In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een varkenshouderij, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. De rechtbank werd geconfronteerd met de vraag of zij bevoegd was om kennis te nemen van beroepen tegen handhavings- en invorderingsbesluiten die waren genomen op basis van de provinciale Verordening stikstof natura 2000 Noord-Brabant. De rechtbank oordeelde dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerste en enige aanleg bevoegd is om te oordelen over dergelijke handhavingsbesluiten, zoals vastgelegd in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak en de Wet milieubeheer. De rechtbank verklaarde zich daarom onbevoegd en droeg de behandeling van de beroepen over aan de Afdeling.
De zaak begon met een dwangsombesluit van 11 juli 2014, waarin eisers werd gelast om hun varkenshouderij aan de Verordening stikstof te laten voldoen. Bij niet-naleving zou een dwangsom van € 1.000,00 per week worden opgelegd, met een maximum van € 50.000,00. Na bezwaar tegen dit besluit en een invorderingsbesluit van 14 juli 2015, hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 4 oktober 2016 vastgesteld dat de bestreden besluiten niet onder de bevoegdheid van de rechtbank vallen, maar onder die van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft de eisers in het gelijk gesteld wat betreft de vergoeding van het griffierecht, maar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend, aangezien de processtukken door de Afdeling zullen worden betrokken in de verdere behandeling van de zaak.