4.4.Vaststelling van het te verrekenen bedrag
Uit het voorgaande vloeit voort dat op grond van de wet in beginsel alle door [gedaagde] naar voren gebrachte vorderingen voor verrekening in aanmerking kunnen komen, zij het dat de vorderingen uit hoofde van de garantieclaim en WKA en Wav slechts voor verrekening in aanmerking komen nadat deze concreet zijn gemaakt. Beoordeeld moet worden in hoeverre [gedaagde] daadwerkelijk op vergoeding van ieder van de naar voren gebrachte posten aanspraak heeft.
Schadeposten voor faillissement
4.4.1.De raadsman van [gedaagde] heeft in een brief van 28 juni 2013 verklaard dat [gedaagde] een bedrag van in totaal € 56.027,91 verrekende met hetgeen zij nog aan EJT verschuldigd was. Dat totaalbedrag bestond uit verschillende posten, waarvan de meeste door Soli inhoudelijk zijn bestwist. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord gesteld dat de bestuurders van EJT tegen de verrekeningsverklaring van 28 juni 2013 nooit hebben geprotesteerd en bij conclusie van dupliek heeft zij gesteld dat de bestuurders van EJT onvoorwaardelijk hebben ingestemd met de betreffende verrekening. Soli heeft die laatstgenoemde stelling betwist. [gedaagde] heeft van haar stelling (getuigen)bewijs aangeboden.
4.4.2.De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [gedaagde] dat de bestuurders van EJT hun instemming met de verrekening zouden hebben betuigd bij een bespreking te Made van 6 september 2013, derhalve na uitspraak van het faillissement van EJT. Op dat moment waren niet de bestuurders van EJT, maar was de curator van EJT bevoegd om voor EJT te handelen. Gesteld noch gebleken is dat de curator ingestemd heeft met de verrekening die [gedaagde] in haar brief van 28 juni 2013 inriep, zodat de rechtbank aan het punt van de instemming van EJT met de verrekening voorbij gaat. De verschillende posten uit de brief van 28 juni 2013 zullen hierna afzonderlijk worden beoordeeld.
Huisvestingskosten ad € 10.801,10
4.4.3.Soli heeft geen verweer gevoerd tegen verrekening van dit bedrag met de aanneemsom. Zij heeft blijkens haar dagvaarding dit bedrag reeds vrijwillig in mindering gebracht op de openstaande facturen van EJT aan [gedaagde] . Dat gegeven is door [gedaagde] niet betwist. Daarmee is derhalve reeds tegemoet gekomen aan dit onderdeel van het verweer van [gedaagde] , zonder dat het bedrag van € 10.801,00 nogmaals op de door Soli gevorderde hoofdsom in mindering hoeft te worden gebracht.
Revisiewerkzaamheden [gedaagde]
4.4.4.stelt dat zij schade heeft geleden doordat EJT niet volledig en niet correct heeft voldaan aan haar verplichting om bij het glasvezelnetwerk revisietekeningen aan te leveren. [gedaagde] stelt dat zij gedurende 349 uren eigen personeel heeft moeten inzetten voor het aanvullen en corrigeren van de revisietekeningen. De totale kosten die daar volgens (naar uren, ingezette personeelsleden en gehanteerde tarieven gespecificeerde) opgaaf van [gedaagde] mee gemoeid zouden zijn, bedragen € 19.050,24. Daarnaast stelt [gedaagde] dat zij voor minimaal 100 uur een projectleider heeft moeten inzetten om de revisiewerkzaamheden te begeleiden. De kosten van het inzetten van de projectleider bedragen volgens opgave van [gedaagde] € 6.500,00.
4.4.5.Soli betwist dat [gedaagde] genoodzaakt is geweest om zelf revisiewerk te verrichten of andere werkzaamheden van EJT over te nemen. Volgens Soli heeft EJT het glasvezelnetwerk geheel zelf afgemaakt, inclusief revisietekeningen. Soli onderbouwt dit met verwijzing naar een e-mail afkomstig van de bestuurder van EJT, [E] , waarin de heer [E] onder meer schrijft:
“wij hebben het werk ook geheel klaargemaakt inc gebied 8 en de oplevering klaar gemaakt”Soli stelt tevens dat nergens uit blijkt dat [gedaagde] zich bij EJT heeft beklaagd over afwezigheid of gebreken aan revisietekeningen. Ook betwist Soli dat de door [gedaagde] gegeven opgave van het aantal bestede uren en de daarmee voor haar gemoeide uurtarieven klopt. Zij onderbouwt haar betwisting door erop te wijzen dat het om eigen opgaven van [gedaagde] gaat.
4.4.6.[gedaagde] heeft op haar beurt gesteld dat zij EJT mondeling heeft gewaarschuwd dat [gedaagde] de werkzaamheden zelf zou gaan doen (op kosten van EJT) en dat [gedaagde] daartoe ook gerechtigd was op grond van artikel 3.1.3. van de overeenkomst van onderaanneming. De rechtbank begrijpt dit als een verwijzing naar het onderdeel van artikel 3.1.3 dat luidt:
“ [gedaagde] BV/Klant behoudt zich het recht voor te allen tijde inspectie-werkzaamheden uit te voeren op uw werkzaamheden. Bij in gebreke blijven van de uitvoering van uw werkzaamheden en/of leveringen, behouden wij ons het recht voor bedoelde en volgende werkzaamheden op uw kosten door derden te laten verrichten.”
4.4.7.De rechtbank overweegt dat Soli niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist dat naast de aanleg van het glasvezelnetwerk ook het aanleveren van revisietekeningen tot de taken van EJT behoorde. Zowel van de zijde van [gedaagde] als van de zijde van Soli zijn stellingen gedaan en producties ingebracht waaruit volgt dat EJT haar werkzaamheden heeft neergelegd, op een moment waarop de feitelijke aanleg van het glasvezelnetwerk weliswaar klaar was, maar bepaalde documentatie nog in orde moest worden gebracht. [gedaagde] heeft in dit verband een schriftelijke verklaring van de heer [E] van februari 2015 in het geding gebracht, waarin de heer [E] onder meer schrijft:
“
Het werk op project Bergeijk was uitgevoerd en [J] ik samen met [B] in Peel aan de [naam] . Nagelopen, dit richtte zich vooral op het praktijk gedeelte van het uitgevoerde werk.
Wij hebben echter geen nacontrole gericht op kwaliteit kunnen uitvoeren, mede heeft er geen definitieve oplevering kunnen plaatsvinden, daar er door derden beslag is gelegd op de rekeningen van EJT, en we hierdoor failliet zijn gegaan
Het staat mij wel bij dat [gedaagde] en [C] voor de surseance al werk voor ons hebben verricht.
We hebben tijdens ons lasten gesprek aangeven dat er een specificatie gestuurd diende te worden naar de curator. In deze specificatie zouden alle manuren van de manager beschreven worden, mede ook de schades die belast werden vanuit [gedaagde] .”
Soli heeft harerzijds een e-mail van de bewindvoerder van EJT in het geding gebracht van 26 februari 2015, waarin de bewindvoerder onder meer schrijft:
“Voorop gesteld zij dat ik bij mijn aanstelling als bewindvoerder aan [E] en [naam] heb gevraagd of er nog onderhanden werk was en of er nog recent voltooid werk was dat nog gefactureerd zou moeten worden. In dat kader informeerde [E] mij over de contacten die hij had gehad met [B] van [gedaagde] en de “afspraken” die in dat kader gemaakt waren. Materieel was er al opgeleverd en hoefden er geen werkzaamheden meer gedaan te worden, maar formeel moesten er nog bepaalde documenten worden opgesteld.”
[gedaagde] heeft voorts een brief van de heren [E] en [naam] van EJT van 30 mei 2015 in het geding gebracht, waarin zij onder meer schrijven:
“Als EJT het adviesbureau hebben we vastgesteld dat de landmeter van [C] groot aantal rollen glasvezel die voor het huis liggen foutief heeft ingemeten. (…)
Met projectmanager van [gedaagde] hebben wij een meeting overlegd met de firma’s [C] , [gedaagde] en EJT tezamen in de glasvezelwinkel te Bergeijk. Bijgewoond door; Dhr. [D] ( [C] ), Dhr. [B] ( [gedaagde] ) en Dhr. [E] (EJT het adviesbureau).Tijdens deze meeting is duidelijk aangegeven dat diverse tientallen huishoudens foutief waren ingemeten dit in het totale werkgebied van EJT maar ook geconstateerd in het werkgebied van [gedaagde] . Tevens tracé tekeningen waar op de hoofdroutes ingetekend moesten worden op pve4 van Reggefiber waren veel fouten geconstateerd waardoor oplevering van het werk is vertraagd.
Veel uren zijn extra besteed door directie EJT, teken afdeling van [gedaagde] om dit alles uit te zoeken. Een externe landmeter is ingehuurd om het gebied volgens de Reggefiber norm opnieuw in te meten en vervolgens te kunnen opleveren.”
Bij de comparitie van partijen die heeft plaatsgevonden op 13 maart 2015 heeft de heer [F] namens [gedaagde] verklaard:
“In feite heeft EJT het werk niet opgeleverd. Zij hebben op een gegeven moment het werk beëindigd, zonder ons de laatste gegevens en tekeningen te geven. (…) Om het werk aan NEM op te kunnen leveren, heeft [gedaagde] dus nog de nodige extra werkzaamheden moeten verrichten en daarvoor wil [gedaagde] EJT niet betalen.”
De heer [F] heeft voorts verklaard:
“Het klopt dat [C] pas is ingeschakeld ergens in mei/juni 2013 of iets eerder toen EJT geen zogenaamde revisiewerkzaamheden verrichte.”
Ter comparitie heeft mr. Martens, raadsman van Soli, naar voren gebracht:
“Het klopt dat [C] nog een aantal revisiewerkzaamheden heeft uitgevoerd. Ik kan uit de factuur van [C] echter niet afleiden welk deel daarvan daarop ziet en in wiens opdracht [C] dat gedaan heeft.”
4.4.8.In het licht van de hierboven geciteerde verklaringen, gezamenlijk beschouwd, heeft Soli onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [gedaagde] zelf revisiewerkzaamheden heeft moeten verrichten met betrekking tot het door EJT aangelegde glasvezelnetwerk. Met de enkele bemerking dat het door [gedaagde] in het geding gebrachte overzicht van bestede uren, ingezette werknemers en gehanteerde tarieven door [gedaagde] zelf is gemaakt, heeft Soli ook haar betwisting van de omvang van de kosten van de door [gedaagde] gedane revisiewerkzaamheden niet voldoende gemotiveerd. De kosten voor revisiewerkzaamheden ad € 19.050,24 en de inzet van een projectleider ad € 6.500,00 konden derhalve door [gedaagde] met de nog verschuldigde aanneemsom verrekend worden.
4.4.9.De bemerking van Soli, dat nergens uit blijkt dat [gedaagde] zich over het uitblijven van revisiewerkzaamheden bij EJT heeft beklaagd, maakt dat niet anders. Dat er feitelijke aanleiding was voor [gedaagde] om revisiewerkzaamheden te doen, blijkt uit de hierboven geciteerde verklaringen. Voor zover Soli bedoelde te stellen dat niet aan het voor schadevergoeding noodzakelijke vereiste van een ingebrekestelling is voldaan, geldt dat [gedaagde] EJT met haar brief van 11 juni 2013 afdoende in gebreke heeft gesteld om aanspraak op schadevergoeding te kunnen maken.
4.4.10.[gedaagde] stelt dat zij aan KPN en Enexis schades heeft moeten vergoeden, doordat EJT bij het uitvoeren van haar werkzaamheden op diverse adressen kabels van deze bedrijven heeft beschadigd. [gedaagde] vordert van EJT vergoeding van € 3.177,84. Soli heeft betwist dat deze schades met de aanneemsom kunnen worden verrekend, omdat volgens haar nergens uit blijkt dat EJT deze schades heeft veroorzaakt en omdat ook niet blijkt dat [gedaagde] aan EJT gelegenheid heeft geboden om de schades zelf te herstellen. Op dat laatste heeft [gedaagde] geantwoord dat EJT het herstel niet zelf had kunnen doen, omdat KPN en Enexis niet toestaan dat anderen dan door haar aangewezen personen reparaties aan hun netwerken uitvoeren.
