ECLI:NL:RBOBR:2016:5330

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
01/879459-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens carnaval in Asten met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 30 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tijdens carnaval in Asten op 6 februari 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij drie incidenten waarbij geweld is gepleegd tegen meerdere slachtoffers. Tijdens de carnavalsnacht heeft de verdachte, samen met medeverdachten, geweld gebruikt tegen de slachtoffers, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor één van hen. De rechtbank kon niet vaststellen wie de fatale duw heeft gegeven waardoor een slachtoffer door een ruit viel, maar oordeelde dat de verdachte wel degelijk een flink aandeel had in de openlijke geweldpleging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met één van de slachtoffers en toezicht van de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, die in totaal € 9.239,21 bedraagt, plus proceskosten van € 500,00. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879459-16
Datum uitspraak: 30 september 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1994,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 augustus 2016
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
incident I
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Asten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders die [slachtoffer 1]
- de telefoon uit zijn hand heeft/hebben geslagen en/of
- meerdere keren heeft/hebben geduwd en/of
- meerdere keren met gebalde vuisten heeft/hebben geslagen en/of
- meerderde keren heeft/hebben getrapt;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Asten
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Prins Bernhardstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meerdere keren duwen en/of met gebalde vuisten slaan en/of trappen;
2.
incident II
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Prins Bernhardstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het trappen en/of duwen en/of bij de keel pakken en/of de weg versperren en/of in het gezicht spugen en/of bedreigingen uiten ("ik sla je tanden uit je bek" en/of een pistoolgebaar maken);
3.
incident III
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Prins Bernhardstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , welk geweld bestond uit spugen, slaan (met de vuist), vastpakken, schoppen en/of duwen (waarbij voornoemde [slachtoffer 2] met zijn hoofd door een ruit is gevallen).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
In de carnavalsnacht van 6 februari 2016 tussen 01:30 uur en 02:30 uur hebben er drie incidenten plaatsgevonden op de Prins Bernhardstraat te Asten. Verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij alle drie de incidenten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen te verklaren.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat het slachtoffer [slachtoffer 1] door verdachte en de medeverdachten is mishandeld op de openbare weg, de Prins Bernhardstraat te Asten. Het slachtoffer is door meerdere personen geduwd, met gebalde vuisten geslagen en getrapt. Verdachte is door wijkagent [wijkagent] herkend op de beschikbare camerabeelden van het incident in de nacht van 6 februari 2016. Ook verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte op de beelden herkend. Op de beelden is te zien dat verdachte een slaande beweging maakt naar het slachtoffer waardoor zijn telefoon op de grond valt. Echter, er is volgens de officier van justitie geen opzet gericht op de diefstal van de telefoon, maar enkel gericht op het geweld. Verdachte dient om deze reden van het primair tenlastegelegde onder feit 1 te worden vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, nu verdachte een slaande beweging heeft gemaakt richting het slachtoffer en het slachtoffer vervolgens door meerdere personen uit de groep wordt geduwd, met gebalde vuisten wordt geslagen en getrapt, waarbij verdachte deel uit blijft maken van de groep.
Het tweede incident wordt door dezelfde camera’s geregistreerd en vindt ongeveer tien minuten later plaats. Te zien is dat onder anderen [medeverdachte 1] en verdachte tegenover een groep staan van vier andere jongens. Continu wordt de confrontatie aangegaan, er wordt geduwd, gestoten en er worden klappen uitgedeeld. Op basis van de beelden waarop verdachte door de verbalisanten is herkend in combinatie met de aangiftes van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kan feit 2 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat op basis van een groot aantal getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij het derde incident. Zij kennen verdachte van naam, van school of van taekwando.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft met betrekking tot feit 1 primair naar voren gebracht dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. Het slachtoffer [slachtoffer 1] is er bovendien van overtuigd dat verdachte niets met het eerste incident te maken heeft gehad. Ook voor het subsidiair ten laste gelegde onder feit 1 dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat hij geen opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van openlijk geweld. Voorts heeft hij geen wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadvrouw aangevoerd dat uit het dossier vastgesteld kan worden dat verdachte twee minuten bij het groepje heeft gestaan. Hij was er echter niet bij op het moment dat er geweldshandelingen werden verricht. Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van openlijk geweld, laat staan dat hij daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De enkele omstandigheid dat verdachte de groep getalsmatig heeft versterkt is niet zonder meer voldoende om tot een bewezenverklaring te komen van openlijk geweld. Niet bewezen kan worden dat verdachte is meegegaan in de aanvalsgolf met de medeverdachten. Hij heeft zich bovendien op enig moment gedistantieerd van de groep. Ook voor dit feit dient daarom vrijspraak te volgen.
