In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de productie van synthetische drugs. De verdachte had in de periode van 28 februari 2013 tot en met 23 mei 2014 samen met een medeverdachte grote hoeveelheden chemicaliën besteld en voorhanden gehad, die gebruikt kunnen worden voor de productie van MDMA en andere verdovende middelen. Tijdens de zittingen op 28 januari 2016 en 26 januari 2016 is het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder e-mailcorrespondentie en chatberichten die de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingshandelingen aantonen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, doorging met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook conservatoir beslag gelegd op een geldbedrag van € 8.000,- en heeft bepaald dat 20 kg natriumboorhydride en 10 valse bankbiljetten van 50 euro onttrokken worden aan het verkeer. De rechtbank oordeelde dat er geen overschrijding van de redelijke termijn was en dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.