ECLI:NL:RBOBR:2016:5335

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
01/879443-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens carnaval in Asten met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 30 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tijdens carnaval in Asten. De verdachte heeft in totaal vier geweldsincidenten gepleegd, waarvan drie op 6 februari 2016 en één op 18 februari 2016. Tijdens de carnavalsnacht heeft de verdachte, samen met medeverdachten, geweld gepleegd tegen verschillende slachtoffers op de Prins Bernhardstraat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks dat niet kon worden vastgesteld wie de fatale duw heeft gegeven die leidde tot zwaar lichamelijk letsel van een slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht van de reclassering en deelname aan gedragsinterventie. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers, waaronder een bedrag van € 9.239,21 aan één van de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/879443-16
Parketnummer vordering: 01/190738-15
Datum uitspraak: 30 september 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1997] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 juli 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
.
incident I
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Prins Bernhardstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meerdere keren duwen en/of met gebalde vuisten slaan en/of trappen;
2.
incident II
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Prins Bernhardstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
welk geweld bestond uit het trappen en/of duwen en/of bij de keel pakken en/of de weg versperren en/of in het gezicht spugen en/of bedreigingen uiten ("ik sla je tanden uit je bek" en/of een pistoolgebaar maken);
3.
incident III
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Prins Bernhardstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , welk geweld bestond uit spugen, slaan (met de vuist), vastpakken, schoppen en/of duwen (waarbij voornoemde [slachtoffer 2] met zijn hoofd door een ruit is gevallen);
4.
parketnummer 845116/16
hij op of omstreeks 18 februari 2016 te Asten met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats en/of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in [cafetaria] , gelegen aan het Floraplein aldaar, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 8] , welk geweld bestond uit het slaan van die [slachtoffer 8] en/of het trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 8] en/of het duwen van die [slachtoffer 8] ;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 februari 2016 te Asten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 8] heeft mishandeld door te slaan en/of te duwen tegen en/of te trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 8] .
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/190738-15 is aangebracht bij vordering, ingekomen bij de griffie op 9 augustus 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter van 21 december 2015. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding.
In de carnavalsnacht van 6 februari 2016 tussen 01:30 uur en 02:30 uur hebben er drie geweldsincidenten plaatsgevonden op de Prins Bernhardstraat te Asten. Verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij alle drie de incidenten. Tevens wordt verdachte verdacht van betrokkenheid bij openlijke geweldpleging op 18 februari 2016 in [cafetaria] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de feiten 1, 2, 3 en 4 primair bewezen te verklaren.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat het [slachtoffer 1] door verdachte en de medeverdachten is mishandeld op de openbare weg, de Prins Bernhardstraat te Asten. Verdachte is door wijkagent [verbalisant 1] herkend op de beschikbare camerabeelden van het incident in de nacht van 6 februari 2016. Ook verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben verdachte op de beelden herkend. Het [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] , de jongen die nog vast zit en familie is van [medeverdachte 1] , hem heeft geslagen en geschopt en hem ook nog sloeg terwijl hij op de grond lag. Op de beelden is te zien dat verdachte het slachtoffer voor [bedrijf 2] vijf trappen geeft ter hoogte van zijn buik. Als het slachtoffer wegloopt, gaat verdachte er achteraan en geeft hem nog een trap in het gezicht. Feit 1 kan derhalve volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ook feit 2 is door de camerabeelden geregistreerd. Op basis van de beelden waarop verdachte herkend is door de wijkagent en de verbalisanten, in combinatie met de aangiftes van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kan feit 2 ook bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat op basis van de getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat verdachte ook betrokken was bij incident drie. Verdachte is door verschillende getuigen herkend of de getuigen spreken over de jongen met het witte t-shirt.
Ten aanzien van feit 4 zijn er eveneens camerabeelden beschikbaar. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en zijn broer aangever [slachtoffer 8] vastpakken en aan hem trekken. Verdachte geeft aangever een krachtige duw en daardoor valt zijn broer achterover door de ruit van de cafetaria. Aangever valt mee door de ruit. Het openlijk geweld, bestaande uit het slaan, duwen en trekken in een cafetaria, een voor publiek toegankelijke ruimte, kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de drie incidenten op 6 februari 2016. Hij heeft geen t-shirt in zijn bezit met als opdruk de letters KIA. De beschikbare camerabeelden zijn dermate onduidelijk dat daaruit geen herkenning kan worden vastgesteld. De verklaring van [slachtoffer 1] is onbetrouwbaar en kan niet voor het bewijs worden gebezigd. Duidelijk is dat hij niet naar waarheid heeft verklaard en dat hij iemand uit de wind wil houden. Bovendien heeft [slachtoffer 1] pas een verklaring afgelegd nadat het eindproces-verbaal al gereed was. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij dit incident. Uit de verklaringen van de getuigen kan bovendien niet worden afgeleid dat verdachte enige geweldshandeling heeft verricht.
Ook met betrekking tot feit 3 is er geen bewijs in het dossier aanwezig op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk bij het incident aanwezig is geweest dan wel dat hij enige geweldshandeling heeft verricht.