Met betrekking tot feit 3 kan volgens de raadsvrouw worden vastgesteld dat verdachte bij dit incident aanwezig was. Echter het dossier roep teveel twijfel op om tot een bewezenverklaring te komen van openlijk geweld, nu de getuigenverklaringen dermate uiteenlopen en wisselend zijn. Wie de fatale duw heeft gegeven is eveneens onduidelijk gebleven. Verdachte dient derhalve ook voor feit 3 te worden vrijgesproken.
Vrijspraakoverweging met betrekking tot feit 1.
Met de officier van justitie en raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat, nu niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht op de diefstal van de telefoon, vrijspraak dient te volgen voor het primair ten laste gelegde.
Ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde dient naar het oordeel van de rechtbank vrijspraak te volgen. Weliswaar blijkt uit (de beschrijving) van de camerabeelden dat verdachte een slaande beweging maakt waardoor de telefoon van [slachtoffer 1] op de grond valt, echter verdachte heeft hierover verklaard dat hij wilde voorkomen dat de situatie zou escaleren door een einde aan het telefoongesprek te maken, omdat hij dacht dat [slachtoffer 1] hulptroepen aan het bellen was. Ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte geen geweldshandelingen jegens hem heeft verricht. Bovendien blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [wijkagent] dat verdachte, [medeverdachte 2] van het slachtoffer heeft afgetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank kan om deze reden niet worden bewezenverklaard dat verdachte opzet heeft gehad op het openlijk geweld op het moment dat hij de slaande beweging maakte. Nu verdachte zelfs heeft geprobeerd het geweld te stoppen kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte op dat moment deel uitmaakte van de groep die openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Verdachte zal daarom integraal worden vrijgesproken van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 [1] :
Incident II
Aangever [slachtoffer 3] heeft bij zijn aangifte verklaard [2] dat hij aangifte wenst te doen van belediging, bedreiging en mishandeling. Dit heeft zich afgespeeld op zaterdag 6 februari 2016, tussen 01:45 uur en 02:10 uur op de Prins Bernardstraat te Asten. Tijdens het incident op de Prins Bernardstraat te Asten, omstreeks 2:00 uur werden ze belaagd door een aantal personen waarvan [verdachte] en [medeverdachte 3] deel uitmaakten. De mishandeling werd gepleegd door een klein donkere jongen. Hij pakte aangever met beide handen vast bij zijn keel en kneep hier met kracht in. Aangever [slachtoffer 3] viel hierdoor op de grond op zijn elleboog en ondervond hiervan pijn aan zijn elleboog, nek en keel. Er werd vanuit dit groepje ook gespuugd in hun richting. Aangever [slachtoffer 3] zag het speeksel langs zich afvliegen en hij zag dat dit bij [slachtoffer 2] [slachtoffer 4] op zijn kleding terecht kwam. Aangever voelde zich zwaar beledigd.
Aangever [slachtoffer 4] heeft bij zijn aangifte verklaard [3] dat er op zaterdag 6 februari 2016 tussen 01:45 en 02:15 uur op de Prins Bernardstraat te Asten een confrontatie is geweest tussen [betrokkene 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en hem en een groep Marokkaanse jongens. De groep Marokkaanse jongens bestond uit minimaal vijf jongens. De confrontatie vond plaats ter hoogte van het Mozaïek bankje en de ijssalon. Bij deze jongens was ook een jongen met een wit shirtje aanwezig met voorop rode letters KIA. Deze had het hoogste woord en schreeuwde en bedreigde onder andere hem. Hij maakte namelijk met zijn hand een gebaar van een pistool en riep hierbij dat hij aangever ging neerschieten. Ook was er een jongen met een rode trainingsjas aan.