4.4.11.De rechtbank overweegt dat uit de brieven waarmee (de gemachtigde van) KPN en Enexis de schades aan [gedaagde] gemeld hebben genoegzaam volgt dat het gaat om schades die zijn opgetreden op adressen in Bergeijk en Westerhoven (zijnde het gebied waarin EJT het glasvezelnetwerk aanlegde), door werkzaamheden in het kader van een project van [gedaagde] , in de periode waarin de aanleg van het glasvezelnetwerk gaande was. Op verschillende van de schadeformulieren die [gedaagde] heeft overgelegd, is ook genoteerd dat ter plekke is genoteerd dat de schades veroorzaakt zijn door Soli Infra of N. Savas, die volgens de eigen stellingen en producties van Soli in opdracht van EJT aan het glasvezelnetwerk hebben gewerkt. In het licht hiervan is de enkele stelling van Soli, dat van causaal verband met werkzaamheden van EJT niets blijkt, onvoldoende gemotiveerd. Met betrekking tot de stelling van Soli, dat de schades niet voor rekening van EJT kunnen worden gebracht, omdat EJT niet in de gelegenheid is geweest om zelf de schades te herstellen, overweegt de rechtbank dat het bij deze schadeposten gaat om het verhalen van schades in de zin van art. 6:162 BW, die [gedaagde] aan KPN en Enexis heeft moeten vergoeden. Dit betekent dat geen ingebrekestelling vereist is om de schade te kunnen verhalen op EJT. Het verhaalsrecht van [gedaagde] voor schades die bij de aanleg van het glasvezelnetwerk werden toegebracht aan derden volgt zowel uit de wet als uit de algemene vrijwaring die is opgenomen bij het eerste opsommingsteken van artikel 3.1.4 van de overeenkomst van onderaanneming. De aan KPN en Enexis vergoede schades kunnen derhalve door [gedaagde] worden verrekend met de aanneemsom.
Herstel montagewerk Xinfra
4.4.12.[gedaagde] stelt dat zij € 3.400,00 (exclusief btw) heeft betaald aan Xinfra, om gebreken aan door EJT gedane werkzaamheden te herstellen. Soli betwist dat [gedaagde] deze kosten heeft gemaakt, erop wijzende dat er behalve een zelfgemaakte factuur van [gedaagde] geen enkel bewijsstuk van deze kosten is overgelegd. Voorts betwist Soli dat EJT tot vergoeding gehouden is, omdat niet blijkt dat EJT door [gedaagde] in gebreke is gesteld.
4.4.13.[gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek een verklaring van een heer Van Poppel overgelegd, waarin staat dat hij in de periode van week 23 tot en met 25 van 2013 herstelwerkzaamheden aan aansluitingen van glasvezelkabels heeft verricht in het gebied waarin EJT het glasvezelnetwerk heeft aangelegd. Soli heeft de bewijskracht van deze verklaring betwist, stellende dat het taalgebruik in de schriftelijke verklaring niet past bij het taalgebruik dat zij van de heer Van Poppel kent.
4.4.14.De rechtbank overweegt dat, wat er van de verklaring van de heer Van Poppel ook zij, op geen enkele manier is gebleken dat er daadwerkelijk een bedrag van € 3.400,= door [gedaagde] is betaald voor werkzaamheden van Xinfra. Er is door [gedaagde] geen factuur en geen betalingsbewijs overgelegd. Het lag op de weg van [gedaagde] om de omvang van de door haar gestelde kosten op zijn minst met een factuur of betalingsbewijs te onderbouwen, aangezien deze door Soli worden betwist.
4.4.15.Om deze reden kan niet worden aangenomen dat [gedaagde] het bedrag van € 3.400,00 met de aanneemsom heeft kunnen verrekenen. Nu de verrekening van deze post afstuit op het gebrek aan onderbouwing van de gestelde kosten, behoeft hetgeen partijen over dit onderwerp over en weer nog meer hebben gesteld, geen behandeling.
Extra kosten storingen/herstelwerkzaamheden
4.4.16.[gedaagde] stelt dat zij € 3.375,00 exclusief btw aan extra kosten heeft gemaakt voor het oplossen van storingen en andere herstelwerkzaamheden, die zij met de aanneemsom heeft verrekend. De verrekenbaarheid van dit bedrag wordt door Soli eveneens betwist op de grond dat iedere onderbouwing van het gemaakt zijn van de kosten ontbreekt en dat niet blijkt dat het zou gaan om “extra” kosten (de rechtbank begrijpt: dat niet blijkt dat het gaat om kosten die aan een tekortkoming van EJT te wijten zijn). Voorts wijst Soli er ook ten aanzien van deze kostenpost op dat niet blijkt dat EJT in gebreke is gesteld.
4.4.17.[gedaagde] stelt in reactie op de betwisting van Soli dat zij met de bestuurders van EJT de afspraak heeft gemaakt dat [gedaagde] de betreffende kosten met haar schuld aan EJT zou verrekenen.
4.4.18.De rechtbank overweegt dat noch van het gemaakt zijn van de gepretendeerde kosten, noch van enige afspraak met de bestuurders van EJT iets is gebleken. Gezien de betwisting van Soli lag het wel op de weg van [gedaagde] om van de kosten, althans van het bestaan van de gepretendeerde storingen en klachtmeldingen enig bewijs bij te brengen. Nu iedere onderbouwing ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] het in haar brief van 28 juni 2013 genoemde bedrag van € 3.375,00 niet met de aanneemsom kon verrekenen.
4.4.19.[gedaagde] berekent in haar brief van 28 juni 2013 over alle opgevoerde verrekeningsposten 21% btw. In haar gedingstukken heeft [gedaagde] echter niet gesteld dat er over deze posten daadwerkelijk btw door haar werd afgedragen en zonder nadere toelichting laat zich ook niet inzien waarom [gedaagde] hierover btw verschuldigd zou zijn. Het gaat immers niet om levering van goederen of diensten aan EJT. Het bedrag van € 9.723,88 terzake btw kan [gedaagde] dan ook niet met de aanneemsom verrekenen.
4.4.20.Van de schadeposten waarvan [gedaagde] bij brief van 28 juni 2013 ten opzichte van EJT heeft verklaard deze te verrekenen, is een bedrag van € 10.810,10 terzake huisvestingskosten, een bedrag van € 3.177,84 terzake schades aan kabels van derden en een bedrag van € 25.550,24 terzake revisiewerkzaamheden gegrond. Het bedrag van € 10.810,10 is door Soli reeds op de hoofdsom in mindering gebracht. De bedragen van € 3.177,84 en € 25.550,24 strekken in mindering op hetgeen aan Soli toewijsbaar zal zijn.
Schadeposten na faillissement
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord naar voren gebracht dat zich diverse schadeposten hebben gerealiseerd na de uitspraak van het faillissement van EJT, welke schadeposten zij in verrekening wil brengen. Bij akte van 13 maart 2015 heeft [gedaagde] daar drie posten aan toegevoegd. De schadeposten zijn allen gerelateerd aan adressen in Bergeijk en Westerhoven. De rechtbank zal de posten hieronder per adres bespreken, waarbij zowel de posten uit de conclusie van antwoord (samen een bedrag van € 28.004,78) als de posten uit de akte van 13 maart 2015 (samen een bedrag van € 11.351,99) worden behandeld.
Schade KPN-kabel [adres 10] 7
4.4.21.[gedaagde] stelt dat zij aan KPN schade heeft moeten vergoeden, die door EJT bij het uitvoeren van haar werkzaamheden op het adres [adres 10] 7 te Bergeijk is veroorzaakt. [gedaagde] vordert van EJT vergoeding van € 818,57. Dat bedrag bestaat uit het door [gedaagde] aan Clare (gemachtigde van KPN) betaalde bedrag van € 509,69 en een door [gedaagde] additioneel aan EJT in rekening gebracht bedrag van € 203,88 aan “handlingskosten”.
Soli heeft betwist dat deze schade met de aanneemsom kan worden verrekend, omdat volgens haar nergens uit blijkt dat EJT deze schade heeft veroorzaakt en omdat ook niet blijkt dat [gedaagde] aan EJT gelegenheid heeft geboden om de schade zelf te herstellen. Soli heeft voorts betwist dat er een juridische grondslag is voor vergoeding van “handlingskosten” en zij betwist ook dat [gedaagde] zulke kosten gemaakt heeft.
[gedaagde] heeft op haar beurt gesteld dat uit het schadeformulier van KPN blijkt dat de schade is veroorzaakt met een type gereedschap (raket) dat door EJT werd gebruikt om glasvezelkabels te leggen. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat EJT het herstel van de schade niet zelf had kunnen doen, omdat KPN en Enexis niet toestaan dat anderen dan door haar aangewezen personen reparaties aan hun netwerken uitvoeren.
4.4.22.[gedaagde] heeft een aan haar gerichte aansprakelijkstelling van Clare (gemachtigde van KPN) en een schadeformulier in het geding gebracht. Uit het schadeformulier blijkt dat de reparateur van KPN heeft genoteerd dat de schade zich heeft voorgedaan op een adres in Bergeijk, bij het leggen van glasvezelkabel. Als schadeveroorzaker en naam hoofdaannemer is genoteerd: Reggefiber. De datum waarop het schadeformulier is ingevuld (7 november 2012) ligt binnen de periode waarin EJT bezig was met de aanleg van het glasvezelnetwerk. Op basis hiervan moet worden aangenomen dat de kabel van KPN beschadigd is door werkzaamheden van EJT. De betwisting hiervan door Soli is onvoldoende gemotiveerd.
4.4.23.Met betrekking tot de stelling van Soli, dat de schade niet voor rekening van EJT kan worden gebracht, omdat EJT niet in de gelegenheid is geweest om zelf de schades te herstellen, overweegt de rechtbank dat het bij deze schadepost gaat om het verhalen van schade die [gedaagde] op grond van art. 6:162 BW aan KPN heeft moeten vergoeden. Dit betekent dat geen voorafgaande ingebrekestelling vereist is om de schade te kunnen verhalen op EJT. Het verhaalsrecht van [gedaagde] voor schades die bij de aanleg van het glasvezelnetwerk werden toegebracht aan derden volgt zowel uit de wet als uit de algemene vrijwaring die is opgenomen bij het eerste opsommingsteken van artikel 3.1.4 van de overeenkomst van onderaanneming. De aan KPN vergoede schade kan derhalve door [gedaagde] worden verrekend met de aanneemsom. De “handlingskosten” zijn evenwel door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] meer gedaan heeft dan het doorfactureren van de schade aan EJT. Er kon dus slechts € 509,69 worden verrekend.
Stagnatie bij herstelwerkzaamheden na-aansluiters
4.4.24.[gedaagde] stelt dat zij voor een bedrag van € 7.559,76 schade heeft geleden, doordat EJT op diverse adressen, anders dan was overeengekomen, nog geen definitieve aansluiting van de glasvezelkabel had gerealiseerd, maar deze slechts had voorbereid. [gedaagde] stelt dat zij die aansluitingen alsnog zelf heeft moeten doen en dat zij er toen mee werd geconfronteerd dat de rollen met glasvezelkabel niet op de plaats lagen waar ze volgens de tekeningen zouden liggen. Daardoor moest [gedaagde] de rollen zoeken, hetgeen de schade heeft vergroot.
Soli betwist dat deze post verrekend kan worden met de aanneemsom. Ten eerste betwist Soli dat EJT gehouden was om op de betreffende adressen een definitieve aansluiting te realiseren; volgens Soli was het de bedoeling op die adressen alleen een aansluitingsmogelijkheid werd voorbereid, zoals voor vele adressen de opdracht was. Voor een latere definitieve aansluiting (“na-aansluiting”) zou [gedaagde] per definitie nog hebben moeten betalen. Het zelf moeten realiseren van na-aansluitingen vormt derhalve geen schade voor [gedaagde] . Voor zover er sprake zou zijn van schade, kan deze niet verrekend worden met de aanneemsom, omdat (de curator van) EJT nooit in gebreke is gesteld met betrekking tot de oorzaak van de betreffende schade. [gedaagde] had de curator van EJT of Soli in de gelegenheid moeten stellen om eventuele tekortkomingen zelf op te lossen. Voorts betwist Soli dat [gedaagde] daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht, erop wijzende dat [gedaagde] slechts zelfgemaakte urenopgaven in het geding heeft gebracht. Voor zover de schade veroorzaakt is door afwijkingen in de tekeningen, dient [gedaagde] die niet op EJT, maar op de maker van de tekeningen, de firma [C] , te verhalen. Tot slot stelt Soli dat inzet van eigen personeel voor [gedaagde] geen schade oplevert, omdat zij haar eigen personeel hoe dan ook hun vaste salaris moet betalen.
4.4.25.De rechtbank overweegt als volgt. In reactie op de stelling van Soli, dat er sprake is van na-aansluiting van woningen waarvoor EJT slechts gehouden was een aansluitingsmogelijkheid voor te bereiden, heeft [gedaagde] niet nader onderbouwd dat voor de betreffende woningen een definitieve aansluiting had moeten worden gerealiseerd. Dat lag wel op de weg van [gedaagde] , nu zij zich beroept op het rechtsgevolg (namelijk: verrekening) van haar stelling dat EJT schade heeft veroorzaakt door ten onrechte geen definitieve aansluiting te maken op deze adressen. Voor zover [gedaagde] betoogt dat haar schade tevens de kosten omvat van bemoeilijking van de na-aansluitingen (“stagnatie”) als gevolg van fouten in de revisietekeningen, zou het oordeel anders kunnen luiden, nu in het voorgaande reeds is komen vaststaan dat EJT voor revisietekeningen diende te zorgen en er zich daarin onvolkomenheden hebben voorgedaan. [gedaagde] heeft echter niet voldoende duidelijk gespecificeerd welk deel van het in rekening gebrachte bedrag op stagnatie betrekking heeft, om daarover een afzonderlijk oordeel te kunnen geven. [gedaagde] ’ beroep op verrekening van het bedrag van € 7.559,76 wordt daarom afgewezen.
