ECLI:NL:RBOBR:2016:5213

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
01/820209-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens woningovervallen en oplichting van oudere dame

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 september 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan meerdere woningovervallen en oplichting van een oudere dame. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een periode van een maand drie woningovervallen heeft gepleegd en een oudere dame heeft opgelicht. De rechtbank legt een gevangenisstraf van acht jaren op, waarbij de verdachte ook verplicht wordt om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden in de vervolging, omdat er geen sprake is van een eerdere veroordeling in België voor dezelfde feiten. De rechtbank oordeelt dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, en dat de verdachte strafbaar is voor de gepleegde feiten. De rechtbank houdt rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, maar acht een gevangenisstraf van acht jaren noodzakelijk om recht te doen aan de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820209-15
Datum uitspraak: 26 september 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1986] ,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Beveren (België),
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting tijdelijk verblijvende in de PI Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 april 2015, 8 februari 2016 en 12 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2011 te Baarle-Nassau tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een woning (gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen
onder andere een kluis (inhoudende onder andere een hoeveelheid sieraden en/of
munten en/of aanstekers) en/of een tas (met inhoud) en/of pincodes in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
mededaders
- de ruit van de voordeur van de woning heeft verbroken en/of
- die woning is binnengedrongen en/of
- de slaapkamer -waar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich bevonden- is
binnengedrongen en/of
- een of meer vuurwapens en/of een mes en/of een loden pijp/ijzeren staaf op
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gericht en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) dreigend heeft toegevoegd: "Geld,
sieraden, juwelen" en/of "Waar is mijn coke en mijn hash en wiet en sieraden
en geld" en/of "De sluitel van de kluis" en/of "Ik ga over lijken, ik schiet
je dood", althans (telkens) woorden van soortgelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen op bed te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen haar ochtendjas open te maken en/of
- de knieen en/of de handen van die [slachtoffer 1] heeft vastgebonden en/of
- de bil en/of borst van die [slachtoffer 1] heeft gekust en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen op zijn mond te kussen en/of
- de benen van die [slachtoffer 1] meermalen uit elkaar heeft gedaan en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd dat hij haar wilde verkrachten en/of
- die [slachtoffer 2] heeft gedwongen naar een andere kamer te gaan en/of
- de polsen en/of de voeten van die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en/of
- die [slachtoffer 2] met een loden pijp ijzeren staaf tegen zijn arm heeft
geslagen; (Zaak B1)
2.
hij op of omstreeks 15 oktober 2011 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3]
te dwingen tot de afgifte van een autosleutel (teneinde vervolgens met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de daarbij behorende auto weg te
nemen), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld
heeft/hebben bestaan uit het:
- binnendringen van de woning van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] waar op dat moment
tevens aanwezig waren (de meerderjarige kinderen) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
, en/of waarbij dreigend is geroepen: "open doen" en/of vervolgens met
kracht met een (ijzeren) staaf, althans een hard voorwerp, op het
slaapkamerraam van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] is geslagen en/of
vervolgens (met kracht) de voordeur is opengebroken/opengetrapt, en/of
- toen hij/zij eenmaal in de woning was/waren die [slachtoffer 3] dreigend toe
te voegen: "Autosleutels" en/of vervolgens die [slachtoffer 3] vastpakken en/of
die [slachtoffer 3] op/tegen de grond duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (Zaak B2)
3.
hij op of omstreeks 19 september 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of een of meer
horloge(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 7] heeft vastgepakt en/of
- de arm van die [slachtoffer 7] op haar rug heeft gedraaid en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer 7] heeft gedrukt en/of
- de telefoondraad in de woning van die [slachtoffer 7] heeft doorgesneden;
4.
hij op of omstreeks 17 oktober 2011 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft
bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid zilveren en/of gouden sieraden, in
elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- naar de woning van die [slachtoffer 8] is gegaan en/of
- zich aan die [slachtoffer 8] heeft voorgedaan als een medewerker van [bedrijf 1]
en/of
- tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat zij, [slachtoffer 8] , een schuld had openstaan bij
de [gemeente 1] à 562,65 Euro
- Die [slachtoffer 8] , bij gebrek aan geld, om sieraden heeft gevraagd, waardoor die