Verdachte dient voor feit 4 eveneens te worden vrijgesproken, nu enkel kan worden bewezenverklaard dat verdachte aangever [slachtoffer 8] eenmaal heeft geduwd en aan het lichaam van [slachtoffer 8] heeft getrokken. Er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn broer en verdachte had enkel de bedoeling om aangever [slachtoffer 8] te confronteren met de gestolen fiets. Er is derhalve geen sprake van openlijk geweld. Nu er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn dat bij aangever [slachtoffer 8] sprake was van enige pijn of letsel, dient verdachte ook voor het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Ten aanzien van feit 1:
Incident I
[slachtoffer 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris op 9 september 2016 verklaard [2] dat hij slachtoffer was van geweld in de nacht van 7 februari 2016 (de rechtbank begrijpt 6 februari 2016) in Asten in de buurt van [café 1] . Toen hij naar huis ging was hij aan het bellen en opeens kreeg hij een klap achterop zijn hoofd waardoor hij viel. [medeverdachte 2] hem heeft geschopt en geslagen. Dan is er nog een jongen die nog vast zit. Ook hij heeft hem geslagen en geschopt. Dat is er één van de familie van [medeverdachte 1] en hij heet [verdachte] . De jongen met het witte t-shirt op de camerabeelden is [verdachte] . De getuige [slachtoffer 1] heeft ook nog gezien dat [verdachte] , de jongen met het witte t-shirt op een gegeven moment op de beelden een jas onder zijn arm draagt. [slachtoffer 1] heeft geen aangifte willen doen omdat hij geen gezeik wil.
Wijkagent [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij wijkagent is in de gemeente Asten. Omdat hij veel contact heeft met de jeugd op straat kent hij de meeste van gezicht en naam. [verbalisant 1] heeft op maandag 15 februari 2016 de camerabeelden afkomstig van winkelcentrum Midas te Asten bekeken en geverbaliseerd wat hij waarnam. [3]
Hij ziet dat er vanuit twee cameraposities op de Prins Bernhardstraat beelden te zien zijn. De ene camera is vanuit de ingang van het winkelcentrum gericht op de straat in de richting van [café 1] (camera 1). De andere camera heeft zicht op een klein gedeelte van de doorgang van het winkelcentrum Midas naar het winkelgebied het Compas. Verder is deze camera ook op de straat gericht en dan in de richting van [café 2] (camera 2).
Op camera 1 ziet hij om 1:39:05 uur een voor hem onbekende jongen komen aanlopen, welke in zijn linkerhand een telefoon vast heeft en deze bij zijn linkeroor houdt. De verbalisant ziet dat naast hem, aan de linkerzijde, een jongen dicht tegen hem aanloopt. Hij ziet dat deze jongen de hem ambshalve bekende [medeverdachte 1] , geboren op [1994] te [geboorteplaats] woonachtig aan [adres 2] te [gemeente] is.
Op camera 1 ziet hij om 01:39:20 uur vanuit [café 1] een jongen aan komen rennen, gekleed in een blauw trainingspak, welke om 01:39:23 uur uit beeld verdwijnt. Hij herkent deze jongen als de hem ambthalve bekende [medeverdachte 2] , geboren op [1993] te [geboorteplaats] , woonachtig op [adres 3] te [gemeente] . Deze jongen treft hij vaak aan op de hangplek bij het Floraplein te Asten.
Op camera 1 ziet hij om 01:40:09 uur wederom een jongen vanuit [café 1] aan komen rennen. Deze jongen draagt een blauw trainingspak met reflecterende banden om zijn bovenarmen. Verder ziet hij dat deze jongen een donkere pet met opdruk draagt. Hij herkent deze jongen als de hem ambtshalve bekende [medeverdachte 3] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] , woonachtig op [adres 4] te [gemeente] . Deze jongen staat ook vaak bij de eerder genoemde hangplek.
Op camera 2 ziet de verbalisant om 01:39:11 uur de eerder genoemde onbekende jongen in beeld komen, met zijn mobiele telefoon nog steeds bij zijn linkeroor. Naast hem ziet hij [medeverdachte 1] lopen in dezelfde richting. Hij ziet dat [medeverdachte 1] om 01:39:21 uur een slaande beweging maakt naar de linkerhand van de onbekende jongen. Hij ziet dat de telefoon van deze jongen hierdoor op de grond valt.
Vervolgens ziet de verbalisant dat [medeverdachte 2] een dreigende houding aanneemt ten opzichte van de onbekende jongen, waarvan de telefoon uit handen is geslagen. Hij ziet dat [medeverdachte 2] met twee gebalde vuisten positie tegenover deze jongen aanneemt. Vervolgens wordt hij door een andere jongen weggetrokken. Daarna zie hij [medeverdachte 3] om 01:40:14 in beeld verschijnen en zich bij het groepje voegen.
De verbalisant ziet dat [medeverdachte 2] zich vervolgens losrukt en richting die onbekende jongen loopt. Hij ziet dat hij diverse malen met gebalde vuist uithaalt naar deze jongen en dat deze jongen uiteindelijk ten val komt op zijn rug. Hij ziet dat [medeverdachte 2] vervolgens op deze jongen zit en hem nog enkele klappen met zijn vuist geeft in de richting van het hoofd. Hij kan niet zien of hij de jongen ook daadwerkelijk raakt op zijn hoofd. Vervolgens ziet hij bijna iedereen weer uit beeld verdwijnen richting [café 1] . Alleen [medeverdachte 2] zit dan nog op de onbekende jongen en [medeverdachte 1] staat hierbij. Hij ziet dat hij [medeverdachte 2] van deze jongen aftrekt en hem wegduwt van deze jongen. Hij ziet dat [medeverdachte 2] zich weer omdraait en een gevechtshouding aanneemt naar de jongen. De jongen staat inmiddels weer overeind.
Op camera 1 ziet de verbalisant om 01:42:20 uur dat de onbekende jongen in gesprek is met een jongen met een petje. Vervolgens ziet hij dat [medeverdachte 2] erbij komt staan en uit het niets een aantal klappen in het gezicht van die jongen geeft.