Schade Witrijtseweg 10
4.4.26.[gedaagde] stelt dat zij aan de bewoners van het adres Witrijtseweg 10 te Bergeijk de kosten heeft moeten vergoeden van herstel van hun tuinverlichting, doordat EJT bij haar werkzaamheden de kabels van de tuinverlichting heeft beschadigd. Soli betwist - onder meer - dat deze schade is veroorzaakt door EJT. Soli onderbouwt haar betwisting door erop te wijzen dat de door [gedaagde] in het geding gebrachte factuur voor het herstel van de tuinverlichting dateert van februari 2014, terwijl EJT toen al lang geen werkzaamheden meer verrichte. [gedaagde] heeft in reactie daarop gesteld dat de elektricien heeft geconstateerd dat de tuinverlichting is beschadigd bij de aanleg van glasvezel en biedt getuigenbewijs aan.
4.4.27.Het verweer van Soli treft doel. Tussen het moment waarop EJT volgens [gedaagde] haar werkzaamheden heeft neergelegd (mei 2013) en de factuur van de elektricien (februari 2014) zijn negen maanden verstreken. Door [gedaagde] is geen enkele verklaring gegeven voor dit tijdsverloop. Ook is door [gedaagde] niets in het geding gebracht waarmee de gestelde constatering van de elektricien wordt ondersteund. Evenmin heeft [gedaagde] toegelicht hoe de elektricien na zulk tijdsverloop kon constateren dat de kabels van tuinverlichting beschadigd zijn door de aanleg van glasvezel. Slotsom is dat [gedaagde] haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd om tot het leveren van getuigenbewijs te worden toegelaten.
4.4.28.Nu de verrekening van deze post afstuit op het gebrek aan onderbouwing van het causaal verband tussen de schade en enig handelen van EJT, behoeft hetgeen partijen met betrekking tot deze schadepost voorts nog hebben gesteld, geen behandeling. [gedaagde] ’ beroep op verrekening van het bedrag van € 741,37 wordt afgewezen.
Schade Lijsterbesdreef 4
4.4.29.[gedaagde] vordert vergoeding van een schade ad € 593,40 (inclusief 21% btw) voor het herstel van een glasvezelkabel nabij het adres Lijsterbesdreef 4 te Bergeijk, die bij werkzaamheden door een ander bouwbedrijf kapotgetrokken is. Na de beschadiging van de kabel is uit nader onderzoek gebleken dat de ligging hiervan vier meter afweek van de zogenaamde “KLIC-melding” (naar de rechtbank begrijpt: een registratie in een database van de precieze ligging van in de bodem aangebrachte kabels en leidingen). [gedaagde] stelt dat het verzorgen van een correcte KLIC-melding, althans het aanleveren van correcte revisietekeningen op basis waarvan een correcte KLIC-melding kon worden gedaan, tot de taak van EJT behoorde. De afwijking in de database is dan ook een tekortkoming van EJT en de door een derde veroorzaakte beschadiging is uit de tekortkoming van EJT voortgevloeid. [gedaagde] kan de schade daarom op EJT verhalen.
Soli betwist onder meer dat de beschadiging van de glasvezelkabel in causaal verband staat tot een tekortkoming van EJT. Uit het schadeformulier dat ter plekke is opgemaakt, blijkt dat het bouwbedrijf dat de glasvezelkabel heeft veroorzaakt, helemaal niet is afgegaan op een tekening of KLIC-gegevens. Het raken van de glasvezelkabel berust derhalve op toeval en niet op een afwijking van de KLIC-melding.
4.4.30.De rechtbank overweegt dat op het in het geding gebrachte schadeformulier onder het kopje “Klicmelding” van de opties ja/nee/onbekend is aangekruist: “onbekend”. Bij de volgende vraag (“Door schadeopnemer geconstateerd”) staat onder het kopje “Klic tekeningen op het werk” aangekruist: “nee”. De volgende vraag van het schadeformulier luidt “Klopte de werkelijke ligging met de ten tijde van de schade geldende liggingsgegevens?”(ja/nee). Hier is niets ingevuld.
In de brief waarmee zij EJT aansprak tot vergoeding van de schade, schreef [gedaagde] :
“Op of omstreeks 03 december 2013 werd tijdens het uitvoeren van werkzaamheden te Bergeijk, Lijsterbesdreef 4, een DAC-kabel beschadigd. Bijgaand treft u een kopie aan van het schadeformulier.Uit nader onderzoekis gebleken dat deze, door u, aangelegde kabel, 4 meter afwijkt van de klic melding.”(onderstreping rechtbank). Ook in haar conclusie van antwoord merkt [gedaagde] op dat de afwijking van de KLIC-melding pas door nader onderzoek na het optreden van de schade is ontdekt. Hieruit volgt dat het raken van de glasvezelkabel klaarblijkelijk niet berust heeft op een bij het bouwbedrijf levende onjuiste veronderstelling over de locatie van de kabel op basis van de KLIC-melding, maar dat het raken van de kabel en de afwijking van de KLIC-melding zich naast elkaar, doch zonder onderling verband hebben voorgedaan. De schade is dan ook niet te verhalen op EJT.
4.4.31.Het beroep van [gedaagde] op verrekening van het bedrag van € 593,40 wordt afgewezen.
Schade [adres 11] en Zonnebloemstraat 5
4.4.32.[gedaagde] beroept zich op het recht tot verrekening van een bedrag van € 4.214,67 inclusief 21% btw, zijnde de kosten voor herstel van bestrating in de [adres 11] te Westerhoven en op adres [adres 1] . [gedaagde] stelt daartoe dat EJT de bestrating heeft opengemaakt om glasvezelkabels te leggen en deze daarna ook weer heeft teruggeplaatst. Na verloop van tijd bleek echter dat de teruggeplaatste stenen zijn gaan verzakken. Het straatwerk moest daarom opnieuw worden hersteld. [gedaagde] heeft daar eigen werknemers en een stratenmakersbedrijf voor moeten inzetten.
Soli betwist onder meer dat er herstelwerkzaamheden aan de bestrating in de betreffende straten hebben plaatsgevonden. Soli stelt dat zij in de week nadat het werk aan de bestrating volgens [gedaagde] is gebeurd, naar de betreffende straten is gegaan en dat daar geen enkele aanwijzing te zien was dat er aan de bestrating was gewerkt. Er groeide onkruid tussen de stenen en er lag geen voegzand, terwijl dat laatste normaal gesproken wel het geval is bij kort tevoren gebeurd bestratingswerk. Soli heeft foto’s in het geding gebracht.
Voor zover er toch werkzaamheden aan de bestrating gedaan zouden zijn, betwist Soli dat er causaal verband bestaat tussen schade aan de bestrating en werkzaamheden van EJT. Tevens betwist Soli het aantal uren dat met het herstel gemoeid zou zijn geweest. Zij wijst erop dat [gedaagde] slechts een factuur van een stratenmaker voor € 1.652,00 (geen btw van toepassing) in het geding heeft gebracht, terwijl zij voor de rest slechts een eigen opgave van ingezette medewerkers inbrengt. Voorts stelt Soli zich op het standpunt dat [gedaagde] eerst Soli, als onderaannemer van EJT, had moeten benaderen voor herstel van de bestrating.
[gedaagde] heeft harerzijds ook foto’s in het geding gebracht. Deze tonen verzakt straatwerk - in de vorm een lange, smalle strook – in (naar [gedaagde] onweersproken stelt) de [adres 11] te Westerhoven en enkele gebroken klinkers in (naar [gedaagde] onweersproken stelt) het terras van de bewoners van de [adres 1] . Voorts heeft [gedaagde] in het geding gebracht: e-mails waarmee de gemeente Bergeijk aan Reggefiber verzoekt om het straatwerk te herstellen op de twee betreffende locaties en de e-mails waarmee Reggefiber dit verzoek doorlegt naar [gedaagde] .
4.4.33.De rechtbank overweegt dat uit de foto’s van [gedaagde] en de e-mails waarin om herstel wordt verzocht, voldoende blijkt dat er zich schade aan bestrating heeft voorgedaan die door [gedaagde] moest worden hersteld. Gezien het feit dat de gemeente Bergeijk haar verzoek tot herstel van de bestrating richtte aan Reggefiber en gezien de vorm van de verzakking in de [adres 11] , is het naar het oordeel van de rechtbank ook zeer aannemelijk dat de schade aan de bestrating verband houdt met de aanleg van het glasvezelnetwerk. Dat brengt met zich dat van Soli moet worden verlangd dat zij motiveert waarom volgens haar toch geen causaal verband bestaat tussen de schade aan de bestrating en de werkzaamheden van EJT. Soli heeft een dergelijke motivering niet gegeven, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de schade is veroorzaakt door EJT en dat [gedaagde] kosten heeft moeten maken om deze te herstellen.
4.4.34.Soli kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat [gedaagde] eerst Soli had moeten benaderen voor herstel van de bestrating, alvorens daar zelf toe over te gaan. [gedaagde] had immers geen contractuele band met Soli, maar louter met EJT. Het enkele feit dat Soli de vordering van EJT op [gedaagde] heeft overgenomen, maakt dat niet anders.
4.4.35.Met betrekking tot de omvang van de schade overweegt de rechtbank dat [gedaagde] voor het gedeelte van het herstel dat zij door een stratenmaker heeft laten doen, een factuur en een betalingsbewijs heeft overgelegd. Dat die kosten door [gedaagde] zijn gemaakt, staat daarmee voldoende vast. Ook de werkzaamheden die [gedaagde] door eigen werknemers heeft laten doen, komen voor vergoeding in aanmerking, nu [gedaagde] deze werknemers loon moet betalen en hen gedurende de tijd die met het herstel gemoeid was, niet heeft kunnen inzetten op klussen voor een betalende klant. De specificatie die door [gedaagde] is gegeven van de inzet van eigen werknemers is door Soli betwist, doch zonder motivering. Voorshands ziet de rechtbank geen reden om aan de urenspecificatie te twijfelen, met name nu uit de foto’s van de schade aan de bestrating in de [adres 11] volgt dat het om een verzakking over een langgerekt tracé gaat.
4.4.36.De post ad € 4.214,67 kan door [gedaagde] dan ook met de aanneemsom worden verrekend.
Schade [adres 2]
4.4.37.[gedaagde] beroept zich op verrekening van een bedrag ad € 1.019,80 (inclusief 21% btw), zijnde de kosten die zij heeft gemaakt om voor de woning aan de [adres 2] te Westerhoven alsnog zelf een glasvezelaansluiting te realiseren, terwijl EJT dat al gedaan zou moeten hebben. [gedaagde] stelt hiertoe dat EJT heeft gemeld dat de woning in kwestie definitief was aangesloten (“status 2’), maar dat vervolgens gebleken is dat de aansluiting slechts was voorbereid door het leggen van een rol met glasvezelkabel op de erfgrens (“status 5”).
Soli betwist dat EJT met betrekking tot de aansluiting van deze woning tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van onderaanneming. Zij motiveert haar betwisting met de stelling dat [gedaagde] alle aansluitingen heeft gecontroleerd en akkoord heeft bevonden. Soli verwijst in dat verband naar een schriftelijke verklaring van de heer [B] van [gedaagde] . De rechtbank begrijpt dit als een verwijzing naar de passage in die verklaring, die luidt:
“Bergeijk 1B en Westerhoven zijn opgeleverd door EJT als gereed aan mij, gelijktijdig is door mij de oplevering van deze 2 gebieden aan Reggefiber (opdrachtgever Spiters) afgerond in bijzijn van [E] (EJT). Voorafgaand aan deze oplevering is het functioneel zijn van het aangelegde netwerk getest door het, vanuit de betreffende POP-locatie, inmeten van alle vezels op totale lengten (dus door de DP’s heen).”Daarnaast betwist Soli dat voor deze woning een “status 2”-aansluiting tussen [gedaagde] en EJT overeengekomen was. Soli betwist dat [gedaagde] iets aan de aansluiting van de betreffende woning heeft moeten veranderen. Voor zover het juist zou blijken te zijn dat [gedaagde] de aansluiting van de woning nog zelf heeft moeten doen, ligt het naar mening van Soli meer voor de hand dat voor deze woning de voorbereiding van een aansluiting (status 5) overeengekomen was, en dat het werk van [gedaagde] betrekking had op een reguliere “na-aansluiting”. Het realiseren van een “na-aansluiting” vormt geen schade, maar is een opdracht waarvoor [gedaagde] aan Reggefiber kan factureren. Voorts betwist Soli de omvang van de door [gedaagde] gestelde kosten.