[slachtoffer 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de vervolging van verdachte in strijd is met het beginsel van “ne bis in idem”, oftewel dat er sprake is van een dubbele vervolging van dezelfde strafbare feiten. Volgens de raadsman heeft het Hof van Assisen van de provincie Antwerpen de verdachte reeds voor de onderhavige feiten vervolgd en bestraft. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman aangevoerd dat de onderhavige feiten deel uitmaken van een reeks grensoverschrijdende, strafbare gedragingen die reeds zijn beoordeeld en meegewogen in de strafmaat door het Hof van Assisen, hetgeen heeft geresulteerd in oplegging van de maximaal mogelijke straf aan verdachte: levenslange gevangenisstraf.
Voorts heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat het niet maken van afspraken tussen de Belgische en Nederlandse justitie omtrent de overname van strafvervolging een bewuste strategie van het Openbaar Ministerie is geweest om verdachte alsnog bijkomend te kunnen bestraffen bovenop de hem in België reeds opgelegde maximumstraf van levenslange gevangenisstraf. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het Openbaar Ministerie reeds in 2011 wetenschap had van de samenhang van de feiten en zij continu overleg heeft gehad met de Belgische autoriteiten. De thans aan de orde zijnde feiten hadden meegenomen dienen te worden bij de strafprocedure in België. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie er bewust voor heeft gekozen om de onderhavige feiten parallel in Nederland te vervolgen. Volgens de raadsman heeft er geen redelijke en billijke belangenafweging plaatsgevonden en is het belang van verdachte bij concentratie van strafvervolging veronachtzaamd, hetgeen onder de gegeven omstandigheden kan worden aangemerkt als willekeurige vervolging.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte voor de onderhavige feiten reeds eerder is veroordeeld, omdat aan verdachte thans andere strafbare gedragingen ten laste zijn gelegd waarover het Hof van Assisen zich niet heeft uitgelaten. Verdachte is voor de onderhavige feiten niet vervolgd in België en de feiten zijn niet eerder bestraft. Derhalve kan er geen sprake zijn van een situatie als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van de onderhavige feiten.
De rechtbank is van oordeel dat niet nader is onderbouwd op basis waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat er sprake is van een bewuste strategie van de Belgische en Nederlandse autoriteiten om de verdachte in twee landen parallel te vervolgen. De enkele stelling dat hiervan sprake zou zijn, is in dit verband ontoereikend. De wenselijkheid van concentratie van strafvervolging is door de officier van justitie onderschreven. De officier van justitie heeft kennis van de in België geldende regelgeving en heeft getracht afspraken te maken met de Belgische autoriteiten omtrent een gezamenlijke afdoening van alle feiten. De Belgische justitie heeft daaraan echter geen medewerking verleend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van willekeurige vervolging niet is gebleken.
Dit betekent dat de officier van justitie in haar vervolging kan worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Ten aanzien van feit 1 vordert de officier van justitie vrijspraak van het zedenaspect.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich onthouden van een betoog ten aanzien van het bewijs en heeft derhalve dienaangaande geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel over de feitelijke gang van zaken op de navolgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1: woningoverval Baarle-Nassau
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart in de nacht van 4 oktober 2011 omstreeks 03.30 uur in bed te hebben gelegen op het moment dat zij hoorde dat haar man naar boven kwam. Kort hierop hoorde zij een doffe klap, alsof er een ruit werd ingeslagen. Vervolgens hoorde zij personen op de trap naar boven komen. Zij zag twee personen de slaapkamer van de woning van haar en haar man [slachtoffer 2] aan [adres 2] te [gemeente 2] binnenkomen. Een derde persoon hoorde zij op de overloop roepen. Zij zag een donkere en een lange man die allebei een pistool hadden. De lange man was de aanvoerder en schreeuwde: "Geld, sieraden, juwelen”. Aangeefster zag dat beide personen hierbij het pistool op haar en haar man gericht hielden. Aangeefster zag de derde persoon met een loden pijp en een mes de slaapkamer binnenkomen. Zij hoorde dat de donkere man riep: “waar is mijn coke en mijn hash en mijn wiet en sieraden en geld”. Aangeefster verklaart dat de lange man een pistool op haar richtte en schreeuwde om de sleutel van de kluis. Vervolgens schreeuwde de lange man om de pincode van de bankpassen. Aangeefster zag dat de lange man haar man [slachtoffer 2] uit de slaapkamer sleurde. Aangeefster omschrijft de lange man als blank, lengte 1.85 meter, normaal postuur, leeftijd achter in de twintig, Nederlandstalig zonder accent, met een zilver glimmend pistool. Aangeefster verklaart onder andere een kluis, horloges, verschillende bankpassen, een armband en sieraden te missen. In de kluis lagen onder andere zilveren munten en sieraden. [2] Uit de aangifte blijkt dat bij de overval ook een zestal Dupont aanstekers is weggenomen. [3]
