ECLI:NL:RBOBR:2016:5316

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
28 september 2016
Zaaknummer
01/845179-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake woninginbraken en pogingen daartoe

Op 29 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1975, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken en pogingen daartoe. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam aan het licht na een reeks inbraken en pogingen tot inbraak in de periode van januari tot maart 2016, waarbij de verdachte werd herkend op camerabeelden en door getuigen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de poging tot diefstal in Eersel, de poging tot diefstal in Berkel-Enschot en de diefstal in Lage Mierde. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en dat de verdachte een aanzienlijk strafblad heeft, wat de ernst van de zaak onderstreept. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een ambulante behandeling, en wees de verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis af. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845179-16
Datum uitspraak: 29 september 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1975,
thans gedetineerd in de P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 juni 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 september 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 09 maart 2016 te Eersel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een cafe/woning gelegen aan de [adres 1] aldaar,
weg te nemen geld en/of goederen van verdachtes gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen
onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
een deur van dat cafe/die woning heeft geforceerd en/of (vervolgens) met een auto tegen de voordeur van dat cafe/die woning is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van verdachtes gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, het glas van de schuifpui heeft verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.hij op of omstreeks 17 februari 2016 te Lage Mierde, gemeente Reusel-de Mierden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] aldaar
heeft weggenomen een paar werkhandschoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen handschoenen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2016 tot en met 09 maart 2016, althans op 9 maart 2016 te Tilburg, een goed te weten een personenauto, van het merk Volvo, type V50 (voorzien van de valse kentekenpl(a)at(en) [kentekenplaat 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.hij op of omstreeks de periode van 20 februari 2016 tot en met 09 maart 2016 te Tilburg, althans op 9 maart 2016, een goed te weten twee, althans een, kentekenpl(a)at(en), [kentekenplaat 1] , heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2016 tot en met 09 maart 2016 te Duizel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een garage aan de [adres 4] 4heeft weggenomen een bladblazer en/of een bosmaaier en/of een of meer gereedschap(pen) en/of een jerrycan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2016 tot en met 09 maart 2016, althans op 9 maart 2016 te Tilburg een goed te weten een bladblazer (merk Stihl) en/of een jerrycan (5 liter, merk Stihl), in elk geval enig goed
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans rederlijkwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak (feiten 4, 5 en 6 primair en subsidiar).

De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat hij feit 6 subsidiair bewezen acht.
De raadsman heeft voor deze feiten vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 4, 5, 6 primair en 6 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijs.

ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 9 maart 2016 omstreeks 03.30 uur doet [slachtoffer 1] aangifte van een poging tot diefstal door middel van braak uit zijn bedrijf, gelegen aan de [adres 1] in Eersel, omstreeks 02.50 uur die nacht. [slachtoffer 1] woont boven het café in een bovenwoning. Hij wordt wakker van een geluid en kijkt op zijn camerasysteem. Hij ziet dat er een grijskleurige auto aan de zijkant van zijn café staat. Hij ziet vervolgens dat de auto wegrijdt, hoort een harde knal en ziet dat de auto tegen de voorzijde van zijn café staat. De auto is een grijskleurige stationwagen van het merk Volvo, vermoedelijk type V50. Aangever geeft het volgende signalement van de bestuurder: slank/mager postuur, 1.70/1.80 meter groot, blanke huiskleur, petje met logo, witte sportschoenen, gewatteerd lang model jas met bontkraag aan capuchon en een spijkerbroek (p. 86 tot en met 92 van het einddossier). Er is schade aan twee deuren. Op de camerabeelden is te zien dat de auto tegen de voordeur rijdt. Op 9 maart 2016 doet verbalisant [verbalisant 1] onderzoek naar de camerabeelden. Het kenteken van de auto is [kentekenplaat 1] of [kentekenplaat 1] . Vermoedelijk is de laatste combinatie [kentekenplaat 1] of [kentekenplaat 