4.4.38.In reactie op het verweer van Soli heeft [gedaagde] een uitdraai in het geding gebracht uit het systeem waarin de status van de aansluitingen in het projectgebied werden bijgehouden. Daarin is te zien dat de status van het adres [adres 2] op 22 mei 2013 door gebruiker “TASSO” is gewijzigd van “status 5” naar “status 2”. In reactie daarop heeft Soli aan haar eerdere stellingen toegevoegd dat nergens uit blijkt dat EJT voor een “status 2”-aansluiting betaald heeft gekregen. Voor zover dat wel zo zou zijn, stelt Soli dat een eventueel te veel betaald bedrag al is gecorrigeerd.
4.4.39.De rechtbank overweegt dat de stelling van [gedaagde] , dat voor het adres [adres 2] een aansluiting van de soort “status 2” overeengekomen was, wordt ondersteund door het feit dat EJT in het computersysteem heeft aangegeven dat op het betreffende adres een “status 2”-aansluiting gerealiseerd was. Soli heeft niet, althans zeker niet voldoende eenduidig gesteld dat er ook daadwerkelijk door EJT een aansluiting van de soort “status 2” is aangelegd. Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting van de zijde van Soli gaat de rechtbank er vanuit dat EJT ten onrechte geen aansluiting met “status 2” heeft aangelegd op het adres [adres 2] en dat [gedaagde] dat alsnog zelf heeft moeten doen. De kosten die [gedaagde] heeft moeten maken om de aansluiting zelf te realiseren, kan [gedaagde] verrekenen met de aan EJT (c.q. Soli) verschuldigde aanneemsom.
4.4.40.Het beroep van [gedaagde] op verrekening van het bedrag van € 1.019,80 wordt derhalve toegewezen.
4.4.41.[gedaagde] beroept zich op het recht tot verrekening van een bedrag van € 284,89 inclusief 21% btw, zijnde de kosten voor herstel van bestrating van de oprit aan het adres [adres 10] te Westerhoven . [gedaagde] stelt daartoe dat EJT de bestrating van de oprit heeft opengemaakt om glasvezelkabels te leggen en de bestrating daarna ook weer heeft teruggeplaatst. Na verloop van tijd bleek echter dat de teruggeplaatste bestrating is gaan verzakken. De oprit moest daarom opnieuw worden hersteld. [gedaagde] heeft daar eigen werknemers voor ingezet.
Soli betwist onder meer dat er herstelwerkzaamheden aan de oprit hebben plaatsgevonden, erop wijzende dat [gedaagde] daarvan geen enkel bewijs heeft ingebracht. Voor zover er toch werkzaamheden aan de oprit gedaan zouden zijn, betwist Soli dat er causaal verband bestaat tussen schade aan de oprit en werkzaamheden van EJT. Tevens betwist Soli de kosten die met het herstel gemoeid zou zijn geweest. Soli merkt op dat de factuur die [gedaagde] heeft opgemaakt de kosten van een minigraver vermeldt, terwijl voor herstel van bestrating geen minigraver nodig is. Voorts stelt Soli zich op het standpunt dat [gedaagde] eerst Soli, als onderaannemer van EJT, had moeten benaderen voor herstel van de bestrating. Tot slot voert Soli aan dat [gedaagde] ten onrechte btw berekent over het schadebedrag.
In reactie op het verweer van Soli heeft [gedaagde] een e-mail in het geding gebracht, waarmee Reggefiber aan [gedaagde] verzocht is om de oprit aan de [adres 10] te Westerhoven te herstellen. De e-mail bevat als toelichting bij het schijnbaar geautomatiseerd tot stand gekomen herstelverzoek:
“Tijdens de aanleg is de oprit niet voldoende aangevuld met zand. Deze begint te verzakken. Graag aannemer aansturen om de oprit te herstellen.”
4.4.42.De rechtbank overweegt als volgt. Met de overlegging van het herstelverzoek van Reggefiber is door [gedaagde] voldoende onderbouwd dat er herstelwerk moest worden verricht aan de oprit en dat de verzakking samenhing met de aanleg van het glasvezelnetwerk. Het verweer van Soli tegen de omvang en opbouw van de schade treft echter voor het grootste gedeelte doel. Soli heeft onweersproken gesteld dat voor het herstellen van bestrating geen (mini)graafmachine nodig is, zodat de door [gedaagde] gestelde post “minigraver” ad € 135,80 bij gebreke van een nadere toelichting niet toewijsbaar is. Ook de door [gedaagde] in rekening gebrachte btw komt niet voor verrekening in aanmerking. De herstelwerkzaamheden aan de oprit vormen geen levering van goederen of diensten aan EJT in de zin van de omzetbelasting, maar betroffen het vervullen van een eigen rechtsplicht van [gedaagde] ten opzichte van Reggefiber. Daar is [gedaagde] geen afdracht van btw over verschuldigd.
4.4.43.Soli kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat [gedaagde] eerst Soli had moeten benaderen voor herstel van de oprit, alvorens daar zelf toe over te gaan. Tussen [gedaagde] en Soli bestond immers geen contractuele verhouding. Het feit dat Soli de vordering van EJT op [gedaagde] heeft overgenomen, maakt dat niet anders.
4.4.44.Behalve ten aanzien van de minigraver en de verschuldigdheid van btw heeft Soli haar betwisting van de omvang van de schade niet van motivering voorzien. Na aftrek van de post met betrekking tot de minigraver en de btw resteert een bedrag van € 99,65. Dat bedrag kan [gedaagde] met de aanneemsom verrekenen.
Schade [adres 10]
4.4.45.[gedaagde] beroept zich op het recht tot verrekening van een bedrag van € 1.053,67 inclusief 21% btw, zijnde de kosten voor herstel van bestrating ter hoogte van het adres [adres 10] te Bergeijk. [gedaagde] stelt daartoe dat EJT de bestrating heeft opengemaakt om glasvezelkabels te leggen en deze daarna ook weer heeft teruggeplaatst. Na verloop van tijd bleek echter dat de teruggeplaatste stenen zijn gaan verzakken. Het straatwerk moest daarom opnieuw worden hersteld. [gedaagde] heeft daar eigen werknemers en een stratenmakersbedrijf voor moeten inzetten.
Soli betwist onder meer dat er herstelwerkzaamheden aan de bestrating in de betreffende straten hebben plaatsgevonden. Zij stelt daartoe dat zij de locatie zelf bezocht heeft en dat de bewoonster van het adres [adres 10] desgevraagd heeft aangegeven dat er geen werk is gedaan in de straat. Voor zover er toch werkzaamheden aan de bestrating gedaan zouden zijn, betwist Soli dat er causaal verband bestaat tussen schade aan de bestrating en werkzaamheden van EJT. Tevens betwist Soli het aantal uren dat met het herstel gemoeid zou zijn geweest. Zij wijst erop dat [gedaagde] slechts een eigen opgave van ingezette medewerkers inbrengt. Voorts stelt Soli zich op het standpunt dat [gedaagde] eerst Soli, als onderaannemer van EJT, had moeten benaderen voor herstel van de bestrating.
In reactie op het verweer van Soli heeft [gedaagde] foto’s in het geding gebracht, waarop is te zien dat één rij vierkante trottoirtegels lager ligt dan de andere trottoirtegels. Daarnaast heeft [gedaagde] prints van een e-mailconversatie overgelegd, waarin de gemeente Bergeijk aan Reggefiber verzoekt om herstel van het straatwerk en Reggefiber het verzoek doorlegt naar [gedaagde] . De e-mail van de gemeente aan Reggefiber luidt:
“Hoi [G] , hier bij [adres 10] is 1rij tegels flink gezakt waar de glasvezel onderdoor gegaan zijn, graag ophalen.”
Soli heeft betwist dat de door [gedaagde] overgelegde foto’s betrekking hebben op het adres [adres 10] (sic). De rechtbank begrijpt hieruit dat Soli bedoelt dat zij betwist dat het foto’s van het adres [adres 10] zijn.
4.4.46.De rechtbank overweegt dat het beeld op de foto’s van [gedaagde] overeenstemt met de beschrijving van de aard van de verzakking in de e-mail van de gemeente Bergeijk, zodat de rechtbank aan de – overigens ook niet gemotiveerde – betwisting van de foto’s zijdens Soli voorbij gaat. Uit de foto’s en de e-mail waarin om herstel wordt verzocht, blijkt voldoende dat er zich schade aan de bestrating heeft voorgedaan die door [gedaagde] moest worden hersteld. Gezien het feit dat de gemeente Bergeijk haar verzoek tot herstel van de bestrating richtte aan Reggefiber en daarbij expliciet aangeeft dat het gaat om verzakking van tegels “waar de glasvezel onderdoor gegaan zijn”, is er naar het oordeel van de rechtbank ook voorshands geen reden om te twijfelen aan het causale verband tussen de aanleg van het glasvezelnetwerk en de verzakking. Nu Soli ook niet heeft gemotiveerd waarom volgens haar toch geen causaal verband bestaat tussen de verzakking en de werkzaamheden van EJT zou bestaan, gaat de rechtbank ervan uit dat de schade is veroorzaakt door EJT en dat [gedaagde] kosten heeft moeten maken om deze te herstellen.
4.4.47.Soli kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat [gedaagde] eerst Soli had moeten benaderen voor herstel van de bestrating, alvorens daar zelf toe over te gaan. [gedaagde] had immers geen contractuele band met Soli, maar louter met EJT. Het enkele feit dat Soli de vordering van EJT op [gedaagde] heeft overgenomen, maakt dat niet anders.
4.4.48.Met betrekking tot de omvang van de schade overweegt de rechtbank dat [gedaagde] het schadebedrag bij conclusie van antwoord heeft gespecificeerd als 22,4 uur werk met omschrijving “straatmaker” en 2,1 uur werk met omschrijving “uitvoerder”. Na de betwisting van de omvang van de schade van Soli heeft [gedaagde] bij conclusie van dupliek gesteld dat zij zowel eigen personeel als ingeleend personeel heeft ingezet voor het herstel van de bestrating en heeft [gedaagde] een nadere specificatie van ingezette medewerkers en de door hen bestede tijd ingebracht. In die specificatie staan twee medewerkers genoemd, met een bestede tijd van (in totaal voor hen beiden) zeven uren. Voor ingeleend personeel is door [gedaagde] geen factuur of betaalbewijs overgelegd. Aangezien Soli de omvang van de schade heeft betwist, had het wel op de weg van [gedaagde] gelegen om voor het verschil tussen de oorspronkelijk gestelde 24,5 manuren en de bij dupliek gespecificeerde 7 manuren een verklaring te geven. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan, kan niet van de juistheid van haar oorspronkelijke opgave uit worden gegaan.
4.4.49.De rechtbank zal uitgaan van de bij dupliek gespecificeerde 7 manuren, tegen het bij conclusie van antwoord aangegeven uurtarief voor een stratenmaker ad € 34,00. Er kan door [gedaagde] met betrekking tot [adres 10] te Bergeijk een bedrag van € 238,00 met de aanneemsom worden verrekend.
Schade [adres 4]
4.4.50.[gedaagde] wil twee posten in verrekening brengen met betrekking tot het adres [adres 4] : een bedrag van € 1.506,09 (inclusief 21% btw) in verband met een storing en een bedrag van € 2.681,49 (inclusief 21% btw) in verband met het verleggen van een kabel die ten onrechte niet onder de openbare weg was gelegd, maar onder het perceel [adres 4] . [gedaagde] stelt in dit verband dat er in augustus 2014 een storing is geweest in het glasvezelnetwerk ter hoogte van het adres [adres 4] en dat deze storing veroorzaakt is doordat het glasvezel niet correct was aangelegd. Bij het corrigeren van de storing is vervolgens ontdekt dat de kabel niet op de juiste plaats lag. [gedaagde] heeft de storing moeten verhelpen en de kabel moeten verplaatsen. De kosten voor beide activiteiten wil zij door verrekening verhalen op EJT.
Soli betwist dat er sprake is geweest van een storing, erop wijzende dat [gedaagde] niets in het geding heeft gebracht waaruit een storing, laat staan de toedracht van een eventuele storing blijkt. Daarom kan niet worden aangenomen dat er zich schade heeft voorgedaan, noch dat er causaal verband zou bestaan met enig handelen van EJT. Voorts stelt Soli zich op het standpunt dat [gedaagde] eerst Soli, als onderaannemer van EJT, had moeten benaderen voor herstel van de pretense storing. Tot slot voert Soli aan dat [gedaagde] ten onrechte btw berekent over het schadebedrag.
Met betrekking tot de tweede post, die door [gedaagde] is beschreven als het verleggen van het tracé van de glasvezelkabel ter hoogte van [adres 4] , stelt Soli eveneens dat van schade niets blijkt. Volgens Soli hoefde EJT uit hoofde van de overeenkomst van onderaanneming op het adres Eikenberg slechts de voorbereiding voor een aansluiting te treffen en betreffen de werkzaamheden die [gedaagde] op dit adres heeft gedaan een na-aansluiting.
