenbosch ingediend en/of doen indienen ter betaling van de door [BV] ten behoeve van de Gemeente 's-Hertogenbosch verrichte advieswerkzaamheden, zulks terwijl deze advieswerkzaamheden niet, althans slechts voor een deel, door [BV] waren verricht, waardoor [functie 1] van de Stadsbedrijven van de Gemeente ‘s-Hertogenbosch telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of tot het aangaan van die schuld.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1 en feit 2 een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, meermalen gepleegd.
Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de gemeente. Verdachte heeft ruim € 200.000,- aan gemeenschapsgeld opgestreken voor beweerdelijk verrichte doch feitelijk niet uitgevoerde advieswerkzaamheden.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds de periode gedurende welke het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Het door verdachte gepleegde strafbare feit is in 2010 aan het licht gekomen en het een feit betreft dat is begaan in het tijdvak van 2008 tot en met 2010, terwijl de verhoren bij de rijksrecherche hebben plaatsgevonden in 2014 en de dagvaarding dateert van 25 januari 2016. De rechtbank houdt dan ook rekening met dit voor verdachte belastende en niet door objectieve omstandigheden gerechtvaardigde tijdverloop.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf en zien op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden. Gelet op het tijdsverloop in deze zaak zal de rechtbank hiervan afwijken en verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank zal derhalve een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank zal verdachte opleggen een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Het voorwaardelijk opgelegde strafdeel dient er mede toe om de laakbaarheid van de bewezenverklaarde feiten tot uitdrukking te brengen.

De vordering van de benadeelde partij Gemeente 's-Hertogenbosch. De rechtbank acht, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering toewijsbaar, te weten materiële schade voor wat betreft de posten onterechte betaalde facturen post 2 t/m 5 en 8 t/m 16 ad € 203.957,67 en het onderzoek van [rapporteur] ad € 3.155,88 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke betaaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de hierna te noemen overige onderdelen van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit betreft allereerst de facturen ten aanzien van HBS Waterleidingstraat, vermeerderd met de wettelijke rente, in verband met de vrijspraak op dit onderdeel van de tenlastelegging. Voorts betreft dit de facturen ten aanzien van de kosten van het onderzoek door [bedrijfsrecherche] . Het rapport van [bedrijfsrecherche] omvat veel meer dan de bewezen verklaarde feiten en toerekening van deze gehele kostenpost aan verdachte ligt daarmee niet zonder meer voor de hand. Een nader onderzoek naar de vraag of en zo ja, in welke mate de kosten van [betrokkene] aan verdachte kunnen worden toegerekend (gelet op hetgeen bewezen is verklaard), levert echter – gelet op het reeds hiervoor gememoreerde tijdsverloop in deze zaak – een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd De rechtbank zal verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dan ook hoofdelijk veroordelen tot betaling van de aan de gemeente toegewezen schadevergoeding, dit gelet op het bepaalde in artikel 6:102 lid 1 Burgerlijk Wetboek.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke betaaldata van de facturen tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 4.000,- terzake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief strafzaken. Ook op dit onderdeel zal de rechtbank verdachte en zijn medeverdachte hoofdelijk veroordelen tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van de benadeelde partij nu deze kosten rechtstreeks verband houden met de hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte en zijn medeverdachte ter zake de door hen in vereniging gepleegde oplichting van de benadeelde partij.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 326.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Ten aanzien van feit 2:medeplegen van:oplichting, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen en maatregel.

Ten aanzien van feit 2:Taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis;

Gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Maatregel van schadevergoeding van € 207.113,55 subsidiair 365 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Gemeente 's-Hertogenbosch van een bedrag van € 207.113,55 (zegge: tweehonderdzevenduizend honderddertien euro en vijfenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 207.113,55 materiële schade (posten: onterechte betaalde facturen post
2 t/m 5 en 8 t/m 16 ad € 203.957,67 en het onderzoek [rapporteur] ad € 3.155,88).
Verdachte is niet gehouden tot betaling indien en voor zover dit bedrag door zijn mededader [medeverdachte] (parketnummer 01/860269-15) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata van de respectievelijke facturen tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Gemeente 's-Hertogenbosch van een bedrag van € 207.113,55 (zegge: tweehonderdzevenduizend honderddertien euro en vijfenvijftig eurocent), te weten
€ 207.113,55 materiële schade (posten: onterechte betaalde facturen post 2 t/m 5 en 8 t/m 16 ad € 203.957,67 en het onderzoek [rapporteur] ad € 3.155,88).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata van de respectievelijke facturen tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling indien en voor zover dit bedrag door zijn mededader (parketnummer 01/860268-15) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Wijst toe aan kosten voor rechtskundige bijstand een bedrag van € 4.000,- (zegge: vierduizend euro).
Verdachte is niet gehouden tot betaling indien en voor zover dit bedrag door zijn mededader (parketnummer 01/860268-15) is betaald.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. M.E.L. Hendriks, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 5 oktober 2016.