1] . De bestuurder hanteert een zaklamp en heeft een donkere vlek in de hals onder het linker oor, vermoedelijk een tattoo. Te zien is dat er een persoon op de bijrijdersstoel zit. (p. 94 en 95 van het einddossier). Op 10 maart 2016 toont [verbalisant 1] een foto van de dader aan een wijkagent in [gemeente] , [verbalisant 13] genaamd. Zij herkent op die foto de haar ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats 1] – verdachte –. Ze herkent hem onder andere aan zijn silhouet en de vorm van zijn neus (p. 97 van het einddossier). Op 11 maart 2016 bekijkt verbalisant [verbalisant 2] eveneens de camerabeelden. Hij ziet daarop een personenauto, stationcar, van het merk Volvo, voorzien van een kenteken, beginnend met [kentekenplaat 1] . Deze auto rijdt tot tweemaal toe tegen een toegangsdeur van het café aan. De dader hanteert een zaklamp. Verbalisant herkent de persoon als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats 1] – verdachte –. Hij herkent hem na het zien van gezicht. Hij draagt een pet met daarop een embleem. Hij heeft een lichtkleurige driekwart jas aan met zakken, voorzien van een capuchon met een bontkraag. Hij loopt op sportschoenen van het merk Nike, wit van kleur. Verbalisant herkent verdachte omdat hij een jaar geleden ook een onderzoek tegen hem heeft gedaan. Verbalisant [verbalisant 3] ziet dat verdachte (nadat deze uit de auto is gestapt) iets in zijn hand heeft en daarmee probeert een deur te forceren en dat hij met het voorwerp aan het breken ging tussen deur en kozijn. Hierop loopt hij terug naar de bestuurderskant van de Volvo. Even later rijdt hij met de voorzijde van de Volvo tegen de deur aan. (p. 98 van het einddossier).
Op 9 maart 2016 te omstreeks 05.28 uur wordt een Volvo personenauto, voorzien van kenteken [kentekenplaat 1] , in Tilburg na een achtervolging aangetroffen. Een getuige heeft twee personen, een man en een vrouw, zien wegrennen bij het voertuig (relaas verbalisant [verbalisant 4] , p. 103 en 104 van het einddossier). [betrokkene 1] verklaart dat zij die vrouw was en als passagier in de auto heeft gezeten. Ze wil niet zeggen wie de bestuurder was (p. 153-154 einddossier). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [betrokkene 1] een goede vriendin van hem is die hij in die tijd dagelijks zag (proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 15 september 2016) Verbalisant [verbalisant 5] relateert dat er op 9 maart 2016 forensisch technisch onderzoek is ingesteld naar sporen in de Volvo met het kenteken [kentekenplaat 1] . In de auto werd voor de bestuurdersstoel op het dashboard een pakje milk breaker aangetroffen. Hiervan werd het mondstuk bemonsterd en er werd een biologisch spoor, speeksel, afgenomen en veiliggesteld onder SIN AAJM9292NL (p. 124 tot en met 127 van het einddossier). Verbalisant [verbalisant 6] relateert dat het NFI dit DNA-spoor heeft geïdentificeerd. Het was afkomstig van [verdachte] (p. 122 en 123 van het einddossier). Uit het rapport van het NFI blijkt dat de matchkans kleiner is dan één op één miljard dat dit DNA van een ander persoon dan verdachte afkomstig is (Ing. Van Paassen, p. 131 tot en met 136 van het einddossier). Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] relateren dat verdachte bij zijn aanhouding op 9 maart 2016 een kleine zaklamp bij zich droeg. Hij droeg een pet met witte tekst, een lichtblauwe spijkerbroek en witte Nike sportschoenen. Hij is blank, tenger van postuur en ongeveer 1.80 à 190 meter lang. Hij droeg een jas met bontkraag en had kort blond stekelhaar (p. 112 en 113 van het einddossier).
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien- vast dat verdachte degene is die zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak. De raadsman heeft, kort samengevat, de herkenningen door de verbalisanten van verdachte als dader betwist. De rechtbank gaat daaraan voorbij. Daarbij stelt zij eerstens uit eigen waarneming vast dat de camerabeelden van dusdanige kwaliteit zijn dat daarop een herkenning gebaseerd kan worden en voorts dat de herkenningen niet alleen elkaar ondersteunen maar in belangrijke mate ondersteuning vinden in de overige bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven.
ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 8 maart 2016 omstreeks 15.00 uur doet [slachtoffer 2] aangifte van een poging tot diefstal door middel van braak uit haar woning, gelegen aan de [adres 2] in Berkel-Enschot, gemeente Tilburg, omstreeks 14.00 uur die dag. Ze ziet aan de achterzijde van de woning een man bezig met een voorwerp bij de schuifpui. Het raam van de schuifpui was beschadigd. Nadat ze hard is gaan roepen is de man weggelopen en in een grijze stationwagen met het kenteken [kentekenplaat 1] gestapt en weggereden. Aangeefster geeft het volgende signalement van de man: blond stekelig haar, normaal postuur, leeftijd 20/40 jaar, geen bril, baard of snor en een grijze jas (p. 78 en 79 van het einddossier).