In reactie op het verweer van Soli heeft [gedaagde] ten aanzien van de eerste post aangegeven dat het inderdaad niet om een storing ging, maar om een verzochte na-aansluiting van het adres [adres 4] , waarbij evenwel bleek dat de klaargelegde rol met glasvezelkabel (de voorbereiding voor een latere aansluiting) niet volgens de tekening te vinden was. De aan EJT te wijten schade van [gedaagde] bestaat uit de kosten voor het moeten zoeken en verleggen van de rol.
Ter onderbouwing van de eerste schadepost overlegt [gedaagde] haar eigen factuur aan EJT, met de omschrijving
“rekening m.b.t. door u veroorzaakte schade ter hoogte [adres 4] ”en
“doorbelasting schade [adres 4] Bergeijk”, bij welke factuur een afrekenstaat is gevoegd die kosten specificeert voor de inzet van een glasvezeltechnicus, een kraan, een grondwerker en enkele meters “patchcord”. Tot slot volgt een pagina met een drietal onleesbare (te donker afgedrukte) foto’s of tekeningen.
Ten aanzien van de tweede post, zijnde het verleggen van het tracé van de glasvezelkabel, heeft [gedaagde] naar aanleiding van het verweer van Soli diverse e-mails van de gemeente Bergeijk en Reggefiber in het geding gebracht, alsmede een document genaamd “Verslag [adres 5] verleggen tracé BERG-1B” van 29 augustus 2014.
Onder de in het geding gebrachte e-mails is allereerst een e-mail van de gemeente Bergeijk aan Reggefiber van 3 juli 2014, met de volgende inhoud:
“Hoi [G] ,
Ik werd vanmorgen gebeld door Mn van [H] [adres 4] , die wil een schutting gaan maken zie tekening.Nu blijkt de glasvezel anderhalve meter op zijn grond te liggen.Meneer wil na de vakantie een schutting gaan maken tot achter toe, mijn vraag is om de kabel om te leggen onder de weg waar het weer gemeentegrond is.Als hij nu verlegt zou worden dan kan hij gewoon omgelegd worden, maar als dadelijk de beton gestort is moet je hem weer aan elkaar maken.”
Daarop volgt een e-mail van Reggefiber met de inhoud:
“Ha [I] ,
Weet jij wat hier de situatie is (COCON).Wat voor type kabel ligt hier (DAC-kabel t.b.v. van de eigenaar zelf)?”
met daarop als antwoord:
“Ha [G] ,
Uit de snipe van Cocon zie ik dat de kabel ligt waar de man deze heeft getekend. Betreft hinderlijke ligging. De aannemer dient het traject aan te passen.Hieronder de twee snipes ter verduidelijking:
[volgen twee tekeningen]
”
Daarna volgt een e-mail van Reggefiber aan [gedaagde] van 8 juli 2014, met de inhoud:
“Hallo [J] ,
We hebben een probleem in Bergeijk. Kan dit worden hersteld?Lees hieronder het verhaal van de opzichter van de gemeente en ons onderzoek naar de situatie.”
Daarna volgt een e-mail van [gedaagde] aan Reggefiber van 15 juli 2014 met de inhoud:
“Goedemorgen [G] ,
Wij zijn ter plaatsen wezen kijken ( [L] Verputten) en hebben het volgende waargenomen.
De aansluitkabel [adres 5] loopt over het perceel van [adres 4] en dient omgelegd te worden in de weg 9nog overleggen met de Gemeente).De planning van [adres 4] is dat de schutting pas over ca. 2 maanden geplaatst gaat worden en dat dan onze kabel moet zijn omgelegd.
Wat de oorzaak is dat deze kabel over het perceel van [adres 4] loopt wil ik nog nader laten onderzoeken.Gezien de vakantie kan ik een reactie geven in week 33.”
In het “Verslag [adres 5] verleggen tracé BERG-1B” staat onder meer:
“Tijdens de aanleg van het glasvezelnetwerk in deze buurt, was dit nieuwbouw gebied nog in aanbouw. Zo was het pand [adres 4] nog niet in aanbouw. Op de foto’s uit Cyclomedia (zie blz.2) is namelijk het volgende te zien:
Foto 22-8-2012 > nog geen bouwactiviteiten
Foto 2-9-2013 > pand is in aanbouw. EJT was op dat moment al klaar met de aanleg.
(…)
Tijdens de schouw van [adres 5] is gebleken dat de aansluiting 1 aan de achterzijde moest komen.”
Het verslag vervolgt na enkele afbeeldingen met de tekst:
“EJT heeft de kabel voor [adres 5] aangelegd, en zoals te zien is op onderstaand plaatje, hebben ze t.h.v. een buiseinde van UPC de kabel laten aftakken van het hoofdtracé. Of dit in overleg is geweest met de gemeente is niet te achterhalen.Mogelijk hebben zij dit toen gedaan op aangeven van de gemeente i.v.m. een braakliggend terrein of hebben ze dit op eigen inzicht gemaakt, mogelijk ervan uitgaande dat hier een stoep zou komen.”
Soli heeft op de producties van [gedaagde] gereageerd met de stelling dat hieruit blijkt dat er inderdaad sprake was van een na-aansluiting – dus geen storing - en dat bovendien niet kan worden geconcludeerd dat de ligging van de glasvezelkabel in het perceel [adres 4] aan een fout van EJT te wijten is.
4.4.51.De rechtbank overweegt als volgt. Nu [gedaagde] bevestigt dat het bij de eerste post niet ging om een storing, maar om een na-aansluiting van een woning die ten tijde van de aanleg van het glasvezelnetwerk nog niet bestond, kan niet zonder meer ieder werk van [gedaagde] op EJT verhaald worden. Door [gedaagde] is immers niet weersproken dat de kosten voor het realiseren van een na-aansluiting ook bij een perfecte nakoming van de overeenkomst van onderaanneming als meerwerk voor rekening van [gedaagde] gekomen zou zijn, zodat de kosten voor een na-aansluiting geen schade vormen. Uit de specificatie bij de factuur die door [gedaagde] is overgelegd ter onderbouwing van de eerste schadepost, kan de rechtbank niet opmaken dat de door [gedaagde] aangevoerde kosten betrekking hebben op zoeken naar een glasvezelrol en niet op het “gewoon” realiseren van een na-aansluiting. Deze post kan dan ook niet worden verrekend.
4.4.52.Met betrekking tot de tweede post, het verleggen van het tracé van de kabel die onder perceel [adres 4] liep, overweegt de rechtbank dat uit de door [gedaagde] in het geding gebrachte e-mails voldoende blijkt dat er noodzaak was tot het verleggen van het tracé. [gedaagde] heeft echter, met name in het licht van haar eigen
“Verslag [adres 5] verleggen tracé BERG-1B”onvoldoende onderbouwd dat de ligging van de glasvezelkabel te wijten is aan een fout van EJT. In het verslag wordt immers opgetekend dat de toedracht van de kwestie niet kon worden achterhaald. Ook de tweede post kan daarom niet worden verrekend.
Schade straatwerk [K]
4.4.53.[gedaagde] beroept zich op verrekening van een bedrag van € 5.943,52 inclusief 21% btw. In haar conclusie van antwoord heeft [gedaagde] ter onderbouwing gesteld dat EJT glasvezelkabels heeft gelegd aan de [K] , doch dat de door EJT (terug)geplaatste bestrating is verzakt. Het straatwerk moest daarom worden hersteld en [gedaagde] wil de kosten daarvan op EJT verhalen. [gedaagde] heeft een factuur van haarzelf aan EJT overgelegd met de omschrijving
“Rekening m.b.t. het doorbelasten van de verrichte werkzaamheden straatwerk aan [K] te Bergeijk”en een specificatie met
“120 uur Straatmaker”tegen een uurtarief van € 34,00 en
“16 uur Uitvoerder”tegen een uurtarief van € 52,00. De specificatie heeft als opschrift “
PV-staat herstel straatwerk [K] Bergeijk (week 45-2014)”.
Bij akte van 13 maart 2015 heeft [gedaagde] nog twee facturen overgelegd met dezelfde omschrijving. Het betreft facturen voor ieder “96 uur Straatmaker” en “13 uur Uitvoerder”, tegen dezelfde uurtarieven als hierboven genoemd, resulterend in twee maal een totaalbedrag van € 4.767,40 inclusief 21% btw. Het opschrift van de specificaties vermeldt de weken 46 en 47 van 2014.
Soli betwist in haar conclusie van repliek onder meer dat de door [gedaagde] gestelde herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Zij stelt daartoe dat zij de locatie zelf bezocht heeft en dat daar niets te zien was dat zou duiden op kort tevoren hersteld straatwerk. Zij overlegt ter ondersteuning van deze stelling een foto waarop onder meer een geasfalteerd wegdek te zien is, met daarnaast een met klinkers bestrate strook. Tevens stelt Soli dat een ander bouwbedrijf (naar de rechtbank begrijpt: ten tijde van de indiening van Soli’s conclusie van repliek, dus in mei 2015) bezig was met “volledige vernieuwing van het tracé.” Daardoor is het naar mening van Soli niet geloofwaardig dat de gemeente zou hebben verlangd dat een verzakt gedeelte in november 2014 nog afzonderlijk zou worden hersteld. Voor zover er door [gedaagde] toch werkzaamheden aan de bestrating gedaan zouden zijn, betwist Soli dat er causaal verband bestaat tussen schade aan de bestrating en werkzaamheden van EJT. Tevens betwist Soli het aantal uren dat met het herstel gemoeid zou zijn geweest. Zij wijst erop dat [gedaagde] slechts een eigen opgave van bestede uren inbrengt en daar een zelfbedacht tarief voor rekent. Voorts stelt Soli zich op het standpunt dat [gedaagde] eerst Soli, als onderaannemer van EJT, had moeten benaderen voor herstel van de bestrating.
In reactie op het verweer van Soli heeft [gedaagde] bij conclusie van dupliek gesteld dat er op verzoek van de gemeente “op meerdere adressen in Westerhoven en Bergeijk” herstelwerkzaamheden aan het straatwerk zijn gedaan. [gedaagde] heeft (veel) foto’s in het geding gebracht, waarop verzakte klinkers en tegels te zien zijn. Daarnaast zijn er foto’s waarop het onderhanden zijnde herstelwerk en het voltooide herstel te zien zijn. Er zijn ook foto’s van een lijst met adressen, met beschrijving van wat daar mankeerde aan de bestrating en met aantekeningen van de stratenmaker erop. Daarnaast heeft [gedaagde] een e-mail overgelegd van de gemeente Bergeijk van datum 16 oktober 2014, met diverse bijlagen die blijkens de bestandsnaam betrekking hebben op “glasvezel controle” in diverse gebieden, waarbij het bericht luidt:
“Hoi [L] , hier heb ik de andere opnames van het glasvezel en hoop dat dit volgende week allemaal mee genomen wordt.”Tot slot zijn er lijsten met adressen bijgevoegd, waarvan de titel ongeveer overeenstemt met de bestandsnamen van de bijlagen bij de e-mail van de gemeente en waarvan in ieder geval één lijst herkenbaar is als de lijst met aantekeningen van de stratenmaker die op de foto’s te zien is.
Soli heeft in antwoord hierop haar eerder gevoerde verweer gehandhaafd en dit (naar de rechtbank begrijpt) aangevuld met de stelling dat kosten voor inzet van het eigen personeel van [gedaagde] geen schade vormen, omdat [gedaagde] haar eigen personeel ook loon zou hebben moeten betalen als zij niet met herstel van straatwerk bezig waren geweest. Soli wijst erop dat [gedaagde] niet heeft gesteld dat zij elders inkomsten is misgelopen in de aan het (pretense) herstelwerk bestede tijd.
4.4.54.De rechtbank overweegt dat voldoende is gebleken dat er zich op diverse plaatsen verzakking in bestrating heeft voorgedaan die door [gedaagde] moest worden hersteld. [gedaagde] heeft haar stelling hieromtrent immers met de e-mail van de gemeente en talrijke foto’s onderbouwd en Soli heeft de inhoud van die foto’s en de e-mail niet gemotiveerd weersproken. De rechtbank merkt op dat het ongelukkig is dat [gedaagde] aanvankelijk heeft gesteld dat het bij deze schadepost om herstel van straatwerk “aan de [K] ” zou gaan – waarna Soli gemotiveerd betwist heeft dat er aan de straat met de naam [K] (ch) herstel van straatwerk had plaatsgevonden – terwijl [gedaagde] later stelt de schadepost betrekking heeft op allerlei andere adressen. Soli heeft echter nog gelegenheid gekregen om bij akte te reageren op de door [gedaagde] ingebrachte productie en de stelling die [gedaagde] daaraan in haar conclusie van dupliek heeft verbonden. Soli heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt, maar heeft toen de motivering van haar betwisting dat er herstel aan straatwerk zou hebben plaatsgevonden niet nader toegesneden op de adressen en foto’s die nu in het geding zijn.
