Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Vrijspraak primair ten laste gelegde. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het door de officier van justitie gestelde gewoontewitwassen moet worden bewezen dat verdachte wist dat haar gedraging een uit misdrijf afkomstig goed betrof. Er moet dus sprake zijn geweest van opzet daarop, op mijn minst genomen voorwaardelijk opzet. Om tot een dergelijke bewezenverklaring te kunnen komen zal de rechtbank in ieder geval moeten vaststellen dat verdachte wist dat het geld waarop de tenlastelegging doelt uit enig misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft ter terechtzitting van 31 augustus 2016 verklaard dat zij in de veronderstelling was dat haar toenmalige partner [persoon 1] zich bezighield met autohandel en dat het geld dat zij van hem kreeg daaruit afkomstig was. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om het door verdachte gestelde te weerleggen. Anders dan de officier van justitie maar met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet onomstotelijk kan worden bewezen dat verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de gelden.
Beoordeling.
geldbedrag van € 6.000,--‘, op details uiteen. Ook ten aanzien van de quad is wisselend en strijdig met elkaar door verdachte en de getuigen [persoon 3] en [persoon 4] verklaard.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
- gevangenisstraf voor de duur van vier maanden;
- verbeurdverklaring van de twee in beslag genomen quads.