Op dat moment ziet de verbalisant vanuit [café 1] een jongen met een wit shirt aan komen lopen. Hij ziet dat deze jongen samen met [medeverdachte 2] richting die onbekende jongen loopt. Hij ziet dat [medeverdachte 2] die jongen diverse klappen richting het hoofd van die jongen geeft en dat ze beiden ten val komen. Hij ziet dat het slachtoffer op zijn rug ligt. Hij ziet dat [medeverdachte 2] boven op de jongen gaat zitten en wederom diverse klappen met zijn vuist in de richting van het hoofd van deze jongen geeft. Hierna stapt hij van de jongen af en kan de jongen ook weer op staan. Vervolgens ziet hij dat de jongen met het witte shirt nu naar de onbekende jongen loopt en hier dicht tegenaan gaat staan. Hij ziet dat hij vervolgens een vijftal trappen met zijn rechtervoet geeft tegen de onbekende jongen. Deze trappen zijn ter hoogte van de buik van de jongen.
De verbalisant ziet dat [medeverdachte 2] en de jongen met het witte shirt ineens achter deze jongen aanrennen. Wanneer ze de jongen bijhalen geeft [medeverdachte 2] deze jongen met beide handen een harde duw in zijn rug en trapt hem van achteren tegen zijn benen. Dit gebeurt vlakbij de camera waardoor de verbalisant ziet dat de jongen met het witte shirt de hem ambshalve bekende [verdachte] , geboren op [1997] te [geboorteplaats] woonachtig op [adres 1] te [gemeente] is. Ook [verdachte] staat geregeld bij de hangroep bij het Floraplein.
Vervolgens zie hij op camera 2 om 1:44:51 dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en de onbekende jongen weer in beeld komen. Hij ziet dat [medeverdachte 2] met zijn rechtervoet een trap van achteren geeft tegen de onbekende jongen. Hij ziet dat hij de onbekende jongen tegen zijn rechterbil trapt. Vervolgens ziet hij dat hij de jongen met zijn rechterhand een duw in zijn gezicht geeft. Hij ziet vervolgens dat [verdachte] met zijn rechtervoet een trap in het gezicht van de jongen geeft. Vervolgens ziet hij dat [medeverdachte 2] een trappende beweging maakt richting de onbekende jongen. Hij kan niet zien of hij de jongen hierbij raakt. Hierna ziet hij dat [verdachte] een trappende beweging maakt richting de onbekende jongen en deze wordt door de jongen met zijn handen geblokkeerd.
[verbalisant 2] heeft gerelateerd [4] dat hij op de beelden omstreeks 01:44 uur een man met wit shirt ziet lopen. Het betreft een wit shirt met korte mouwen met op de voor- en achterzijde een opdruk op het shirt. Verbalisant herkent de jonge met het witte shirt als de hem ambtshalve bekende [verdachte] , woonachtig op [adres 1] te [gemeente] .
[verbalisant 3] heeft gerelateerd [5] dat hij de camerabeelden heeft bekeken uit de nacht van 6 februari 2016. Hij herkent [verdachte] ambtshalve. Hij herkent [verdachte] op de camerabeelden als de jonge met het witte shirt en de zwarte broek. Hij herkent [verdachte] omdat hij hem reeds eerder gecontroleerd heeft, hij deel uit maakt van een groep problematische hangjeugd in Asten en hij reeds vaker is aangehouden voor strafbare feiten. Verbalisant herkent [verdachte] op de beelden aan zijn postuur, lengte, kapsel, baard en manier van lopen. Hij herkende de persoon onmiddellijk toen hij de beelden zag.
[verbalisant 4] heeft gerelateerd [6] dat hij tijdens het bekijken van de bewegende beelden van zaterdag 6 februari 2016 ambthalve herkende [verdachte] . Hij heeft een wit t-shirt aan. Hij heeft [verdachte] op zaterdag 27 februari 2016 nog gezien en gesproken. Hij herkent hem aan zijn postuur, hij is namelijk van zijn lengte (1.82 m) en hij heeft een smal atletisch postuur. Hij herkent hem aan zijn kapsel, hij heeft namelijk kort opgeschoren zwarte haren. Ook herkent hij hem aan zijn getrimde baard, aan zijn manier van lopen en zijn houding. Hij herkent hem ook aan de vorm van zijn hoofd en gezicht.
[getuige 1] heeft bij de politie verklaard [7] dat hij op zaterdag 6 februari 2016 op de Prins Bernardstraat te Asten aanwezig is geweest. Hij heeft [verdachte] daar gezien. Hij droeg een wit t-shirt en hij had een zwarte jas bij zich. Hij is licht getint, lang en heeft een sportief uiterlijk. Hij heeft zijn haar aan de zijkant opgeschoren en heeft boven zwarte stekels. [verdachte] woont op [adres 1] . Hij heeft [verdachte] met de achternaam. De [getuige 1] kent [verdachte] van het [vereniging] .
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien een verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage niet gewelddadig van aard hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden door wijkagent [verbalisant 1] en door de verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zodanig van aard is dat geen twijfel bestaat over de betrouwbaarheid daarvan. De rechtbank heeft op grond hiervan de overtuiging bekomen dat de verbalisanten, die los van elkaar bovenstaande herkenningen hebben gerelateerd, door hun ervaringen in de buurt en hun contacten met verdachte, hem op de beelden hebben kunnen herkennen en ook hebben herkend. Daarbij komt dat ook het [slachtoffer 1] verdachte heeft herkend en het slachtoffer heeft goed zicht gehad op zijn belagers. De rechtbank ziet geen aanleiding de verklaring van het [slachtoffer 1] onbetrouwbaar te achten, daar zijn verklaring wordt ondersteund door de bevindingen op de camerabeelden. De rechtbank stelt derhalve vast dat verdachte de persoon is met het witte t-shirt met voor- en achterop een opdruk en de zwarte jas.
De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of verdachte een dusdanige wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen het [slachtoffer 1] gepleegde geweld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] en uit de beschrijving van de verbalisant van de camerabeelden blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten diverse malen de confrontatie hebben opgezocht en dat verdachte ook steeds zelf fors geweld heeft gebruikt door [slachtoffer 1] meerdere malen te trappen. Hij heeft daarmee een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten openlijk geweld hebben gepleegd tegen het [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het duwen, slaan en trappen van het slachtoffer.