4.4.55.Soli heeft betwist dat er sprake zou zijn van causaal verband tussen schade aan het straatwerk en het werk van EJT. De rechtbank overweegt dat uit de door [gedaagde] overgelegde e-mail van de gemeente volgt dat de verzakkingen zijn geconstateerd bij een controle van het tracé van het glasvezelnetwerk, zodat voorshands aan te nemen is dat de verzakkingen het gevolg zijn van de aanleg van het glasvezelnetwerk door EJT. Soli heeft daartegenover niet gemotiveerd waarom volgens haar toch geen causaal verband bestaat tussen de verzakking en de werkzaamheden van EJT zou bestaan. De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat de schade is veroorzaakt door de werkzaamheden van EJT en dat [gedaagde] kosten heeft moeten maken om deze te herstellen.
4.4.56.Soli kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat [gedaagde] eerst Soli had moeten benaderen voor herstel van de bestrating, alvorens daar zelf toe over te gaan. [gedaagde] had immers geen contractuele band met Soli, maar louter met EJT. Het enkele feit dat Soli de vordering van EJT op [gedaagde] heeft overgenomen, maakt dat niet anders.
4.4.57.Met betrekking tot de omvang van de schade overweegt de rechtbank dat Soli haar betwisting van het uurtarief en de opgegeven uren van de stratenmaker en de uitvoerder niet motiveert, terwijl ook niet zonder meer onaannemelijk is dat voor het herstel van straatwerk op de diverse adressen het door [gedaagde] opgegeven aantal uren nodig was. Ook het door [gedaagde] gehanteerde uurtarief komt de rechtbank niet onredelijk voor. Soli kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de kosten van de inzet van eigen personeel van [gedaagde] geen schade vormt, tenzij [gedaagde] inzichtelijk zou maken welke opbrengsten zij door andere inzet van haar personeel had kunnen genereren. Het enkele feit dat door de noodzaak van herstelwerkzaamheden beslag is gelegd op de tijd waarin [gedaagde] anders naar eigen inzicht over de diensten van haar personeel had kunnen beschikken, rechtvaardigt vergoeding van de aan het herstelwerk bestede tijd.
4.4.58.Slotsom is dat de door [gedaagde] opgegeven kosten voor de stratenmaker en de uitvoerder met de aanneemsom kunnen worden verrekend. De btw die [gedaagde] blijkens haar facturen in rekening brengt, dient evenwel buiten verrekening te blijven. Het herstel van de bestrating betreft immers geen dienst van [gedaagde] aan EJT in de zin van de wet op de omzetbelasting. Er kan voor drie facturen tezamen een bedrag van € 12.792,00 worden verrekend.
Schade [adres 13]
4.4.59.Bij haar akte van 13 maart 2015 heeft [gedaagde] een factuur aan EJT van datum 15 december 2014 met omschrijving
“rekening m.b.t. het doorbelasten van de door u veroorzaakte schade te Bergeijk”in het geding gebracht. Het factuurbedrag van € 105,28 bestaat uit een schadebedrag van € 62,01 en “handlingskosten” van € 25,00 en € 18,27 aan btw. [gedaagde] wil het factuurbedrag verrekenen met hetgeen zij aan EJT verschuldigd is, omdat het gaat om schade die door EJT veroorzaakt is en door [gedaagde] is vergoed. Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] ter onderbouwing van haar stellingen een e-mailwisseling met de bewoner van het adres [adres 12] overgelegd, waarin een medewerker van [gedaagde] schrijft:
“Geachte heer [M] ,
Via Reggefiber ontvang ik het verzoek om met u contact op te nemen in verband met een door u geleden schade aan een afvoerputje. Dit vanwege een door ons uitgevoerde tuinboring. Daar de schade reeds in augustus 2013 is veroorzaakt, ga ik ervan uit dat deze ook al is hersteld. Uiteraard dient u niet de dupe te worden van deze schade, ik verzoek u dan ook om de rekening voor het herstel van deze schade bij ons in te dienen, ik zal deze dan bij onze verzekeraar voorleggen.”
De heer [M] heeft vervolgens een bedrag van € 75,03 aan schade voor het afvoerputje doorgegeven en gesteld dat hij ook graag een vergoeding zou ontvangen voor de tijd die hij had besteed aan het zelf herstellen van beschadigde beplanting. Voorts bevat de in het geding gebrachte e-mailwisseling een interne e-mail van de officemanager van [gedaagde] met de tekst:
“Zie onderstaand. Svp inboeken. Zodra e.e.a. ingeboekt is aan mij doorgeven. Ik wil dit deze week overmaken. Bedankt.”
4.4.60.Soli heeft – voordat [gedaagde] de e-mailwisseling in het geding bracht – betwist dat er sprake zou zijn van enige schade en ook betwist dat deze op kosten van [gedaagde] zou zijn hersteld. Zij heeft die betwisting echter niet gemotiveerd, ook niet na overlegging van de hierboven geciteerde e-mailwisseling door [gedaagde] , zodat de rechtbank aan deze betwisting voorbij gaat. Vaststaat dat er zich aan de [adres 13] schade heeft voorgedaan en dat [gedaagde] daarvoor aan de bewoner een vergoeding heeft betaald.
4.4.61.Soli heeft tevens betwist dat causaal verband tussen de schade en werkzaamheden van EJT bestaat. Dit verweer treft doel, althans, de rechtbank moet constateren dat op dit punt de door [gedaagde] in het geding gebrachte e-mailwisseling de gegrondheid van haar stellingen niet onderbouwt, maar juist aantast. In de e-mail van [gedaagde] aan de heer [M] wordt immers opgemerkt dat de schade is veroorzaakt in augustus 2013, terwijl [gedaagde] zich in dit geding (onweersproken) op het standpunt stelt dat EJT sinds mei 2013, althans uiterlijk sinds 13 juni 2013 geen enkele activiteit meer heeft ontplooid in het kader van de aanleg van het glasvezelnetwerk. EJT kan deze schade dus – ook volgens de eigen stellingen van [gedaagde] - niet hebben veroorzaakt.
4.4.62.De betreffende post kan derhalve niet worden verrekend wegens het ontbreken van causaal verband met enig handelen van EJT. De overige verweren van Soli tegen verrekening van deze post hoeven dientengevolge geen bespreking meer.
Onvindbare rol aan [adres 10]
4.4.63.Bij haar akte van 13 maart 2015 heeft [gedaagde] een factuur aan EJT van datum 16 januari 2015 met omschrijving
“rekening m.b.t. het doorbelasten van de door u verkeerd uitgevoerde werkzaamheden aan de [adres 10] te Westerhoven”in het geding gebracht. Het factuurbedrag van € 1.711,80 bestaat uit een schadebedrag van € 1.414,80 en en € 297,11 aan btw. [gedaagde] wil het factuurbedrag verrekenen met hetgeen zij aan EJT verschuldigd is.
Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] ter onderbouwing van haar stelling een e-mail van Reggefiber aan [gedaagde] in het geding gebracht met in de onderwerpregel: “5563CP – 2” en met als bericht:
“Goedemorgen,
De opdracht voor bovenstaand adres kan niet uitgevoerd worden.De kabel is niet vindbaar.
Order zal naar jullie worden omgezet.”
Voorts heeft [gedaagde] in het geding gebracht: foto’s waarop te zien is dat in de buurt van een huis op diverse plaatsen de bestrating is opengemaakt en gaten zijn gegraven, een technische tekening van een kabeltracé, een kopie van een op een blocnote gemaakte situatietekening met aantekeningen en een getypte toelichting, die luidt:
“Werkzaamheden [adres 6]
27-11-2015 kregen wij een mail van Reggefiber dat de rol van [adres 6] niet te vinden is. De rol zou op de erfgrens moeten liggen. Na veel zoekwerk was de rol niet te vinden. Wel lag er op een andere plek een rol gelabled met het adres [adres 7] . Dit adres ligt heel ergens anders. Uiteindelijk is deze rol gebruikt voor [adres 6] .”
4.4.64.Soli heeft – voordat [gedaagde] de hierboven genoemde stukken in het geding bracht – betwist dat er sprake zou zijn van verkeerd uitgevoerde werkzaamheden en ook betwist dat deze op kosten van [gedaagde] zouden zijn hersteld. Zij heeft die betwisting echter niet gemotiveerd, ook niet na overlegging van de hierboven genoemde producties door [gedaagde] , zodat de rechtbank aan Soli’s betwisting voorbij gaat. Vaststaat dat de werkzaamheden aan de [adres 6] door EJT niet foutloos zijn uitgevoerd en dat [gedaagde] daardoor herstelwerkzaamheden heeft moeten doen.
Soli heeft tevens de door [gedaagde] gestelde omvang van de schade betwist. Aan deze betwisting legt Soli ten grondslag dat [gedaagde] de schade slechts onderbouwd heeft met een zelfgemaakte opgaaf van door haar eigen personeel bestede uren, terwijl zij haar schade zou moeten bewijzen door overlegging van facturen en betaalbewijzen voor aan derden betaalde bedragen. Tijdsbesteding van eigen personeel vormt geen schade, aldus Soli, tenzij zou vaststaan dat [gedaagde] concrete verdiensten zou zijn misgelopen doordat haar personeel herstelwerk moest doen.
4.4.65.Soli kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de kosten van de inzet van eigen personeel van [gedaagde] geen schade vormt, tenzij [gedaagde] inzichtelijk zou maken welke opbrengsten zij door andere inzet van haar personeel had kunnen genereren. Het enkele feit dat door de noodzaak van herstelwerkzaamheden beslag is gelegd op de tijd waarin [gedaagde] anders naar eigen inzicht over de diensten van haar personeel had kunnen beschikken, rechtvaardigt vergoeding van de aan het herstelwerk bestede tijd. Voor het overige heeft Soli niet inhoudelijk gemotiveerd waarom volgens haar het door [gedaagde] gestelde schadebedrag niet juist zou zijn. Het bedrag komt de rechtbank in het licht van de door [gedaagde] beschreven werkzaamheden ook niet onredelijk voor. Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende gemotiveerd betwist staat dan ook vast dat [gedaagde] als gevolg van een fout van EJT een bedrag van € 1.414,80 aan schade heeft geleden.
4.4.66.Slotsom is dat [gedaagde] het bedrag van € 1.414,80 met de aan Soli verschuldigde aanneemsom kan verrekenen. De btw die [gedaagde] blijkens haar facturen in rekening brengt, dient evenwel buiten verrekening te blijven. De herstelwerkzaamheden betroffen immers geen dienst van [gedaagde] aan EJT in de zin van de wet op de omzetbelasting.
Alsnog aansluiten [adres 8] en [adres 14]
4.4.67.[gedaagde] beroept zich op verrekening van een bedrag van € 9.491,50 voor kosten die zij heeft moeten maken doordat EJT de aan haar opgedragen (voorbereiding voor een) aansluiting op een tweetal adressen niet gerealiseerd heeft. [gedaagde] heeft na het faillissement van EJT aan Soli rechtstreeks opdracht gegeven om deze adressen aan te sluiten en daarvoor het bedrag van € 9.491,50 aan Soli betaald. Doordat Soli voor deze adressen afzonderlijk een aansluiting heeft moeten aanleggen, was dat veel duurder dan wanneer EJT dat direct tijdens de aanleg van het grotere geheel van het glasvezelnetwerk had gedaan, stelt [gedaagde] . Zij heeft haar stellingen onderbouwd met een door haar aan Soli gericht bestelformulier, waarop de te verrichten werkzaamheden en de prijs zijn gespecificeerd en als leverdatum 23/10/2013 genoteerd staat. Het formulier is gedateerd op 22 september 2014.
Soli betwist dat (het voorbereiden dan wel realiseren van) een aansluiting voor de betreffende adressen bij de opdracht aan EJT hoorde. Soli stelt dat Reggefiber deze adressen achteraf als meerwerk aan [gedaagde] heeft opgedragen.
[gedaagde] heeft in reactie op de betwisting van Soli een uitdraai uit computerprogramma Fiberconnect overgelegd, waarin te zien is dat het adres [adres 8] sinds 31 mei 2012 in de betreffende database voorkomt. Volgens [gedaagde] betekent dit dat het adres tot de opdracht aan EJT behoorde. Soli heeft daarop geantwoord dat de aanwezigheid van een adres in de database niet betekent dat voor dat adres ook een aansluiting moest worden gerealiseerd; de database bevat volgens Soli ook adressen waarvoor een aansluiting weliswaar mogelijk is, maar door de bewoners niet gewenst wordt. Zij heeft herhaald dat Reggefiber afzonderlijk toestemming heeft moeten geven voor het realiseren van de betreffende aansluitingen.
4.4.68.Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] haar stellingen in het licht van de gemotiveerde betwisting van Soli onvoldoende onderbouwd om tot toewijzing van verrekening te komen. [gedaagde] heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe bij het verlenen van de oorspronkelijke opdracht tussen haarzelf en EJT is gecommuniceerd welke adressen er moesten worden aangesloten, zodat de rechtbank niet kan beoordelen of [adres 8] en [adres 14] daartoe behoorden. Ook heeft [gedaagde] in het geheel niet gereageerd op de stelling van Soli dat de aansluitingen zijn geschied op grond van een latere, nadere opdracht van Reggefiber. Daarbij is met name problematisch dat [gedaagde] niet heeft toegelicht hoe het niet-aangesloten zijn van de adressen eerst onopgemerkt kon blijven, en vooral: wat vervolgens de concrete aanleiding vormde om de adressen wel op te merken en de aansluitingen alsnog te doen realiseren.