Aangever [slachtoffer 2] verklaart op 4 oktober 2011 omstreeks 03.00 uur naar bed te zijn gegaan. Zijn vrouw lag op dat moment al te slapen. Iets later hoorde hij een geweldige knal en glasgerinkel. Voordat aangever de slaapkamer uit kon komen, kwamen er drie mannen de trap op die hem terug de slaapkamer in stuurden. Dader 1 was een donker type met een zwart pistool in zijn handen. Aangever verklaart dat dader 1 riep: “ik ga over lijken, ik schiet je dood”. Tijdens het schreeuwen dreigde hij met een pistool door het pistool op aangever te richten. Dader 2 was een blanke man, duidelijk langer dan de rest, lengte 1.85 meter en tussen de 25 en 30 jaren oud met een chroom- of zilverkleurig pistool. Aangever verklaart dat dader 2 een ijzeren staaf bij zich had waarmee hij aangever tegen zijn rechterbovenarm heeft geslagen. Aangever verklaart dat hij naar een andere slaapkamer moest waar zijn polsen en voeten zijn vastgebonden. Aangever verklaart dat de daders onder andere een kluis, sieraden, geld en een horloge hebben weggenomen. [4]
Verdachte verklaart bij de Federale Gerechtelijke Politie Turnhout te België dat het zijn idee was om de overval op de woning aan [adres 2] te [gemeente 2] op 4 oktober 2011 te plegen. Verdachte verklaart dat hij de bestuurder van de auto was en dat er twee andere mannen in de Audi zaten. Verdachte verklaart dat het raam door de lange man is ingegooid om binnen te komen, waarna de lange man als eerste de woning is binnengegaan. Verdachte verklaart dat er drie personen in de woning zijn geweest. Verdachte verklaart dat de lange man en de (donkere) man met de bril naar boven renden. Verdachte verklaart 1.88 meter groot te zijn en verklaart dat de andere twee mannen duidelijk kleiner zijn van gestalte. Verdachte verklaart dat er twee mannen met een pistool waren. Verdachte verklaart dat de donkere man gebruik maakte van zijn pistool en dat hij weet wie het zilverkleurige pistool heeft gebruikt. Verdachte verklaart dat zij een kluis met antiek zilverwaar en oude munten, horloges, een aantal sieraden en Dupont aanstekers buit hebben gemaakt. In de tas zaten portemonnees met inhoud. Verdachte verklaart dat hij een papiertje had met de codes van de weggenomen bankpassen waarmee is gepind. Verdachte verklaart dat hij in de periode van de overval Marlboro rookte. Verdachte verklaart dat het mogelijk is dat hij een peuk heeft achtergelaten waarop zijn DNA is aangetroffen. [5]
Door de politie werd een sigarettenpeuk van het merk Marlboro aangetroffen in het maïsveld naast de woning van [adres 2] te [gemeente 2] . [6] Uit een vergelijkend DNA-onderzoek, uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut, blijkt dat het celmateriaal op de sigarettenpeuk AABZ3961NL afkomstig kan zijn van [verdachte] . De berekende frequentie van het DNA-profiel van het celmateriaal op de sigarettenpeuk is kleiner dan één op één miljard. Dit wil zeggen dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel, kleiner is dan één op één miljard. [7]
De rechtbank stelt vast dat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van zijn betrokkenheid bij de woningoverval op 4 oktober 2011 aan [adres 2] te Baarle-Nassau. De rechtbank hecht geen waarde aan de verklaring van verdachte dat niet hij, maar [medeverdachte 1] in de woning is geweest, terwijl hij op de uitkijk heeft gestaan. De aangevers verklaren over drie ongemaskerde mannen die de woning zijn binnengedrongen en omschrijven de daders van de overval als een lange, een donkere en een korte man. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangevers. Er wordt door de aangevers niet expliciet gesproken over een vrouw. De rechtbank gaat er op basis van het voorgaande vanuit dat verdachte door de aangevers wordt omschreven als de ‘lange man’ en ‘dader 2’. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit om die reden wettig en overtuigend bewezen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden
vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op de onzedelijke handelingen, begaan ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
Verdachte heeft bij de Federale Gerechtelijke Politie Turnhout te België ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd. Nu verdachte nadien daar niet op terug is gekomen en de raadsman van verdachte geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 2: afpersing Bergen op Zoom
- Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] ; [8]
- Proces-verbaal van verhoor [verdachte] ; [9]
- Proces-verbaal van verhoor [verdachte] ; [10]
- Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] ; [11]
- Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] ; [12]
- Proces-verbaal van sporenonderzoek verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ; [13]
- Een rapport DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut. [14]
Feit 3: diefstal met geweld Tilburg
- Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] ; [15]
- Proces-verbaal van verhoor [verdachte] . [16]
Feit 4: oplichting Chaam.
- Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] ; [17]
- Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ; [18]
- Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ; [19]
- Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] . [20]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte en opgegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 04 oktober 2011 te Baarle-Nassau tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning
(gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen onder andere een kluis (inhoudende onder andere een hoeveelheid sieraden en munten en aanstekers) en een tas (met inhoud) en pincodes, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of (een van) zijn mededaders
- de ruit van de voordeur van de woning heeft verbroken en
- die woning is binnengedrongen en
- de slaapkamer -waar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden- is