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte verklaard [4] dat hij op zaterdag 6 februari 2016 iets voor 02.00 uur vanuit [café 1] naar [café 2] liep. Aangever zag dat [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] of [slachtoffer 8] werden uitgedaagd door een groep jongens. Toen aangever erbij stond zeiden de jongens “tot hier en niet verder” [verdachte] spuugde aangever [slachtoffer 2] twee keer in zijn gezicht. Hij voelde het speeksel in zijn gezicht. Aangever kent [verdachte] van het [school] .
Wijkagent [wijkagent] heeft op maandag 15 februari 2016 de camerabeelden afkomstig van winkelcentrum Midas aan de Prins Bernhardstraat te Asten bekeken. Hij is tot de volgende bevindingen gekomen. [5]
Op camera 2 ziet hij om 01:56:09 een groepje personen op straat staan met onder andere [medeverdachte 1] die hij herkent aan zijn witte shirt. Verder ziet hij een jongen staan met een zwarte broek en een rood trainingsjasje aan. Hij ziet later dat deze persoon [verdachte] betreft. Hij ziet dat de jongens tegenover vier andere jongens staan. Om 01:58:40 uur ziet hij dat [medeverdachte 1] weer richting de groep loopt. Vervolgens komen er nog enkele jongens bij staan en wordt er wat licht geduwd. Hij ziet dat [medeverdachte 1] driemaal met zijn rechterhand een van de jongens duwt of stoot. Daarna ziet hij dat [medeverdachte 1] gedurende twee minuten continue de confrontatie blijft opzoeken en af en toe een duw uitdeelt naar deze vier jongens.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard [6] dat hij op zaterdag 6 februari 2016 op stap was samen met wat vrienden in [café 2] in Asten. Toen ze buiten kwamen werden ze door een groep zonder aanleiding aangesproken. Getuige [getuige 1] kende twee jongens uit de groep, [verdachte] en [medeverdachte 3] . Hij kent ze van het [school] . Het aanspreken gebeurde op een hoge/harde manier en ze begonnen hun meteen te bedreigen. Ze zeiden dat het hun grensgebied was en dat zij er niet mochten komen. Toen ze dit deden duwden ze met beide handen tegen de borst, tuften ze in hun richting en gingen ze dicht op hun staan. [slachtoffer 2] werd vol in zijn gezicht gespuugd door [medeverdachte 3] . [verdachte] en [medeverdachte 3] waren de ergste uit dit groepje. [verdachte] bedreigde, duwde en kwam dicht voor hun staan. Zo dicht dat [verdachte] en hij met de hoofden tegen elkaar stonden. Hij zwaaide ook flink met zijn armen en spuugde [slachtoffer 2] [slachtoffer 4] in zijn gezicht. Hij werd ongeveer zes keer onder gespuugd. [verdachte] wilde vechten tegen ons één voor één en zei dat hij hun allemaal ging schieten.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 februari 2016 omstreeks 2.00 uur in het centrum van Asten aanwezig was. [7] Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich herkent op de camerabeelden en dat hij een rode trainingsjas aan had. [8]
Overweging.
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien een verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage niet gewelddadig van aard hoeft te zijn.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met zijn mededaders openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Verdachte is de persoon met de rode trainingsjas en de pet. Ter terechtzitting van 16 september 2016 heeft hij ook verklaard zichzelf op de beelden te herkennen als de persoon met de rode trainingsjas en de pet. Verdachte heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld, door steeds de confrontatie op te zoeken, te duwen, te bedreigen en te spugen. Weliswaar zijn spugen en bedreigen geen geweldshandelingen, echter naar het oordeel van de rechtbank zijn het wel onrust veroorzakende handelingen welke een ondersteunde bijdrage hebben geleverd aan het geweld. De rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte en/of zijn mededaders aangevers ook hebben getrapt. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3:
Incident III
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte verklaard [9] dat hij de groep jongens die hem eerder hadden tegengehouden weer tegenkwam. Ze waren niet meer met z’n vieren. Ze waren met een man of vijf, zes. De personen die hij eerder heeft omschreven waren erbij. Aangever is naar die jongens gelopen omdat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] daar nog bij stonden. Hij zag dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] werden lastiggevallen door die jongens. Aangever kan zich alles heel vaag herinneren. Er was wat geduw. Tussen wie weet hij niet. Aangever zat ineens op een bankje. Hij zag alleen maar rood van zijn bloed. Aangever kan zich helemaal niet herinneren dat hij door een raam is geduwd. Aangever had een snee van 20 centimeter op zijn keel onder zijn kin door. Zijn linkeroor hing voor twee/derde los. De artsen zeiden dat hij geluk had dat zijn slagader niet was geraakt.