4.4.69.De betreffende post kan derhalve niet worden verrekend omdat onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van schade als gevolg van een tekortkoming door EJT.
Herstel DAC-kabel in reservetube
4.4.70.[gedaagde] beroept zich op verrekening van een bedrag van € 4.000,00 aan kosten die zij heeft moeten maken, doordat er bij graafwerkzaamheden door een derde – waarbij een door EJT aangelegde glasvezelkabel beschadigd werd - aan het licht kwam dat EJT een reservetube had gebruikt om een of meer DAC-kabels doorheen te trekken. Een reservetube, zo stelt [gedaagde] , is een buis die bestemd is om bij uitbreiding van het glasvezelnetwerk voedingskabels in aan te brengen, en die daarom door EJT niet mocht worden gebruikt voor DAC-kabels. [gedaagde] stelt dat zij de ten onrechte in de reservebuis gelegde DAC-kabel(s) als gevolg van deze fout van EJT opnieuw heeft moeten trekken.
Soli heeft er in reactie op de stellingen van [gedaagde] op gewezen dat het beschadigen van de glasvezelkabel niets te maken heeft met enig handelen of nalaten van EJT. Soli heeft in dat verband een van [gedaagde] afkomstige notitie in het geding gebracht, waarin onder meer is genoteerd:
“Op 21-8-2013 heeft Heijmans BV (Rosmalen) tijdens graafwerkzaamheden een kabel bed geraakt dat eigendom is van Reggefiber en aangelegd is door EJT Adviesbureau b.v. Hiermee is een glasvezelkabel beschadigd die loopt van af de AP (Berg 1-b) naar DP 47. Om deze schade te herstellen zijn er werkzaamheden verricht waarbij is geconstateerd dat in de lege tubes van de 7x14 mm buis, DAC kabels zijn ingetrokken die vermoedelijk zijn vergeten tijdens de aanleg van het FttH netwerk.”
Soli heeft niet betwist dat er DAC-kabels in een reservebuis zijn gelegd, noch heeft zij betwist dat de reservebuis leeg had moeten blijven. Soli heeft ook niet betwist dat [gedaagde] de door haar gestelde kosten heeft gemaakt om de DAC-kabels te verwijderen en alsnog correct te trekken.
4.4.71.Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken staat vast dat [gedaagde] voor een bedrag van € 4.000,00 aan kosten heeft gemaakt om een of meer ten onrechte door EJT in een reservebuis geplaatste DAC-kabel(s) te herstellen. Het moge juist zijn dat het aan graafwerkzaamheden van een derde te wijten is dat er op de betreffende plaats een glasvezelkabel is beschadigd, maar met haar aldus luidende verweer heeft Soli miskend dat [gedaagde] niet de schade aan de glasvezelkabel in verrekening wil brengen, maar de herstelkosten van een door de graafwerkzaamheden bij toeval ontdekte fout van EJT.
4.4.72.Het door [gedaagde] gestelde bedrag van € 4.000,00 kan met de aan Soli verschuldigde aanneemsom worden verrekend.
Schadepost Loverensedijk 5
4.4.73.Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] een productie overgelegd met daarin een e-mail van Reggefiber aan [gedaagde] van 13 april 2015 met in de onderwerpregel:
“5563 BG 5”en als bericht:
“Goedemiddag Noud,
De opdracht voor bovenstaand adres wordt naar jullie omgezet.Kabel is niet te vinden in het tracé.
Zie ook toegevoegde foto’s”
Voorts bevat de productie een factuur van [gedaagde] aan EJT van 5 juni 2015 met omschrijving
“Rekening m.b.t. het doorbelasten van de door u verkeerd uitgevoerd werkzaamheden aan de [adres 9] ”. Het factuurbedrag is € 1.480,64 inclusief 21% btw. De productie bevat voorts diverse foto’s waarop te zien is dat er sleuven zijn gegraven en kabels in de grond zijn gelegd in een landelijk uitziende omgeving.
[gedaagde] stelt bij haar nieuwe productie slechts dat het gaat om schade die zij heeft geleden als gevolg van garantiewerkzaamheden die zij heeft dienen uit te voeren. [gedaagde] wil het bedrag van € 1.480,64 klaarblijkelijk mede in verrekening brengen op de vordering die Soli van EJT heeft overgenomen.
Soli betwist dat de werkzaamheden, waarop de productie van [gedaagde] betrekking heeft, in causaal verband staan tot een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van onderaanneming door EJT. Soli motiveert haar betwisting door te stellen dat alle door EJT gerealiseerde aansluitingen door [gedaagde] zijn gecontroleerd zodra deze door EJT gereed werden gemeld. Voorts voert Soli aan dat het uitmeten van de plaats van de kabels niet is uitgevoerd door EJT, maar door [C] in opdracht van [gedaagde] , zodat [gedaagde] zich tot [C] moet wenden als er kabels onvindbaar zijn. Voorts stelt Soli zich op het standpunt dat zij door [gedaagde] in de gelegenheid gesteld had moeten worden om de werkzaamheden zelf uit te voeren.
4.4.74.De rechtbank overweegt dat [gedaagde] slechts een productie heeft overgelegd en het totaalbedrag dat zij wenst te verrekenen heeft verhoogd, zonder toe te lichten in welk opzicht het in de productie genoemde factuurbedrag te maken zou hebben met EJT. Aan de hand van de in de productie vervatte e-mail van Reggefiber kan, met enige speculatie, wel worden beredeneerd dat [gedaagde] bedoelt dat er bij het realiseren van een “na-aansluiting” of een reparatie extra kosten moesten worden gemaakt omdat de kabel niet volgens de tekeningen kon worden gevonden, maar dergelijke speculatie en eigen aanvulling van de stellingen van [gedaagde] gaat de taak van de rechtbank te buiten. Nu [gedaagde] geheel niet heeft gespecificeerd welke werkzaamheden zij heeft verricht, welk deel van de kosten daarvan voor haar rekening is gebleven en waarom, heeft zij deze schadepost onvoldoende onderbouwd om deze met de door Soli overgenomen vordering van EJT te kunnen verrekenen.
4.4.75.Gezien het bovenstaande behoeft hetgeen Soli in dit verband verder heeft aangevoerd geen behandeling.
Verrekening boete Reggefiber
4.4.76.[gedaagde] beroept zich op verrekening van een boete die zij aan Reggefiber heeft moeten betalen wegens vertraagde oplevering van het glasvezelnetwerk. Het gaat om een bedrag van € 26.500,00. [gedaagde] stelt dat de vertraging in de oplevering aan Reggefiber is ontstaan doordat EJT in april 2013 al achterliep met haar werkzaamheden en zij vervolgens in mei 2013 haar werkzaamheden staakte. [gedaagde] heeft toen zelf de werkzaamheden af moeten (laten) maken. Met name heeft [gedaagde] tijd moeten besteden aan het aanvullen en corrigeren van revisiewerkzaamheden, zo stelt zij.
Soli betwist dat [gedaagde] een boete aan Reggefiber heeft betaald. Ook indien [gedaagde] wel een boete aan Reggefiber betaald heeft, kan die niet worden verhaald op EJT, omdat de vertraging niet aan EJT te wijten was. Soli stelt dat EJT blijkens verklaringen van de heer [B] , [E] en de bewindvoerder dat EJT het werk geheel voltooid had voordat zij haar werkzaamheden staakte. De betreffende verklaringen zijn reeds geciteerd in alinea 4.4.7 van dit vonnis. Daarmee is naar mening van Soli ook gegeven dat het werk van EJT klaar was voordat [gedaagde] het aan Reggefiber moest opleveren. Daarnaast wijst Soli op de verklaring van de heer [B] , dat firma [C] de vertragende factor was in het project, doordat zij fouten had gemaakt in het “inmeten” van het glasvezelnetwerk, zowel in de gebieden van EJT als in gebieden van [gedaagde] zelf. Dat inmeten behoorde volgens de verklaring van de heer [B] niet tot de taak van EJT.
In reactie op het verweer van Soli heeft [gedaagde] gesteld dat het inmeten wel tot de taak van EJT behoorde en dat [C] dat als onderaannemer van EJT heeft gedaan. Fouten die [C] daarbij heeft gemaakt, vallen daarom ten opzichte van [gedaagde] binnen de verantwoordelijkheid van EJT. Ter onderbouwing van de stelling dat [C] het inmeten in opdracht van EJT heeft gedaan, verwijst [gedaagde] naar de brief van 30 mei 2015 van de heren [E] en [naam] , waaruit ook in alinea 4.4.7 van dit vonnis al is geciteerd. [gedaagde] stelt dat uit de zin: “
Een externe landmeter is ingehuurd om het gebied volgens de Reggefiber norm opnieuw in te meten en vervolgens te kunnen opleveren”volgt dat EJT de opdrachtgever van [C] was
.[gedaagde] verwijst tevens naar een e-mail van de heer [E] aan de firma [C] van 7 juli 2013, waarin de heer [E] aangeeft dat EJT de schade als gevolg van fouten bij het inmeten op [C] wil verhalen. In de betreffende e-mail benoemt de heer [E] als schade: het bedrag van € 19.050,24 dat [gedaagde] bij EJT in rekening heeft gebracht voor haar eigen werkzaamheden ter correctie van de revisietekeningen en een bedrag van € 9.000,00 aan extra kosten die EJT zelf had gemaakt.
4.4.77.De rechtbank overweegt allereerst dat voldoende vast is komen staan dat [gedaagde] aan Reggefiber een boete van € 26.500,00 heeft betaald. Zowel [gedaagde] als Soli hebben een eindafrekening van Reggefiber in het geding gebracht, waarop zichtbaar is dat de boete in mindering is gebracht op de door Reggefiber aan [gedaagde] te betalen slottermijn. Soli heeft daartegenover niet onderbouwd waarom er volgens haar toch niet vanuit kan worden gegaan dat [gedaagde] een boete heeft betaald aan Reggefiber. Vanwege het gebrek aan motivering gaat de rechtbank aan Soli’s betwisting voorbij.
4.4.78.De rechtbank komt dan ook toe aan beantwoording van de vraag of [gedaagde] de boete kan verhalen op EJT. Nu [gedaagde] zich beroept op verrekening van de boete met haar schuld aan EJT, is het aan [gedaagde] om voldoende onderbouwd te stellen dat de boete het gevolg is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van onderaanneming door EJT. Zowel artikel 6:74 BW als de vrijwaringsbepaling in de overeenkomst van onderaanneming vereisen immers een dergelijk causaal verband.
4.4.79.[gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat zij het glasvezelnetwerk op 21 juni 2013 had moeten opleveren aan Reggefiber, maar dat zij de oplevering pas op 14 augustus 2013 heeft kunnen voltooien. Ter onderbouwing van de stelling dat de vertraging aan EJT te wijten is, heeft [gedaagde] in haar conclusie van dupliek gesteld dat zij vanaf 13 juni 2013 de werkzaamheden van EJT heeft moeten overnemen en dat zij vanaf dat moment
“aansluitingen[heeft]
aangelegd, aansluitingen opnieuw[heeft]
aangelegd die EJT niet goed had aangelegd et cetera”.Daarnaast heeft [gedaagde] gesteld dat zij alle revisiewerkzaamheden voor EJT heeft moeten verrichten.
4.4.80.De stelling dat [gedaagde] tussen 13 juni 2013 en 14 augustus 2013 in plaats van EJT nog aansluitingen heeft moeten aanleggen of opnieuw heeft moeten doen, heeft [gedaagde] niet voldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft niet toegelicht welke aansluitingen zij in plaats van EJT (opnieuw) heeft moeten aanleggen en op welke data zij dat gedaan zou hebben, terwijl Soli harerzijds- gemotiveerd aan de hand van verklaringen van de heren [E] en [B] en de bewindvoerder van EJT- heeft gesteld dat EJT alle aansluitingen al zelf aangelegd had voordat zij haar werkzaamheden moest neerleggen. Op dit punt kan dus niet worden vastgesteld dat EJT tekortgeschoten is, zodat dit ook geen aanleiding kan zijn tot een verhaalsrecht voor de verbeurde boete.
4.4.81.Met betrekking tot de revisiewerkzaamheden geldt dat wel voldoende is onderbouwd dat [gedaagde] deze voor EJT heeft moeten (laten) verrichten, zoals in dit vonnis ook onder 4.4.8 al is overwogen. [gedaagde] heeft echter niet voldoende onderbouwd dat de voor EJT verrichte revisiewerkzaamheden ook de oorzaak zijn van de vertraging van de oplevering aan Reggefiber tot in de maand augustus 2013. [gedaagde] heeft immers al op 28 juni 2013 de door haarzelf (in mei en juni 2013) verrichte revisiewerkzaamheden aan EJT in rekening gebracht en heeft niet gesteld dat zij daarna nog verder revisiewerk voor EJT gedaan heeft.