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, zoals hiervoor onder feit 1 weergegeven en die hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd, vastgesteld dat verdachte degene is geweest die op 9 maart 2016 omstreeks 02.50 uur bij een poging tot inbraak gebruik heeft gemaakt van een grijze stationwagen met het kenteken [kentekenplaat 1] . Deze auto is om en nabij 13 uur eerder door de dader van de poging tot inbraak in Berkel-Enschot gebruikt, waarbij het signalement past bij het signalement dat van verdachte wordt gegeven. Dit zijn de verdachte belastende omstandigheden. Van verdachte mag worden verwacht dat hij hieromtrent uitleg geeft. Dit heeft hij echter desgevraagd niet willen doen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de man is geweest die ook deze poging tot inbraak heeft gepleegd.
ten aanzien van feit 3:
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 17 februari 2016 omstreeks 12.45 uur doet [slachtoffer 3] aangifte van een inbraak in zijn woning, gelegen aan de het [adres 3] in Lage Mierde, gemeente Reusel-De Mierden, tussen 11.30 uur en 12.30 uur die dag. Daarbij was een raam van de woonkamer ingeslagen. Hij ziet omstreeks 12.30 uur een kleine zilverkleurige personenauto met het kenteken [kentekenplaat 2] voor zijn woning staan. Even later ziet hij de dader naar genoemde auto rennen en daarin wegrijden. Hij verklaart dat zijn vrouw de dader heeft gezien. Er zijn 1 paar handschoenen weggenomen (p. 47 tot en met 56 van het einddossier).
De verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] rijden die dag omstreeks 12.45 uur in de richting van genoemde woning. Ter hoogte van [adres 5] in Reusel zien zij genoemde personenauto vanuit de richting Reusel rijden in de richting van Bladel. Zij zien dat er één persoon in de auto zit en dat deze man een blanke huidskleur en blond haar heeft, wat aan de zijkanten is opgeschoren en bovenop wat langer is. Ze zien dat hij zich bij het passeren schuil probeert te houden. Verbalisant [verbalisant 9] herkent de bestuurder als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats 1] – verdachte - (p. 57 en 58 van het einddossier).
[betrokkene 2] , de echtgenote van aangever [slachtoffer 3] , verklaart dat zij ten tijde van de inbraak in haar tuin een man heeft zien lopen met een capuchon over zijn hoofd. Hij liep naar de auto die voor haar woning stond. Toen de man haar voorbij reed kon ze in een flits zijn gezicht zien. Een week of twee à drie eerder had diezelfde man bij hen aangebeld en vertelde toen dat zijn auto kapot was. Hij was toen met een kleine grijze auto met het kenteken dat begon met GZ. Zij omschrijft de man als volgt: blanke huidskleur, 25-35 jaar oud, 1.80 meter, mager postuur, donker blond haar, tatoeages in zijn hals/nek. Zij had gehoord dat de inbreker [verdachte] heette en is vervolgens op Facebook gaan zoeken. Ze zag daarop van [verdachte] verschillende foto’s (p. 62 en 63 van het dossier). [betrokkene 2] verklaart verder dat zij op de Facebookpagina van [verdachte] de man herkende als zijnde de man die bij haar had ingebroken. Ze heeft screenprints van deze Facebookpagina naar de verbalisant [verbalisant 11] gestuurd (p. 64 van het einddossier). Verbalisant [verbalisant 2] heeft deze foto’s bekeken en hij herkent hierop de verdachte [verdachte] . Het is verbalisant bekend dat [verdachte] een tatoeage in zijn nek heeft (p. 69 van het einddossier). Verbalisant [verbalisant 12] relateert dat [verdachte] aan beide zijden in zijn hals een tatoeage heeft (p. 70 en 71 van het einddossier). Verdachte verklaart ter terechtzitting van 15 september 2015 dat hij aan beide zijden van zijn hals een tatoeage heeft (proces-verbaal terechtzitting 15 september 2016). De auto met het kenteken [kentekenplaat 2] staat op naam van de moeder van verdachte (p. 75 van het einddossier).
