In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen bij een bedrijf in Oss. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 april 2013, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid geld heeft willen weg te nemen, waarbij hij en zijn mededader geweld en bedreiging met geweld hebben gebruikt tegen een slachtoffer. De verdachte heeft dreigend gezegd: 'ik wil kassageld' en heeft daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op het slachtoffer. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de bevoegdheid van de rechtbank om van de zaak kennis te nemen bevestigd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.
De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de voorwaarden van toezicht door de reclassering en behandeling bij de GGZ. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten binnen de rechtspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, een gevangenisstraf noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld in aanwezigheid van de griffier.