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft bij haar aangifte verklaard [10] dat zij door [verdachte] in haar gezicht is gespuugd. Dit is gebeurd op 6 februari 2016 tussen 02:00 uur en 02:20 uur op de Prins Bernhardstraat te Asten. Omstreeks 02:30 uur kwamen aangeefster, [slachtoffer 2] en twee jongens die zij hadden ontmoet, buiten gelopen uit de [restaurant] . Zij zag dat een groepje jongens buiten stond voor [restaurant] . Zij hoorde dat deze begonnen te bakkesen. Aangeefster kreeg bijna een slag in haar gezicht. Er werd gevochten en geduwd. Aangeefster zag dat [slachtoffer 2] en de twee jongens door de groep geduwd en bespuugd werden. [11]
Aangeefster heeft op 7 februari 2016 aanvullend bij de politie verklaard [12] dat eentje uit de groep [medeverdachte 2] was en dat er één [verdachte] heet. [verdachte] was vooral aan het spugen. Hij heeft aangeefster in haar gezicht gespuugd. Hij duwde en trok aan iedereen.
Getuige [slachtoffer 7] heeft bij de politie verklaard [13] dat hij op 6 februari 2016 ’s-nachts buiten op straat was bij [restaurant] voor de deur. Dit is een eettentje in Asten. Hij was hier samen met [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . Zij zagen dat [slachtoffer 5] werd geduwd. Zij werd geduwd door een groep mensen. Uit deze groep kent [slachtoffer 7] maar één persoon en dat is [verdachte] . Zij wilden niet dat [slachtoffer 5] geslagen werd. Getuige [slachtoffer 7] is er tussen gaan staan en werd meteen tegen zijn achterhoofd geslagen. Ook is hij achterin zijn kuit getrapt door iemand. Getuige [slachtoffer 7] hoorde iemand zijn naam roepen en hierdoor keek hij om. Hij zag toen dat iemand hem uit de groep wilde slaan. Hij bukte waardoor hij miste. Toen hij vanuit zijn gebukte houding overeind kwam zag hij [slachtoffer 2] al door de raam liggen.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard [14] dat zij heeft gezien dat een Marokkaanse jongen met een rood trainingsvest en zwarte trainingsbroek aan begon te spugen richting [slachtoffer 5] .
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard [15] dat hij op 6 februari 2016 omstreeks 2:00 uur buiten bij [café 2] in Asten was. Hij zag toen dat er meerdere jongens met elkaar op de vuist gingen. Hij herkende [verdachte] en [medeverdachte 2] . Die wonen bij hem in de wijk. [verdachte] en [medeverdachte 2] stonden bij de jongen die door het raam is geduwd. [16]
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard [17] dat hij op zaterdag 6 februari 2016 rond 02:00 uur in [café 3] in Asten was. Het café ging sluiten en hij is met [slachtoffer 5] en twee maten naar buiten gelopen. Hij kwam [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en nog een jongen tegen. Getuige [getuige 2] hoorde later van anderen dat die jongen [verdachte] heet. Ineens hoorde hij [slachtoffer 5] schelden. Hij zag dat jongens met oranje pakken het voor [slachtoffer 5] opnamen. Getuige [getuige 2] zag toen dat ze aan het vechten waren. Hij zag dat een jongen met oranje pak op de grond werd gegooid. Dit deed [medeverdachte 1] . Toen die jongen op de grond lag begon [medeverdachte 1] hem te schoppen. Hij zag dat iemand van de groep die bij [medeverdachte 1] hoorde richting [slachtoffer 5] liep. Dit was [medeverdachte 2] . [slachtoffer 2] ging tussen [slachtoffer 5] en [medeverdachte 2] staan. Hij zag in mijn ooghoek dat [medeverdachte 2] uithaalde richting [slachtoffer 2] . Hij hoorde een harde klap van het glas dat brak. Iedereen liep naar de jongen die bij de deur lag. Getuige [getuige 2] zag drie mannen wegrennen, dit waren [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Overweging.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van bovenstaande bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte ook bij incident drie is betrokken. Er is een vechtpartij ontstaan tussen de groep van verdachte en de groep van de slachtoffers. Bij dit incident is er getrapt, geslagen, vastgepakt, geduwd en gespuugd. Door in die groep deel te nemen aan de vechtpartij en ook daadwerkelijk gewelddadige handelingen te verrichten, heeft verdachte openlijk geweld gepleegd tegen de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] . De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte en/of zijn mededaders ook geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 6] . De rechtbank zal verdachte derhalve van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 2:
incident II
op 6 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg Prins Bernhardstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het duwen en bij de keel pakken.