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien - vast dat verdachte degene is die zich schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak. De raadsman heeft, kort samengevat, de herkenningen door de verbalisant en door [betrokkene 2] van verdachte als dader betwist. De rechtbank gaat daaraan voorbij. De herkenningen ondersteunen elkaar en vinden in belangrijke mate ondersteuning in de overige bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven. De rechtbank merkt daarbij nog op dat verdachte desgevraagd geen antwoord heeft willen geven op vragen omtrent het door hem gebruiken van de auto van zijn moeder.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 09 maart 2016 te Eersel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een café/woning, gelegen aan de [adres 1] aldaar, weg te nemen geld en/of goederen van verdachtes gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een deur van dat café/die woning heeft geforceerd en vervolgens met een auto tegen de voordeur van dat café/die woning is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op 08 maart 2016 te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van verdachtes gading, toebehorende aan [slachtoffer 2] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, het glas van de schuifpui heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. op 17 februari 2016 te Lage Mierde, gemeente Reusel-de Mierden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] aldaar heeft weggenomen een paar werkhandschoenen, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 subsidiair een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het reclasseringsrapport. De officier van justitie betrekt daarbij de ernst van de feiten, de verstrekkende gevolgen voor de slachtoffers, de veelvuldige recidive en het feit dat verdachte door gebruikmaking van zijn zwijgrecht geen verantwoording voor zijn daden wenst te nemen,
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft, ingeval van een veroordeling, matiging van de door de officier van justitie geëiste straf bepleit en opheffing van de voorlopige hechtenis op grond van het bepaalde in artikel 67a, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe, alsmede aan een poging tot bedrijfs/woninginbraak.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven. Ook een bedrijfsinbraak veroorzaakt schade en overlast voor de benadeelden. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote materiële schade veroorzaakt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 augustus 2016 al zeer vele malen eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld, tot onder meer forse vrijheidsstraffen. Verder heeft verdachte de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens proeftijden van eerdere veroordelingen ter zake van soortgelijke feiten. Voorts was verdachte alstoen geschorst uit voorlopige hechtenis onder de bijzondere voorwaarde van een behandeling, tijdens welke schorsing hij in februari 2016 niet is teruggekeerd van onbegeleid verlof.
Verdachte ziet de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed kennelijk niet in.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de inhoud van het rapport van Novadic-Kentron d.d. 15 juni 2016.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft geëist, verdachte zal vrijspreken van de feiten 4, 5, 6 primair en 6 subsidiair en voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op deze strafoplegging zal de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
De rechtbank zal het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis eveneens afwijzen, omdat zij van oordeel is dat het belang van de strafvordering en het belang dat de maatschappij heeft bij het voortduren van de voorlopige hechtenis moeten prevaleren boven het belang dat verdachte heeft bij schorsing van de voorlopige hechtenis.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van 1.294,51 euro, waarvan een bedrag van 1.000,-- euro immateriële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft hij zich voor wat betreft het materiële deel van de schadevergoeding gerefereerd.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade een bedrag van 294,51 euro materiële schade en een bedrag van 500,-- euro immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de overig gevorderde immateriële schade afwijzen, nu de rechtbank komt tot een lagere schatting van de omvang van de immateriële schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 63, 310, 311.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 4, onder feit 5, onder feit 6 primair en onder feit 6 subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. T.a.v. feit 2: Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. T.a.v. feit 3: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een gevangenisstraf voor de duur van
15 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan
3 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering en
- zich binnen 2 dagen volgend op het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht en
- zich zal laten begeleiden door FACT of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven ook als dat inhoudt een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven en
- medewerking zal verlenen aan urinecontroles, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
waarbij verslavingsreclassering Novadic-Kentron, Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
T.a.v. feit 3: Maatregel van schadevergoeding van EUR 794,51 subsidiair 15 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 794,51 (zegge: zevenhonderdvierennegentig euro en eenenvijftig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Het bedrag bestaat uit een bedrag van 500,-- euro immateriële schade en een bedrag van 294,51 euro materiële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van EUR 794,51 (zegge: zevenhonderdvierennegentig euro en eenenvijftig eurocenten).
Het bedrag bestaat uit een bedrag van 500,-- immateriële schade en een bedrag van 294,51 euro materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering af terzake de overig gevorderde immateriële schade.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 29 september 2016.
Mr. Wielders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.