Ten aanzien van feit 2:
Incident II
Aangever [slachtoffer 3] heeft bij zijn aangifte verklaard [8] dat hij aangifte wenst te doen van belediging, bedreiging en mishandeling. Dit heeft zich afgespeeld op zaterdag 6 februari 2016, tussen 01:45 uur en 02:10 uur op de Prins Bernardstraat te Asten. Tijdens het incident op de Prins Bernardstraat te Asten, omstreeks 02:00 uur werden ze belaagd door een aantal personen waarvan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] deel uitmaakten. De mishandeling werd gepleegd door een kleine donkere jongen. Hij pakte aangever met beide handen vast bij zijn keel en kneep hier met kracht in. Aangever [slachtoffer 3] viel hierdoor op de grond op zijn elleboog en ondervond hiervan pijn aan zijn elleboog, nek en keel. Er werd vanuit dit groepje ook gespuugd in hun richting. Aangever [slachtoffer 3] zag het speeksel langs zich afvliegen en hij zag dat dit bij [slachtoffer 4] op zijn kleding terecht kwam. Aangever voelde zich zwaar beledigd.
Aangever [slachtoffer 4] heeft bij zijn aangifte verklaard [9] dat er op zaterdag 6 februari 2016 tussen 01:45 en 02:15 uur op de Prins Bernardstraat te Asten een confrontatie is geweest tussen [getuige 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en hem en een groep Marokkaanse jongens. De groep Marokkaanse jongens bestond uit minimaal vijf jongens. De confrontatie vond plaats ter hoogte van het Mozaïekbankje en de ijssalon. Bij deze jongens was ook een jongen met een wit shirtje aanwezig met voorop rode letters KIA. Deze had het hoogste woord en schreeuwde en bedreigde onder andere hem. Hij maakte namelijk met zijn hand een gebaar van een pistool en riep hierbij dat hij aangever ging neerschieten. Deze jongen met het witte shirt was vrij lang van postuur, aangever schat hem 1.90 meter lang. Het viel aangever op dat deze jongen een baardje had en de zijkant van zijn hoofd de haren had opgeschoren. Deze jongen heeft ook gespuugd in de richting van de groep van aangever.
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte verklaard [10] dat hij op zaterdag 6 februari 2016 iets voor 02.00 uur vanuit [café 3] naar [café 2] liep. Aangever zag dat [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] of [getuige 3] werden uitgedaagd door een groep jongens. Toen aangever erbij stond zeiden de jongens “tot hier en niet verder”.
Wijkagent [verbalisant 1] heeft op maandag 15 februari 2016 de camerabeelden afkomstig van winkelcentrum Midas te Asten bekeken. Hij is tot de volgende bevindingen gekomen. [11]
Op camera 2 ziet hij om 01:56:09 een groepje personen op straat staan met onder andere [verdachte] die hij herkent aan zijn witte shirt. Verder ziet hij een jongen staan met een zwarte broek en een rood trainingsjasje aan. Hij ziet later dat deze persoon [medeverdachte 1] betreft. Hij ziet dat de jongens tegenover vier andere jongens staan. Om 01:58:40 uur ziet hij dat [verdachte] weer richting de groep loopt. Vervolgens komen er nog enkele jongens bij staan en wordt er wat licht geduwd. Hij ziet dat [verdachte] driemaal met zijn rechterhand een van de jongens duwt of stoot. Daarna ziet hij dat [verdachte] gedurende twee minuten continue de confrontatie blijft opzoeken en af en toe een duw uitdeelt naar deze vier jongens.
Overweging.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Zoals reeds eerder is vastgesteld onder feit 1 is de persoon met het witte t-shirt met voor- en achteropdruk en de zwarte jas verdachte. Dat getuigen zijn naam verwarren met een andere naam, doet daar niet aan af, nu zij wel dezelfde persoon beschrijven. Verdachte heeft aan het openlijk geweld een wezenlijke bijdrage geleverd door steeds de confrontatie op te zoeken, te schreeuwen, te duwen, te bedreigen en te spugen. Weliswaar zijn spugen, schreeuwen en bedreigen geen geweldshandelingen, echter naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen wel onrust veroorzakende handelingen welke een ondersteunde bijdrage hebben geleverd aan het geweld. De rechtbank kan niet op basis van de bewijsmiddelen vaststellen dat verdachte en/of zijn mededaders aangevers ook hebben getrapt. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3:
Incident III
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte verklaard [12] dat hij de groep jongens die hem eerder hadden tegengehouden weer tegenkwam. Ze waren niet meer met z’n vieren. Ze waren met een man of vijf, zes. De personen die hij eerder heeft omschreven waren erbij. Aangever is naar die jongens gelopen omdat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] daar nog bij stonden. Hij zag dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] werden lastiggevallen door die jongens. Aangever kan zich alles heel vaag herinneren. Er was wat geduw. Tussen wie weet hij niet. Aangever zat ineens op een bankje. Hij zag alleen maar rood van zijn bloed. Aangever kan zich helemaal niet herinneren dat hij door een raam is geduwd. Aangever had een snee van 20 centimeter op zijn keel onder zijn kin door. Zijn linkeroor hing voor twee/derde los. De artsen zeiden dat hij geluk had dat zijn slagader niet was geraakt.