Ten aanzien van feit 3:
incident III
op 6 februari 2016 te Asten openlijk, te weten op of aan de openbare weg Prins Bernhardstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] , welk geweld bestond uit slaan, vastpakken, schoppen en duwen, waarbij voornoemde [slachtoffer 2] met zijn hoofd door een ruit is gevallen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft zij gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport van 10 augustus 2016.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij gevraagd te volstaan met een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf. Verdachte heeft slechts één feit op zijn documentatie en heeft voor de feiten al reeds 30 dagen in voorlopige hechtenis verbleven. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de kleinere rol van verdachte bij de feiten. Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, gepleegd in de carnavalsnacht van 6 februari 2016. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het om laffe en gewelddadige feiten. Bij de tweede openlijke geweldspleging is het slachtoffer [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toegebracht. De rechtbank heeft weliswaar niet kunnen vaststellen wie van de verdachten de fatale duw door de ruit heeft gegeven, maar wel bewezen is dat verdachte een flink aandeel heeft gehad in de openlijke geweldpleging. De rechtbank houdt verdachte dan ook mede verantwoordelijk voor het aan [slachtoffer 2] toegebrachte letsel. Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen geweld tegen andere mensen te gebruiken.
Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft het handelen van verdachte en zijn mededaders als buitengewoon bedreigend ervaren en heeft daardoor ook ernstig letsel opgelopen, te weten een snee van 20 centimeter op zijn keel onder zijn kin door en zijn linkeroor hing voor twee/derde los. Dankzij operatief ingrijpen zijn de gevolgen beperkt gebleven en is zijn oor gespaard. Wel zal [slachtoffer 2] door de littekens voor de rest van zijn leven getekend zijn. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben voorts grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap van Asten en hebben ook daarbuiten gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen.
Bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank als vertrekpunt aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Voor een openlijke geweldpleging begaan tegen personen, met enig lichamelijk letsel, wordt een gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt genomen en met zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 10 augustus 2016, met uitzondering van het locatiegebod en het contactverbod met de medeverdachten. Uitvoering van dit contactverbod is lastig, omdat de verdachten bij elkaar in de buurt wonen en omdat sommige verdachten ook neven van elkaar zijn. Wel ziet de rechtbank aanleiding een contactverbod op te leggen met het slachtoffer [slachtoffer 2] .
De rechtbank legt aldus een langere gevangenisstraf op dan geëist door de officier van justitie. De door de officier van justitie geëiste straf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van met name het onder feit drie bewezenverklaarde feit. De rechtbank betrekt daarbij de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer [slachtoffer 2] . Ook staat deze straf meer in gelijke verhouding tot de door de officier van justitie voor medeverdachte [medeverdachte 1] geëiste en door de rechtbank aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgelegde gevangenisstraf.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 18.374,21 pm bestaande uit materiële schade en immateriële schade van een bedrag van € 12.270,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het ten laste gelegde onder feit 3. Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 4.810,00 aan proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 7.623,21 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toewijzing van de proceskosten tot een bedrag van € 768,00.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu verdachte dient te worden vrijgesproken voor feit 3.
Het oordeel van de rechtbank.Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 3 ten laste gelegde bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De rechtbank acht de door de benadeelde [slachtoffer 2] opgevoerde posten 1, 2 en 3 voldoende onderbouwd. Ten aanzien van de opgevoerde post 5 ziet de rechtbank aanleiding deze post toe te wijzen tot een bedrag van € 385,00, nu deze post betrekking heeft op het eigen risico van de zorgverzekering van dit jaar en volgend jaar en de rechtbank niet reeds kan beslissen over eventuele toekomstige schade. De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering ten aanzien van de materiële schade gedeeltelijke toewijzen tot een bedrag van € 1.739,21.
