ECLI:NL:RBOBR:2016:5041

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
01/879364-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met geweld gepleegd door meerdere personen

Op 14 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een straatroof heeft gepleegd. De overval vond plaats op 1 maart 2016 te Uden, waarbij de verdachte en zijn mededader een leverancier van een Poolse winkel beroofden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval gepaard ging met grof geweld, waaronder het gebruik van pepperspray en bedreiging met een mes. De verdachte heeft de tas van het slachtoffer, die een geldbedrag van ongeveer 8435 euro bevatte, weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en heeft hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Volkswagen Passat en onttrekking aan het verkeer van een mes gelast. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en het berouw dat hij heeft getoond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde en de impact van de overval op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879364-16
Datum uitspraak: 14 september 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1975] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juni 2016 en 31 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 mei 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 31 augustus 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 maart 2016 te Uden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, Prior van Milstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas inhoudende onder andere een (groot) geldbedrag (ongeveer 8435 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 01 maart 2016 te Uden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, Prior van Milstraat, in elk geval op of aan een openbare weg,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas inhoudende onder andere een geldbedrag (ongeveer 8435 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader,
- voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) bij zijn nek heeft/hebben vastgepakt, althans vastgehouden en/of
- meermalen, althans éénmaal pepperspray, althans een bijtende en/of prikkende vloeistof naar en/of in de richting van en/of tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gespoten, althans gebruikt en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond/voorgehouden en/of (daarbij/vervolgens) de volgende woorden toegevoegd/gezegd: "Ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- aan de tas van voornoemde [slachtoffer 1] hebben getrokken en/of - de riem van voornoemde tas met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp hebben doorgesneden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 01 maart 2016 te Uden, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, Prior van Milstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas inhoudende onder andere een geldbedrag (ongeveer 8435 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader,
- voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) bij zijn nek heeft vastgepakt en
- pepperspray naar en/of in de richting van en/of tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]

heeft/hebben gespoten en

- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getrapt en/of geschopt en
- aan de tas van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken en - de riem van voornoemde tas met een mes heeft/hebben doorgesneden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie:

  • gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • verbeurdverklaring van de Volkswagen Passat;
  • onttrekking aan het verkeer van het mes;
  • teruggave van het leren herenjack en het grijze vest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 1 maart 2016 omstreeks 11:45 uur heeft verdachte samen met een ander vóór de Poolse winkel te Uden een leverancier van die winkel beroofd. De overval ging gepaard met grof geweld. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben en gevoelens van angst en onveiligheid oproepen.
Overvallen leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving, dit geldt zeker voor de personen die getuige waren van voornoemde overval.
Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 augustus 2016 volgt dat verdachte één keer eerder is veroordeeld ter zake een eenvoudige winkeldiefstal, alsmede dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en berouw heeft getoond.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gezien de duur van de gevangenisstraf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, komt verdachte niet in aanmerking voor de door de verdediging bepleitte onmiddellijke invrijheidstelling. De rechtbank wijst dit verzoek derhalve af.

Beslag.

Verbeurdverklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.

Onttrekking aan het verkeer.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Teruggave.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag
genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 310, 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
Gevangenisstrafvoor de duur van
2 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten: - een groene Volkswagen Passat, voorzien van kenteken PT-LG-21.Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten: - een mes, goednummer 964938.Teruggave in beslag genomen goederen, aan [verdachte] , geboren [1975] ,te weten: - een leren herenjack, kleur zwart, goednummer 966323; - een grijs vest, goednummer 966338.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 14 september 2016.
Mr. B. Poelert is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.