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft bij haar aangifte verklaard [13] dat zij door [medeverdachte 1] in haar gezicht is gespuugd. Dit is gebeurd op 6 februari 2016 tussen 02:00 uur en 02:20 uur op de Prins Bernardstraat te Asten. Omstreeks 02:30 uur kwamen aangeefster, [slachtoffer 2] en twee jongens die zij hadden ontmoet, buiten gelopen uit [bedrijf 3] . Zij zag dat een groepje jongens buiten stond voor [bedrijf 3] . Zij hoorde dat deze begonnen te bakkesen. Aangeefster kreeg bijna een slag in haar gezicht. Er werd gevochten en geduwd. Aangeefster zag dat [slachtoffer 2] en de twee jongens door de groep geduwd en bespuugd werden. [14]
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft op 7 februari 2016 aanvullend bij de politie verklaard [15] dat eentje uit de groep [medeverdachte 2] was en dat er één [medeverdachte 1] heet. [medeverdachte 1] was vooral aan het spugen.
[slachtoffer 7] heeft bij de politie verklaard [16] dat hij op 6 februari 2016 ’s-nachts buiten op straat was bij [bedrijf 3] voor de deur. Dit is een eettentje in Asten. Hij was hier samen met [slachtoffer 6] en [getuige 4] . Zij zagen dat [slachtoffer 5] werd geduwd. Zij werd geduwd door een groep mensen. Uit deze groep kent [slachtoffer 7] maar één persoon en dat is [medeverdachte 1] . Zij wilden niet dat [slachtoffer 5] geslagen werd. [slachtoffer 7] is er tussen gaan staan en werd meteen tegen zijn achterhoofd geslagen. Ook is hij achterin zijn kuit getrapt door iemand. [slachtoffer 7] hoorde iemand zijn naam roepen en hierdoor keek hij om. Hij zag toen dat iemand hem uit de groep wilde slaan. Hij bukte waardoor hij miste. Toen hij vanuit zijn gebukte houding overeind kwam zag hij [slachtoffer 2] al door de raam liggen. Één persoon uit de groep was een lange getinte jongen, 1.85 meter, wit shirt, zwart kort geschoren haar, beetje baardje. [slachtoffer 7] kent hem vanuit Asten.
Op 14 april 2016 heeft [slachtoffer 7] bij de politie nog aanvullend verklaard [17] dat de bredere jongen iets met [naam] of [verdachte] heet. Hij was degene die [slachtoffer 5] duwde. Toen hij ertussen kwam heeft hij hem geslagen. Hij sloeg met de vuist.
[getuige 1] heeft bij de politie verklaard [18] dat hij op zaterdag 6 februari 2016 rond 02:00 uur in [café 1] in Asten was. Het café ging sluiten en hij is met [slachtoffer 5] en twee maten naar buiten gelopen. Hij kwam [verdachte] , [medeverdachte 2] en nog een jongen tegen. [getuige 1] hoorde later van anderen dat die jongen [medeverdachte 1] heet. Ineens hoorde hij [slachtoffer 5] schelden. Hij zag dat jongens met oranje pakken het voor [slachtoffer 5] opnamen. [getuige 1] zag toen dat ze aan het vechten waren. Hij zag dat een jongen met oranje pak op de grond werd gegooid. Dit deed [verdachte] . Toen die jongen op de grond lag begon [verdachte] hem te schoppen. Hij zag dat iemand van de groep die bij [verdachte] hoorde richting [slachtoffer 5] liep. Deze droeg een rood met zwart trainingspak. Dit was [medeverdachte 2] . [slachtoffer 2] ging tussen [slachtoffer 5] en [medeverdachte 2] staan. Hij zag in mijn ooghoek dat [medeverdachte 2] uithaalde richting [slachtoffer 2] . [getuige 1] zag drie mannen wegrennen, dit waren [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [verdachte] kwam nog terug gerend en pakte zijn jas op die voor [bedrijf 3] lag. [verdachte] droeg een wit t-shirt. Hij had een zwarte jas bij zich. Hij is licht getint, lang en heeft een sportief uiterlijk. Hij heeft zijn haar aan de zijkant opgeschoren en heeft boven zwarte stekels. Hij heet [verdachte] met de achternaam.
Overweging.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van bovenstaande bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte ook bij incident drie is betrokken. De getuigen [slachtoffer 7] en [getuige 1] spreken over de jongen met het witte t-shirt en de zwarte jas. Ook kunnen ze de achternaam van verdachte noemen. Er is een vechtpartij ontstaan tussen de groep van verdachte en de groep van de slachtoffers. Bij dit incident is er getrapt, geslagen, geduwd, vastgepakt en gespuugd. Door in die groep deel te nemen aan de vechtpartij en ook daadwerkelijk gewelddadige handelingen te verrichten, heeft verdachte openlijk geweld gepleegd tegen de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] . De rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte en/of zijn mededaders ook geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 6] . De rechtbank zal verdachte derhalve van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 [19] :
Aangever [slachtoffer 8] heeft bij zijn aangifte verklaard [20] dat hij op donderdag 18 februari 2016, omstreeks 15:00 uur langs [bedrijf 4] in Asten liep. Hij liep daar alleen. Aangever liep door richting de Klaproosstraat. Hij werd gevolgd door twee a drie jongens, waaronder [verdachte] . Hierop is aangever [cafetaria] binnen gegaan. [medeverdachte 3] en [verdachte] volgden hem. Aangever hoorde dat ze zeiden dat hij mee moest komen anders zouden ze hem meenemen. Toen probeerden ze hem naar buiten te trekken. Hij heeft zich verzet. Aangever greep in eerste instantie een paal vast en daarna een klink aan de buitenkant van de toegangsdeur. Hierna ging de ruit kapot.