binnengedrongen en

- vuurwapens en een mes en een loden pijp/ijzeren staaf op die [slachtoffer 1] en/of

die [slachtoffer 2] heeft gericht en

- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] telkens dreigend heeft toegevoegd: "Geld,
sieraden, juwelen" en/of "Waar is mijn coke en mijn hash en wiet en sieraden
en geld" en/of "De sleutel van de kluis" en/of "Ik ga over lijken, ik schiet
je dood" en
- die [slachtoffer 2] heeft gedwongen naar een andere kamer te gaan en
- de polsen en de voeten van die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en
- die [slachtoffer 2] met een loden pijp/ijzeren staaf tegen zijn arm heeft

geslagen;

2.
op 15 oktober 2011 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3]
te dwingen tot de afgifte van een autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] , teneinde vervolgens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de daarbij behorende auto weg te nemen, welk geweld en/of bedreiging met geweld heeft/hebben bestaan uit het:
- binnendringen van de woning van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] waar op dat moment
tevens aanwezig waren [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ,
waarbij dreigend is geroepen: "open doen" en vervolgens met kracht met een ijzeren staaf op het slaapkamerraam van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is geslagen en vervolgens met kracht de voordeur is opengebroken, en
- toen zij eenmaal in de woning waren die [slachtoffer 3] dreigend toe te voegen: "Autosleutels" en vervolgens die [slachtoffer 3] vast te pakken en die [slachtoffer 3] tegen de grond te duwen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 19 september 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee met inhoud en horloges, toebehorende aan [slachtoffer 7] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte of zijn mededader
- die [slachtoffer 7] heeft vastgepakt en
- de arm van die [slachtoffer 7] op haar rug heeft gedraaid en
- een hand op de mond van die [slachtoffer 7] heeft gedrukt en
- de telefoondraad in de woning van die [slachtoffer 7] heeft doorgesneden;
4.
op 17 oktober 2011 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid zilveren en gouden sieraden, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- naar de woning van die [slachtoffer 8] gegaan en
- zich aan die [slachtoffer 8] voorgedaan als een medewerker van [bedrijf 1]
- tegen die [slachtoffer 8] gezegd dat zij, [slachtoffer 8] , een schuld had openstaan bij