Wel heeft de heer [F] namens [gedaagde] ter gelegenheid van de comparitie van partijen verklaard dat in mei of juni 2013 de firma [C] is ingeschakeld om nader revisiewerk te doen. Er is echter gesteld noch gebleken dat het revisiewerk door [C] in het werkgebied van EJT tot in augustus 2013 heeft geduurd. Het lag wel op de weg van [gedaagde] om dit te stellen en te onderbouwen. Tussen partijen is immers in confesso dat EJT slechts voor een gedeelte van het totale glasvezelproject in Bergeijk als onderaannemer was ingeschakeld en dat [gedaagde] andere gedeelten van het project zelf deed, terwijl uit de schriftelijke verklaring van de heren [E] en [naam] van 30 mei 2015, waarop [gedaagde] zich in dit verband uitdrukkelijk beroept, volgt dat [C] niet alleen in het werkgebied van EJT meet- en revisiewerk heeft verricht, maar ook werkzaamheden heeft gedaan (én fouten heeft gemaakt) in
“het werkgebied van [gedaagde] ”. In het licht hiervan kan zonder nadere toelichting niet worden vastgesteld dat de vertraging van de oplevering aan Reggefiber is veroorzaakt door fouten die zich binnen de verantwoordelijkheidssfeer van EJT hebben voorgedaan.
4.4.82.[gedaagde] kan de boete die zij heeft betaald aan Reggefiber daarom niet verrekenen met de door Soli overgenomen vordering van EJT.
Factuur [C]
4.4.83.[gedaagde] heeft zich op bij conclusie van antwoord beroepen op verrekening van een bedrag van € 62.859,50, zijnde het totaalbedrag van een factuur van de firma [C] . Deze is door [C] aan [gedaagde] gericht. Op de factuur staat dat deze betrekking heeft op
“Inmeten Glasvezel”voor
“Uw opdracht: Project Bergeijk”.Blijkens de specificatie gaat het om werkzaamheden die zijn verricht van week 2 van 2013 tot en met week 25 van 2013, derhalve van de maanden januari tot en met juni 2013.
4.4.84.[gedaagde] heeft aanvankelijk gesteld dat de factuur van [C] in zijn geheel betrekking heeft op revisiewerkzaamheden die nodig waren doordat de door EJT aangeleverde tekeningen niet compleet waren en niet met de werkelijkheid overeen bleken te stemmen. De gehele factuur zou aldus betrekking hebben op werkzaamheden die [C] in opdracht van [gedaagde] had gedaan, maar die noodzakelijk waren door een tekortkoming zijdens EJT. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de heer [F] evenwel namens [gedaagde] verklaard dat door [gedaagde] pas in mei of juni 2013 aan [C] is opgedragen om onvolkomenheden in de revisietekeningen van EJT op te lossen.
[gedaagde] heeft zich vervolgens in haar conclusie van dupliek, in het kielzog van haar betoog terzake de boete van Reggefiber, op het standpunt gesteld dat [C] juist in opdracht van EJT heeft gewerkt en niet in opdracht van [gedaagde] . Daarna heeft [gedaagde] in haar conclusie van dupliek aangegeven dat zij met betrekking tot de factuur van [C] een bedrag van € 28.004,78 wil verrekenen, maar hoe zij tot dat bedrag komt is niet duidelijk.
4.4.85.Door de wijzigingen en onderlinge tegenstrijdigheid van de stellingen van [gedaagde] is het niet meer eenvoudig vast te stellen wat het standpunt van [gedaagde] over het opdrachtgeverschap van [C] precies is en welk bedrag hier nu mee gemoeid is. Aldus is de tegenvordering onvoldoende onderbouwd. Verder geldt dat de heer [F] ter comparitie namens [gedaagde] heeft verklaard dat de factuur van [C] door [gedaagde] niet daadwerkelijk betaald is. Daar heeft Soli bij repliek nogmaals op gewezen en vervolgens is bij dupliek niet naar voren gebracht dat de factuur inmiddels geheel of gedeeltelijk is voldaan of nog zal worden voldaan. Kennelijk acht [gedaagde] zich niet gehouden tot betaling, en wat zij niet heeft betaald en ook kennelijk niet meer zal betalen kan zij niet op EJT verhalen. Deze post kan dan ook niet in verrekening worden gebracht.
Meerverbruik materiaal
4.4.86.[gedaagde] beroept zich op verrekening van een bedrag van € 156.052,25, op de grond dat EJT bij de uitvoering van de overeenkomst van onderaanneming veel meer materiaal heeft gebruikt dan vooraf tussen EJT en [gedaagde] was begroot. EJT heeft ook geen uitvoering gegeven aan haar verplichting om wekelijks het verbruik van materiaal te verantwoorden, waardoor [gedaagde] pas later dan nodig heeft ontdekt dat er meer materiaal werd gebruikt. De waarde van het boven de begroting gebruikte materiaal vormt voor [gedaagde] schade, die EJT dient te vergoeden.
Soli betwist dat op EJT een verplichting rust tot betaling voor materiaal dat boven de begroting gebruikt is. De begroting was slechts een inschatting van te gebruiken materiaal en geen afgesproken maximum. Soli stelt dat de oorzaak van het overschrijden van de begroting gelegen is in het feit dat [gedaagde] bij de engineering van het project – naar de rechtbank begrijpt: het plannen en uitmeten van de trajecten waar de kabels gelegd zouden worden – bij veel huizen de tuinen te kort heeft opgemeten.
De overeenkomst van onderaanneming vermeldt met betrekking tot materialen:
“Materiaal wordt ter beschikking gesteld door de hoofdaannemer, behoudens de mantelbuizen t.b.v. persingen en gestuurde boringen. Wekelijks wordt door de onderaannemer een opgave gedaan de benodigde materialen (voortschrijdend). Alle materiale worden de onderaannemer verantwoord inzake verbruikt en nog in voorraad.”
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen is door de heer [F] namens [gedaagde] verklaard:
“Ten aanzien van het materiaalverbruik geldt dat EJT contractueel verplicht was dat administratief bij te houden. Er is niet expliciet afgesproken dat indien zij dat niet zou doen en meer materiaal werd verbruikt dan begroot, EJT de kosten daarvan moest dragen. U moet wel begrijpen dat EJT zich heeft gecommitteerd aan de begroting van de materialen, zoals die ook in de hoofdaannemingsovereenkomst is vastgelegd. Volgens EJT kon zij daarmee toe. Als dat dan niet lukt en [gedaagde] als het ware als de leverancier van de materialen optreedt, dan ligt het voor de hand dat [gedaagde] ook voor die leveranties wordt betaald, althans, dat het meerverbruik voor rekening en risico van EJT komt.”
4.4.87.De rechtbank overweegt dat uit de tekst van de overeenkomst van onderaanneming en de verklaring van de heer [F] blijkt dat er geen contractuele afspraak is gemaakt op grond waarvan EJT verplicht was om aan [gedaagde] te betalen voor materiaal dat boven de begroting werd gebruikt. Anders dan de heer [F] heeft gesteld, ligt het – zonder een aldus luidende afspraak – ook niet voor de hand dat meerverbruik voor rekening van EJT zou komen. De afspraak dat materiaal ter beschikking zou worden gesteld door de hoofdaannemer impliceert juist dat het risico van meerverbruik door de hoofdaannemer wordt gedragen. Aan de stelling van [gedaagde] , dat EJT heeft verzuimd om tussentijds verantwoording af te leggen van gebruikte materialen, moet de rechtbank voorbij gaan omdat [gedaagde] niet toegelicht hoe en tot welk bedrag dit voor haar tot schade heeft geleid.
4.4.88.Slotsom is dat de door [gedaagde] aangevoerde post in verband met meerverbruik van materiaal niet kan worden verrekend.
Rechtstreekse schadevordering op Soli
4.4.89.[gedaagde] vordert vergoeding van diverse schades die volgens [gedaagde] door Soli aan zaken van derden zijn toegebracht en die door [gedaagde] aan hen zouden zijn vergoed, zulks tot een totaalbedrag van € 3.232,70. [gedaagde] heeft ieder van die schades door middel van facturen aan Soli doorbelast. Soli heeft deze onbetaald gelaten.
Soli verweert zich allereerst tegen de omvang van het door [gedaagde] genoemde bedrag. Bij doorbelasting van de schades heeft [gedaagde] steeds een (wisselend) bedrag aan “handlingskosten” en tevens btw in rekening gebracht aan Soli. Soli betwist dat er voor berekening van handlingskosten een contractuele grondslag is en wijst erop dat over schadevergoeding geen btw verschuldigd is. Voorts voert Soli aan dat zij door [gedaagde] nimmer in de gelegenheid is gesteld om de schade zelf te herstellen. Met name voor een tweetal specifiek door Soli benoemde schades had dat wel gemoeten. Tot slot stelt Soli dat nergens uit blijkt dat aan haar door [gedaagde] opdracht is verleend om de werkzaamheden te verrichten waarbij volgens [gedaagde] de schades zouden zijn ontstaan. Er zijn door [gedaagde] geen overeenkomsten overgelegd.
4.4.90.De rechtbank gaat eerst in op het laatste punt van Soli. Het is feitelijk juist dat [gedaagde] geen overeenkomst tussen haar en Soli in het geding heeft gebracht, maar alleen de brieven waaruit blijkt dat derden [gedaagde] hebben aangesproken tot vergoeding van schade en de facturen waarmee [gedaagde] die schades aan Soli heeft doorbelast. Soli heeft echter haar betwisting van het bestaan van een rechtstreekse opdrachtrelatie op geen enkele andere manier gemotiveerd, dan door te wijzen op de afwezigheid van (schriftelijke) overeenkomsten. Daarmee heeft Soli onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de werkzaamheden heeft verricht waaraan de aansprakelijkstellingen van de derden refereren, met name nu Soli in dit geding zelf heeft betoogd dat zij in ruime mate bij de aanleg van het glasvezelnetwerk betrokken was en dat zij ook geregeld door [gedaagde] zelf werd ingeschakeld om (herstel)werkzaamheden te verrichten. Met het verlenen van rechtstreekse opdrachten aan Soli zou [gedaagde] volgens de stellingen van Soli pas gestopt zijn, toen Soli de vordering van EJT overnam. Daarom staat vast, dat de uit de aansprakelijkstellingen van derden blijkende schades door Soli zijn veroorzaakt.
4.4.91.Soli heeft wel aanzienlijk stelliger en meer concreet betwist dat er tussen haar en [gedaagde] afspraken zouden bestaan over het in rekening brengen van “handlingskosten”. Zij heeft haar betwisting van een afspraak daarover gemotiveerd door erop te wijzen dat de in rekening gebrachte kosten steeds verschillend van hoogte zijn, zodat het niet om een afgesproken standaardbedrag kan gaan. [gedaagde] heeft harerzijds ook niet verklaard waar de handlingskosten op zouden berusten – noch heeft zij gesteld dat hier afspraken aan ten grondslag zouden liggen, noch heeft zij onderbouwd dat zij dergelijke kosten daadwerkelijk en in redelijkheid heeft gemaakt. De handlingskosten kunnen daarom niet in de door [gedaagde] ingeroepen verrekening worden betrokken.
4.4.92.Ook de btw die [gedaagde] in haar facturen aan Soli opneemt dient naar het oordeel van de rechtbank buiten verrekening te blijven. Het door [gedaagde] aan Soli doorbelaste bedrag betreft immers niet het leveren van goederen of diensten aan Soli. Voor zover [gedaagde] btw heeft betaald aan dienstverleners die schades hebben hersteld, mag worden verondersteld dat zij deze bij haar eigen aangifte omzetbelasting in aftrek kan brengen.
4.4.93.Voor het overige zijn de schades door [gedaagde] wel door verrekening op Soli te verhalen. De stelling van Soli, dat zij eerst in de gelegenheid gesteld had moeten worden om de schades te inspecteren en zelf te verhelpen, vindt geen steun in het recht. Het gaat hier om een onrechtmatige daad van Soli ten opzichte van de derden wier zaken zijn beschadigd. Die derden hoeven niet te dulden dat eerst Soli de kans krijgt om zelf herstel te plegen, maar hebben direct recht op vergoeding van hun schade. [gedaagde] is daar uit hoofde van artikel 6:171 BW mede aansprakelijk voor. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] en Soli in hun onderlinge rechtsverhouding zijn afgeweken van de wettelijke regels omtrent de draagplicht van hoofdelijk schuldenaren. Daar waar [gedaagde] een schade vergoedt die door Soli is veroorzaakt, en die dus Soli geheel aangaat, kan [gedaagde] het door haar vergoede bedrag derhalve op grond van art. 6:102 en 6:10 BW op Soli verhalen.
4.4.94.Slotsom is dat van het door [gedaagde] genoemde bedrag van € 3.232,70 een gedeelte ter grootte € 2.640,24 kan worden verrekend.