[getuige 5] heeft bij de politie verklaard [21] dat hij op donderdag
18 februari 2016, omstreeks 15:00 uur een manspersoon binnen zag komen lopen in de cafetaria, persoon 1. Hij zag dat twee andere personen, persoon 2 en 3, achter persoon 1 aanliepen. Hij hoorde persoon 2 en 3 zeggen, tegen persoon 1 dat hij een fiets gejat zou hebben.De fiets was van hun tante. Hierop hoorde hij dat persoon 2 en 3 zeiden tegen persoon 1 kom maar mee naar buiten. Hij zag dat persoon 1 de paal/pilaar vastpakte om te voorkomen dat persoon 2 en 3 hem meer naar buiten konden nemen. Hij zag dat persoon 2 en 3 toen aan persoon 1 begonnen te trekken om hem mee naar buiten te krijgen. [getuige 5] zag dat het persoon 2 en 3 lukten om persoon 1 mee naar buiten te trekken en hij zag dat er over en weer geduwd werd. Vervolgens zag de getuige dat persoon 2 en 3 persoon 1 door de ruit duwden, waardoor de ruit stuk ging. De getuige zag dat persoon 2 en 3 op de vlucht gingen en dat persoon 1 gewond naar binnen kwam gelopen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] hebben gerelateerd [22] dat zij camerabeelden hebben uitgekeken van de [cafetaria] , gevestigd aan [adres 5] te Asten. Verbalisanten hebben vanuit twee cameraposities de beelden bekeken. De eerste camera hangt buiten de cafetaria en heeft zicht op de ingang van de cafetaria. De tweede positie is de camera die binnen in de cafetaria hangt en die zicht heeft op de ingang en het eetgedeelte. Op de eerste camera is te zien dat er op 03:23:11 uur een onbekende man naar binnen loopt bij de cafetaria, gevolgd door een manspersoon met een grijze capuchon en een lichtblauwe jas. Een paar seconden later is te zien dat er een mans persoon geheel in het zwart gekleed ook bij de cafetaria naar binnen loopt. Op de tweede camera is te zien dat op 03:23:11 uur de bovengenoemde personen binnen komen in de cafetaria. Verbalisanten zien in eerste instantie een onbekende man naar binnen lopen met een donkere jas aan. Vervolgens zien zij de verbalisanten ambtshalve bekende [verdachte] , woonachtig op [adres 1] te [gemeente] binnen komen lopen. Verbalisanten zien op de camerabeelden dat hij een lichtblauwe jas draagt en een grijze capuchon op zijn hoofd. Vervolgens zien zij enkele seconden later de verbalisanten ambtshalve bekende [medeverdachte 5] , woonachtig op [adres 1] te [gemeente] de cafetaria inlopen. Zij zien dat hij geheel in het zwart gekleed is en een zwarte muts op zijn hoofd draagt.
Op camera 2 is om 03:26:58 uur te zien dat [medeverdachte 5] en [verdachte] beiden een arm van de onbekende man vastpakken. Zij zien dat [verdachte] en [medeverdachte 5] beiden met kracht aan de arm van de onbekende man trekken om hem in de richting van de uitgang te krijgen. Vervolgens zien zij dat de onbekende man zich afzet tegen de deur van de uitgang. Hierop zien zij dat [medeverdachte 5] de deur open trekt en vervolgens de man om zijn middel vastpakt en optilt. Zij zien dat [medeverdachte 5] achterwaarts naar buiten loopt met de onbekende man. Op het moment dat [medeverdachte 5] met de man naar buiten stapt geeft [verdachte] de onbekende man een krachtige duw. Door de krachtige duw is te zien dat [medeverdachte 5] achterover door een ruit van de cafetaria valt. Zij zien dat hij de man nog steeds vast heeft die hierdoor ook mede ten val komt door de ruit. Vervolgens zien zij dat zowel [medeverdachte 5] als de onbekende man opstaan en zich inmiddels buiten de cafetaria bevinden. Hierop geeft [verdachte] de man nog een duw waardoor hij tegen de toegangsdeur belandt.
[medeverdachte 5] heeft bij de politie verklaard [23] dat hij zag dat [slachtoffer 8] de fiets aan de achterzijde optilde. De fiets van zijn tante was in november 2015 gestolen en hij dacht dat [slachtoffer 8] nu die fiets bij zich had. Hij zag dat [slachtoffer 8] de cafetaria in vluchtte. Hij zag dat zijn broer [verdachte] ook de cafetaria inging. Medeverdachte twijfelde op dat moment en liep zelf ook de cafetaria in. Hij zag dat [slachtoffer 8] tegen een pilaar hing. Hij zei tegen [slachtoffer 8] dat hij mee naar buiten moest komen. Hij hoorde [slachtoffer 8] zeggen “Ik ga niet mee naar buiten”. Medeverdachte heeft vervolgens [slachtoffer 8] bij zijn schouder en onderarm vastgepakt om [slachtoffer 8] mee naar buiten te trekken. Hij zag dat zijn broer [verdachte] ook [slachtoffer 8] vastpakte. Zij waren samen aan [slachtoffer 8] aan het trekken en duwen om hem meer naar buiten te krijgen. Hij tilde op een gegeven moment [slachtoffer 8] omhoog, om hem mee naar buiten te krijgen. Hij tilde hem op en wilde de deur openmaken, maar dit lukte niet omdat [slachtoffer 8] zwaar was. Daarna kwam medeverdachte buiten en trok hij aan [slachtoffer 8] , waarop hij door een raam viel. [slachtoffer 8] gaf kort daarvoor aan dat medeverdachte hem los moest laten. Dit deed hij en daardoor is hij door het raam gevallen.
Ter terechtzitting van 16 september 2016 heeft verdachte verklaard dat hij aangever [slachtoffer 8] aan zijn arm heeft getrokken omdat hij dacht dat aangever de fiets van zijn tante gestolen had. [24]
Overweging.
De rechtbank stelt gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op
18 februari 2016 in [cafetaria] samen met zijn broer [medeverdachte 5] geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 8] . Aangever is de [cafetaria] in gevlucht en verdachte en zijn broer zijn hem de cafetaria in gevolgd. Verdachte en zijn broer hebben aan aangever getrokken, hebben hem opgetild en geduwd. Verdachte heeft aangever [slachtoffer 8] vervolgens geduwd waardoor hij samen met de broer van verdachte door de ruit van de cafetaria is gevallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, gelet op het voorgaande, een voldoende significante bijdrage geleverd aan het geweld dat tegen aangever [slachtoffer 8] werd aangewend.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
incident I
op 6 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg Prins Bernhardstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meerdere keren duwen en slaan en trappen.