Opvragen dossier en eerste 20 behandelingen € 22,50 plus € 562,00
Medische stukken Elkerliek € 56,00
Overzicht km en gemiste uren € 339,62 plus € 314,09
Eigen risico CZ € 385,00
De rechtbank verklaart het overige gedeelte van de materiele schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 2. De rechtbank ziet echter aanleiding het gevorderde bedrag te matigen tot € 7.500,00. De door de benadeelde partij in dit verband aangehaalde jurisprudentie acht de rechtbank niet vergelijkbaar omdat in die zaak sprake is van een blijvend litteken in het gezicht (in plaats van de hals) en daarbij beschadiging van de aangezichtszenuw. De rechtbank stelt bij wijze van voorschot het bedrag aan immateriële schade vast op € 7.500,00 en verklaart het overige gedeelte niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 9.239,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Bij de begroting hiervan zal de rechtbank uitgaan van het liquidatietarief kanton, nu de vordering een bedrag van € 25.000,00 niet te boven gaat en de rechtbank ook anderszins geen aanleiding ziet tot toepassing van het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven. Bij een toegewezen bedrag tot en met € 10.000,00 geldt als tarief een salaris van € 250,00 per punt. De rechtbank zal voor het opstellen van de vordering en de toelichting daarop ter terechtzitting 2 punten toekennen. Derhalve is een bedrag van € 500,00 aan proceskosten toewijsbaar. De rechtbank zal betaling van de overige gevorderde proceskosten afwijzen.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag van € 9.239,21 tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .

De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 235,40 bestaande uit materiële schade van een bedrag van € 171,80 en immateriële schade van een bedrag van € 63,60 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het ten laste gelegde onder feit 3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 140,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu verdachte dient te worden vrijgesproken voor feit 3.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de schadepost met betrekking tot de Nike Air Max van € 140,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het overige gedeelte van de materiële schade, te weten de post verzuim van het werk niet-ontvankelijk verklaren omdat deze post onvoldoende is onderbouwd. Ook de gevorderde immateriële schade verklaart de rechtbank niet-ontvankelijk, nu het causaal verband tussen de schade en het strafbare feit onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij ten behoeve van de vordering tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag van € 140,00 tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 60a en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 2 en feit 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van de feiten 2 en 3:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland regio Zuid, tussen 09:00 uur en 12:00 uur via 088-8041504. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • wordt verplicht om mee te werken aan nadere diagnostiek en/of een intake bij een ambulante forensische zorginstelling indien binnen het reclasseringstraject geïndiceerd, zulks ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de hieruit voortvloeiende adviezen, ook wanneer dit het volgen van een training en/of behandeling inhoudt. Dit zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] inzake het ten laste gelegde onder feit 2 van een bedrag van € 9.239,21, bestaande uit € 1.739,21,- aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededaders is betaald;
Verklaart het overige gedeelte van de gevorderde schade niet-ontvankelijk;
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij in het kader van deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op € 500,00.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] voornoemd van een bedrag van € 9.239,21 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 81 dagen hechtenis;
Bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededaders is betaald;
Bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan één van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] inzake het onder feit 2 ten laste gelegde van een bedrag van € 140,00 bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededaders is betaald;
Verklaart het overige gedeelte van de gevorderde schade niet-ontvankelijk;
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij in het kader van deze vordering gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 7] voornoemd van een bedrag van € 140,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis;
Bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededaders is betaald;
Bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan één van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. W.F. Koolen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 30 september 2016.
mr. W.F. Koolen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam Peelland, genummerd PL2100-2016028734.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 12 februari 2016, pagina 255-256.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 februari 2016, pagina 261-262.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 7 februari 2016, pagina 285-297.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2016, pagina 212-213.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 februari 2016, pagina 268-270.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 mei 2016 pagina 138.
8.Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting d.d. 16 september 2016.
9.Proces-verbaal aangifte d.d. 7 februari 2016, pagina 285-297.
10.Proces-verbaal aangifte d.d. 7 februari 2016, pagina 301-302.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2016, pagina 303-304.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 februari 2016, pagina 305-306.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2016, pagina 327-328.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2016, pagina 317-319.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2016, pagina 322-323.
16.Verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 22 augustus 2016.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 april 2016, pagina 346-348.