de [gemeente 1] à 562,65 Euro en

- die [slachtoffer 8] , bij gebrek aan geld, om sieraden gevraagd, waardoor die

[slachtoffer 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte is van mening dat kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover die uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zijn gebleken.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van een maand schuldig gemaakt aan een gewapende woningoverval, twee overvallen met geweld op een woning en een oplichting van een oudere dame. Verdachte is tweemaal in de nachtelijke uren en eenmaal op klaarlichte dag binnengedrongen in een woning met de bedoeling om daar goederen van waarde weg te nemen, dan wel autosleutels te bemachtigen, teneinde de op de oprit geparkeerde auto buit te maken. Verdachte en zijn mededaders hebben de bewoners van de woningen onder bedreiging van wapens of onder gebruik van geweld gemaand hun eigendommen af te staan, waarna zij er al dan niet met buit vandoor zijn gegaan. De verdachte heeft zich op 17 oktober 2011 voorgedaan als een medewerker van een incassobureau en heeft op deze wijze een oudere dame bewogen om sieraden af te staan.
Uit de aanwezigheid van slachtoffers op de terechtzitting, bijna vijf jaar na dato, blijkt de impact die de feiten op die slachtoffers heeft gehad. De slachtoffers zijn in hun eigen woning bedreigd en er is geweld toegepast. De slachtoffers is hierdoor veel leed aangedaan en zij hebben angstige momenten moeten doorstaan. Bovenal is hun gevoel van privacy en veiligheid in hun eigen woning sterk aangetast. Dit terwijl de woning juist bij uitstek de plaats is waar men zich veilig moet kunnen voelen.
Het gewelddadige karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugdeinst om al dan niet samen met anderen zwaar geweld tegen andere personen te gebruiken. Gelet op de hoge leeftijd van het overgrote deel van de slachtoffers en de forse en gewelddadige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, gaat het naar het oordeel van de rechtbank om laffe en gewetenloze daden. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Daarnaast brengen dergelijke misdrijven voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Evenmin heeft verdachte laten blijken enig mededogen met hen te hebben. Het initiatief tot het plegen van de strafbare feiten ging mede uit van verdachte. De rechtbank rekent verdachte deze kwalijke feiten zwaar aan.
Bij de beoordeling betrekt de rechtbank het door psycholoog drs. J. Nys op 19 juli 2016 omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte psychologisch rapport Pro Justitia. Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te diagnosticeren als een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was er ook sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van misbruik van alcohol, amfetaminen en cocaïne. De stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte zodanig, dat het ten laste gelegde mede daaruit kan worden verklaard. De rapporteur concludeert dat de beïnvloedingsmogelijkheid van gedragskundige interventies gering is. De zorgprognose van verdachte is dan ook ongunstig. Geadviseerd wordt verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt deze conclusie over.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De rechtbank houdt geen rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu het bepaalde in dat wetsartikel niet van toepassing is op eerdere in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen door buitenlandse rechters.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij integraal toewijsbaar en verzoekt daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, te weten € 24.632,50 aan materiële schadevergoeding en € 2.500,-- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij integraal toewijsbaar en verzoekt daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten € 1.719,03 aan materiële schadevergoeding en tot een bedrag van € 4.000,-- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering tot immateriële schadevergoeding, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de erven van de benadeelde partij [slachtoffer 8] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de erven van de benadeelde partij integraal toewijsbaar en verzoekt daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich met betrekking tot de vordering van de erven van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] inmiddels is overleden. Uit de overgelegde verklaring van erfrecht blijkt dat [persoon 1] bevoegd is de erfgenamen te vertegenwoordigen.
De rechtbank acht de vordering, ingediend door de erven van de benadeelde partij, in haar geheel toewijsbaar, te weten € 410,-- aan materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de erven van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
24c, 36f, 45, 47, 57, 60a, 312, 317 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van oplichting.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
Gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren
Ten aanzien van feit 1
Maatregel van schadevergoeding van EUR 27.132,50 subsidiair 170 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] , van een bedrag van
EUR 27.132,50 (zegge: zevenentwintigduizend honderdentweeëndertig euro en
vijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 170 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,-- immateriële schadevergoeding en EUR 24.632,50 materiële schadevergoeding (post: gestolen goederen). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 4 oktober 2011, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
EUR 27.132,50 (zegge: zevenentwintigduizend honderdentweeëndertig euro en
vijftig cent), te weten EUR 2.500,-- immateriële schadevergoeding en
EUR 24.632,50 materiële schadevergoeding (post: gestolen goederen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 4 oktober 2011, tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Ten aanzien van feit 1
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5.719,03 subsidiair 63 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 5.719,03 (zegge: vijfduizend en zevenhonderdennegentien euro en drie cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 4.000,-- immateriële schade en EUR 1.719,03 materiële schade (post: reiskosten, gestolen goederen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 4 oktober 2011, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
EUR 5.719,03 (zegge: vijfduizend en zevenhonderdennegentien euro en drie
cent), te weten EUR 4.000,-- immateriële schade en EUR 1.719,03 materiële
schade (post: reiskosten, gestolen goederen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 4 oktober 2011, tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
Betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet- ontvankelijk is.
Ten aanzien van feit 4
Maatregel van schadevergoeding van EUR 410,-- subsidiair 8 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de erven van het [slachtoffer 8] , van een bedrag van
EUR 410,-- (zegge: vierhonderdentien euro), bij gebreke van betaling en verhaal
te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
EUR 410,-- materiële schadevergoeding (post: ontvreemde sieraden). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 17 oktober 2011, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de erven van de benadeelde partij [slachtoffer 8] van een bedrag van EUR 410,-- (zegge: vierhonderdentien euro), te weten EUR 410,-- materiële schadevergoeding (post: ontvreemde sieraden).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 17 oktober 2011, tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. A.M. Bossink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 26 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 205A12002 van de politie Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Recherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 2139.
2.Verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 4 oktober 2011, p. 79-81 van voornoemd proces-verbaal.
3.Verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 12 oktober 2011, p. 83, p. 87 van voornoemd proces-verbaal.
4.Verklaring van aangever [slachtoffer 2] , d.d. 4 oktober 2016, p. 100-102 van voornoemd proces-verbaal.
5.Verklaring van verdachte, d.d. 19 juni 2013, p. 467-471, p. 476-477 van voornoemd proces-verbaal.
6.Relaas van [verbalisant 5] , d.d. 4 oktober 2011, p. 111 van voornoemd proces-verbaal.
7.Rapport van het NFI van 24 mei 2013, zaaknummer 2011.1103.123 (aanvraag 002), opgemaakt door drs. ing. T.J.P. de Blaeij, p. 343-344 van voornoemd proces-verbaal.
8.Verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] , d.d. 16 oktober 2011, p. 647-648 van voornoemd proces-verbaal.
9.Verklaring van verdachte, d.d. 17 februari 2012, p. 758 van voornoemd proces-verbaal.
10.Verklaring van verdachte, d.d. 19 juni 2013, p. 791-793 van voornoemd proces-verbaal.
11.Verhoor van getuige [slachtoffer 3] , d.d. 16 oktober 2011, p. 651 van voornoemd proces-verbaal.
12.Verhoor van getuige [slachtoffer 3] , d.d. 14 november 2011, p. 654-656 van voornoemd proces-verbaal.
13.Relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , d.d. 9 november 2011, p. 673-674 van voornoemd proces-verbaal.
14.Rapport van het NFI van 22 november 2011, zaaknummer 2011.11.08.003 (aanvraag 001), opgemaakt door
15.Verklaring van aangeefster [slachtoffer 7] , d.d. 19 september 2011, p. 940-947 van voornoemd proces-verbaal.
16.Verklaring van verdachte, d.d. 19 juni 2013, p. 1015-1017 van voornoemd proces-verbaal.
17.Verklaring van aangeefster [slachtoffer 8] , d.d. 18 oktober 2011, p. 1212 van voornoemd proces-verbaal.
18.Verklaring van verdachte, d.d. 17 februari 2012, p. 1298 van voornoemd proces-verbaal.
19.Verklaring van verdachte, d.d. 19 juni 2013, p. 1336-1338 van voornoemd proces-verbaal.
20.Relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , d.d. 12 juni 2012, P. 1290, p. 1293 van voornoemd proces-verbaal.