Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster
[persoon 1] en [persoon 2], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. E.T. Stevens en
[bedrijf] ., te [vestigingsplaats] , gemachtigde: mr. dr. H.H. van Steijn.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 10 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg voor het gebruik van een pand als uitvaarthuis. De voorzieningenrechter oordeelde dat de mededeling van de gemeente dat het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan geen besluit is. Verzoekster had een vergunning moeten aanvragen om een besluit uit te lokken. De voorzieningenrechter kwalificeerde het uitvaarthuis als een maatschappelijke voorziening, maar oordeelde dat het gebruik in strijd is met artikel 25.1 van de planregels, omdat niet kan worden uitgesloten dat er een toename van de parkeerbehoefte zal zijn. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het te verstrekkend was en verzoekster eerst een vergunning moest aanvragen. De uitspraak benadrukt het belang van het aanvragen van een vergunning bij wijzigingen in gebruik van een pand en de rol van derden in het bezwaarproces.