Ten aanzien van feit 2:
incident II
op 6 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg Prins Bernhardstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het duwen en bij de keel pakken.
Ten aanzien van feit 3:
incident III
op 6 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg Prins Bernhardstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] , welk geweld bestond uit slaan, vastpakken, schoppen en duwen, waarbij voornoemde [slachtoffer 2] met zijn hoofd door een ruit is gevallen.
Ten aanzien van feit 4:
parketnummer 01/845116-16
op 18 februari 2016 te Asten met een ander in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in [cafetaria] gelegen aan het Floraplein aldaar, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 8] , welk geweld bestond uit het trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 8] en het duwen van die [slachtoffer 8] .
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van
8 september 2016. Tevens heeft zij verzocht om aan verdachte een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten op te leggen en een locatieverbod met betrekking tot de woning van het [slachtoffer 2] .
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft gevraagd om toepassing van het jeugdstrafrecht, omdat de persoon van verdachte daar aanleiding toe geeft, daar verdachte een verstandelijk beperkte jongeman is. De eis van de officier van justitie is buiten alle proporties en de raadsman heeft derhalve verzocht om matiging. Tot slot heeft de raadsman gevraagd om onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tot viermaal toe schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, 3 in dezelfde nacht en de laatste 12 dagen daarna. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het om laffe en gewelddadige feiten. Met name het eerste en derde tenlastegelegde feit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Het eerste omdat verdachte bij dit feit meerdere malen fors geweld heeft gebruikt tegen het [slachtoffer 1] en het tweede omdat daarbij het [slachtoffer 2] zwaar gewond is geraakt. De rechtbank heeft weliswaar niet kunnen vaststellen wie van de verdachten de fatale duw door de ruit heeft gegeven, maar wel bewezen is dat verdachte een flink aandeel heeft gehad in de openlijke geweldpleging. De rechtbank houdt verdachte dan ook mede verantwoordelijk voor het aan [slachtoffer 2] toegebrachte letsel. Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen (fors) geweld tegen andere mensen te gebruiken.
Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Het [slachtoffer 2] heeft het handelen van verdachte en zijn mededaders als buitengewoon bedreigend ervaren en heeft daardoor ook ernstig letsel opgelopen, te weten een snee van 20 centimeter op zijn keel onder zijn kin door en zijn linkeroor hing voor twee/derde los. Dankzij operatief ingrijpen zijn de gevolgen beperkt gebleven en is zijn oor gespaard. Wel zal [slachtoffer 2] door de littekens voor de rest van zijn leven getekend zijn. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben voorts grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap van Asten en hebben ook daarbuiten gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen.
De rechtbank acht het verontrustend dat verdachte kennelijk gemakkelijk tot impulsieve agressieve daden komt. Verdachte is reeds eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en ten tijde van de onderhavige feiten liep hij in een proeftijd, maar dat heeft hem er niet van kunnen weerhouden bij de gevechten betrokken te raken. Uit zijn houding blijkt bovendien dat verdachte de laakbaarheid van zijn handelen niet dan wel onvoldoende inziet. Hij meent dat hij het recht had het [slachtoffer 8] te belagen, omdat hij, naar later bleek ten onrechte, dacht dat [slachtoffer 8] de fiets van zijn tante had gestolen.
De raadsman van verdachte heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op de persoon van verdachte. De rechtbank vindt in de persoonlijkheid van verdachte noch in de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, aanwijzingen om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de indruk die verdachte ter terechtzitting heeft gemaakt en de inhoud van het reclasseringsadvies van 8 september 2016 betreffende verdachte. Ook in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd vindt de rechtbank daarvoor onvoldoende gronden.
Bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank als vertrekpunt aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Voor een openlijke geweldpleging begaan tegen personen, met enig lichamelijk letsel, wordt een gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt genomen en met zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
In het nadeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het gegeven dat verdachte, zoals reeds eerder is overwogen, eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Tevens heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte bij de strafoplegging betrokken de prominente, gewelddadige rol van verdachte bij de gepleegde feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 8 september 2016, met uitzondering van het locatiegebod en het contactverbod met de medeverdachten. Uitvoering van dit contactverbod is lastig, omdat de verdachten bij elkaar in de buurt wonen en omdat sommige verdachten ook neven van elkaar zijn. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een contactverbod op te leggen met het [slachtoffer 2] .
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zal meewerken aan het reclasseringstoezicht en dat hij de Cognitieve vaardigheidstraining zal volgen.
De rechtbank zal bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, gezien de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en gelet ook op de bevindingen van de reclassering omtrent de persoon van verdachte. Verdachte is impulsief en beïnvloedbaar. Dit in combinatie met een verstandelijke beperking leidt tot de conclusie dat er sprake is van een hoog recidive- en gevaarsrisico. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 18.374,21 bestaande uit materiële schade en immateriële schade van een bedrag van € 12.270,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het ten laste gelegde onder feit 3. Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 4.810,00 aan proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 7.623,21 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toewijzing van de proceskosten tot een bedrag van € 768,00
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. De vordering dient daarom bij de civiele rechter aangebracht te worden. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het bedrag ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat elke onderbouwing ontbreekt. Bovendien ontbreekt het causaal verband tussen de schade en de strafbare gedraging van verdachte. Met betrekking tot de materiële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 3 ten laste gelegde bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De rechtbank acht de door de benadeelde [slachtoffer 2] opgevoerde posten 1, 2 en 3 voldoende onderbouwd. Ten aanzien van de opgevoerde post 5 ziet de rechtbank aanleiding deze post toe te wijzen tot een bedrag van € 385,00 nu deze post betrekking heeft op het eigen risico van de zorgverzekering van dit jaar en volgend jaar en de rechtbank niet reeds kan beslissen over eventuele toekomstige schade. De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering ten aanzien van de materiële schade gedeeltelijke toewijzen tot een bedrag van € 1.739,21.
