ECLI:NL:RBOBR:2016:5245

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
26 september 2016
Zaaknummer
01/820402-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gewapende overval met bedreiging en poging tot diefstal

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen bij een bedrijf in Oss. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 april 2013, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid geld heeft willen weg te nemen, waarbij hij en zijn mededader geweld en bedreiging met geweld hebben gebruikt tegen een slachtoffer. De verdachte heeft dreigend gezegd: 'ik wil kassageld' en heeft daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op het slachtoffer. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de bevoegdheid van de rechtbank om van de zaak kennis te nemen bevestigd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de voorwaarden van toezicht door de reclassering en behandeling bij de GGZ. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten binnen de rechtspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, een gevangenisstraf noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820402-14
Datum uitspraak: 27 september 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 mei 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 april 2013 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "ik wil kassageld", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (daarbij) opzettelijk dreigend een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op voornoemde [slachtoffer 1] , in elk geval in de directe nabijheid van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 09 april 2013 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 1] , met zijn mededader [bedrijf 1] is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Deze poging tot diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, waarbij deze bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: "ik wil kassageld" en daarbij opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op voornoemde [slachtoffer 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht (meldplicht en zijn medewerking verlenen aan begeleid wonen).
Een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor wat betreft de geëiste gevangenisstraf met bijzondere voorwaarde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht om de geëiste werkstraf te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader geprobeerd om een gewapende overval te plegen bij [bedrijf 1] in Oss. Een dergelijk delict, zeker wanneer daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp wordt getoond, is voor de slachtoffers een uiterst nare ervaring waarvan zij nog lange tijd last kunnen hebben. Verdachte en zijn mededader hebben daarvoor totaal geen oog gehad en hebben alleen maar snel aan geld willen komen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voor de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank zal daar echter in belangrijke mate ten voordele van verdachte van afwijken omdat:
  • uit door het Leger des Heils op 24 augustus en 7 september 2016 over de persoon van verdachte verstrekte informatie blijkt, dat na het aan het licht komen van het door verdachte gepleegde strafbare feit, zijn persoonlijke omstandigheden zich zodanig in positieve zin hebben gewijzigd, dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het gedrag van verdachte zich ten goede zal keren;
  • sinds het tijdstip waarop het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank is niettemin van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het reclasseringsadvies d.d. 24 augustus 2016 en het schrijven van het Leger des Heils van 7 september 2016 zullen aan deze voorwaardelijke straf na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45, 63, 310, 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R), gevestigd te Amsterdam, Weesperzijde 70, en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij de GGZ, zolang de reclassering dit nodig acht;
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal verblijven in de begeleide woonvorm Vast en Verder van het Leger des Heils in Den Helder, en zich zal houden aan het (dag)-programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, en dat veroordeelde zich tevens voldoende meewerkend opstelt bij de aan hem aangeboden hulp met betrekking tot onderwerpen dagbesteding en financiën, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 27 september 2016.