Opvragen dossier en eerste 20 behandelingen € 22,50 plus € 562,00
Medische stukken Elkerliek € 56,00
Overzicht km en gemiste uren € 339,62 plus € 314,09
Eigen risico CZ € 385,00
De rechtbank verklaart het overige gedeelte van de materiele schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 3. De rechtbank ziet echter aanleiding het gevorderde bedrag te matigen tot € 7.500,00. De door de benadeelde partij in dit verband aangehaalde jurisprudentie acht de rechtbank niet vergelijkbaar omdat in die zaak sprake is van een blijvend litteken in het gezicht (in plaats van de hals) en daarbij beschadiging van de aangezichtszenuw. De rechtbank stelt bij wijze van voorschot het bedrag aan immateriële schade vast op € 7.500,00 en verklaart het overige gedeelte niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 9.239,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Bij de begroting hiervan zal de rechtbank uitgaan van het liquidatietarief kanton, nu de vordering een bedrag van € 25.000,00 niet te boven gaat en de rechtbank ook anderszins geen aanleiding ziet tot toepassing van het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven. Bij een toegewezen bedrag tot en met € 10.000,00 geldt als tarief een salaris van € 250,00 per punt. De rechtbank zal voor het opstellen van de vordering en de toelichting daarop ter terechtzitting 2 punten toekennen. Derhalve is een bedrag van
€ 500,00 aan proceskosten toewijsbaar. De rechtbank zal betaling van de overige gevorderde proceskosten afwijzen.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag van € 9.239,21 tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .
De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 235,40 bestaande uit materiële schade van een bedrag van € 171,80 en immateriële schade van een bedrag van € 63,60 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het ten laste gelegde onder feit 3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 140,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte volgt de officier van justitie in haar standpunt dat de vordering slechts gedeeltelijk, tot een bedrag van € 140,00, voor vergoeding in aanmerking komt.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de schadepost met betrekking tot de Nike Air Max van € 140,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het overige gedeelte van de materiële schade, te weten de post verzuim van het werk niet-ontvankelijk verklaren omdat deze post onvoldoende is onderbouwd. Ook de gevorderde immateriële schade verklaart de rechtbank niet-ontvankelijk, nu het causaal verband tussen de schade en het strafbare feit onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij ten behoeve van de vordering tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag van € 140,- tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01/190738-15.
De standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 21 december 2015 aan verdachte opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om de vordering af te wijzen, nu sprake is van andersoortig feit dan het feit waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank constateert dat de vordering aan alle wettelijke eisen voldoet. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Verdachte is bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 21 december 2015 veroordeeld tot een geldboete van € 350,- subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 200,- subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 januari 2016. In het vonnis is opgenomen dat de rechter gehele of gedeeltelijke uitvoering van voorwaardelijk opgelegde straffen en maatregelen onder andere kan bevelen indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Nu gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf – de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten – is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24c, 27, 36f, 57, 60a en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 primair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen en maatregelen.

Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair:Een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich na zijn ontslag uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Polluxstraat 114, 5631 ES Eindhoven of telefoonnummer 088-8041504. Hierna moet veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • deelneemt aan de gedragsinterventie GI-LdH CoVaplus;
  • verplicht is om medewerking te verlenen aan een intake en eventueel hieruit voorvloeiende behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • verplicht is om zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering op het gebied van dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [1996] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart voornoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] inzake het ten laste gelegde onder feit 2 van een bedrag van € 9.239,21,-, bestaande uit € 1.739,21,- aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededaders is betaald;
Verklaart het overige gedeelte van de gevorderde schade niet-ontvankelijk;
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij in het kader van deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op € 500,00.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] voornoemd van een bedrag van € 9.239,21 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 81 dagen hechtenis;
Bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededaders is betaald;
Bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan één van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] inzake het onder feit 2 ten laste gelegde van een bedrag van € 140,00 bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededaders is betaald;
Verklaart het overige gedeelte van de gevorderde schade niet-ontvankelijk;
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij in het kader van deze vordering gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 7] voornoemd van een bedrag van € 140,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis;
Bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededaders is betaald;
Bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan één van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01/190738-15:
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant in de zaak met parketnummer 01/190738-15 van 21 december 2015 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 200,00 te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. W.F. Koolen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 30 september 2016.
mr. W.F. Koolen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam Peelland, genummerd PL2100-2016028734.
2.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 9 september 2016.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2016, pagina 210-211-212-213.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2016, pagina 240.
5.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 8 maart 2016, pagina 243-244.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2016, pagina 247-250.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 april 2016, pagina 346-348.
8.Proces-verbaal aangifte d.d. 12 februari 2016, pagina 255.
9.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 februari 2016, pagina 261-262.
10.Proces-verbaal aangifte d.d. 7 februari 2016, pagina 285-297.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2016, pagina 212-213.
12.Proces-verbaal aangifte d.d. 7 februari 2016, pagina 285-297.
13.Proces-verbaal aangifte d.d. 7 februari 2016, pagina 301-302.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2016, pagina 303-304.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 februari 2016, pagina 305-307.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2016, pagina 327-328.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 april 2016, pagina 329-331.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 april 2016, pagina 346-348.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam Peelland, genummerd PL2100-2016038886.
20.Proces-verbaal aangifte d.d. 18 februari 2016, pagina 38-39.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 februari 2016, pagina 40-41.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2016, pagina 60-61.
23.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 20 februari 2016, pagina 70-73.
24.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 september 2016.