ECLI:NL:RBOBR:2016:4945

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
01/860143-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke onvoorzichtigheid op rotonde

Op 8 september 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 februari 2016 in Loosbroek een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft de rotonde op een onvoorzichtige manier benaderd door deze linksom op te rijden, in strijd met de verplichte rijrichting. Dit leidde tot een aanrijding met een bromfiets, waarbij de bestuurster van de bromfiets zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken been en pols.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 25 augustus 2016 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte gehoord. De rechtbank heeft de schuld van de verdachte beoordeeld aan de hand van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 6, dat spreekt over schuld in de zin van onvoorzichtigheid of onoplettendheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, maar niet aan roekeloos rijden. De opgelegde straf bestond uit een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit, en heeft besloten af te wijken van de eis van de officier van justitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860143-16
Datum uitspraak: 08 september 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juli 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 februari 2016 te Loosbroek, gemeente Bernheze, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Kampweg, gekomen op of ter hoogte van de rotonde gevormd door deze weg en de weg, Dintherseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, vanaf die weg, Kampweg, die rotonde linksom (in strijd met de door bord D1 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aangeduide verplichte rijrichting op die rotonde, te weten rechtsom) op te rijden en/of (vervolgens) op of ter hoogte van die rotonde tegen een vanaf die Dinterseweg komende bromfiets aan te rijden, waardoor een ander (te weten de bestuurster van die bromfiets, genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken been en/of gebroken pols, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2016 te Loosbroek, gemeente Bernheze, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Kampweg, gekomen op of ter hoogte van de rotonde gevormd door deze weg en de weg, Dintherseweg, vanaf die weg, Kampweg, die rotonde linksom (in strijd met de door bord D1 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aangeduide verplichte rijrichting op die rotonde, te weten rechtsom) is opgereden en/of (vervolgens) op of ter hoogte van die rotonde tegen een vanaf die Dinterseweg komende bromfiets is aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

Op 26 februari 2016 is verdachte als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Kampweg in Loosbroek, gemeente Bernheze, gekomen op de rotonde van de Kampweg en de Dintherseweg, de rotonde in strijd met de aangeduide verplichte rijrichting linksom opgereden en is daar vervolgens tegen een op die rotonde rijdende bromfiets aangereden. Ten gevolge van deze aanrijding heeft de bestuurster van de bromfiets, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken been en een gebroken pols.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld.
Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid of onoplettendheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven van wat van een bestuurder van een motorrijtuig wordt geëist.
Bij de beoordeling van de schuldvraag komt het, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank overweegt dat het als bestuurder van een personenauto, in strijd met de door een verkeersbord aangeduide verplichte rijrichting, linksom een rotonde op rijden als een ernstige verkeersovertreding is aan te merken. Van een verkeersdeelnemer wordt verwacht dat hij, indien hij een rotonde oprijdt, de nodige voorzichtigheid en oplettendheid betracht en die rotonde, zoals een verkeersbord aanduidt, rechtsom oprijdt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich door aldus te handelen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen en is het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 februari 2016 te Loosbroek, gemeente Bernheze, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Kampweg, gekomen op de rotonde gevormd door deze weg en de weg, Dintherseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend vanaf die weg, Kampweg, die rotonde linksom (in strijd met de door bord D1 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aangeduide verplichte rijrichting op die rotonde, te weten rechtsom) op te rijden en vervolgens op die rotonde tegen een vanaf die Dintherseweg komende bromfiets aan te rijden, waardoor een ander, te weten de bestuurster van die bromfiets, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken been en gebroken pols werd toegebracht.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit gevorderd een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.)

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf en bijkomende straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte is als bestuurder van een personenauto een rotonde in strijd met de verplichte rijrichting linksom opgereden en heeft op die rotonde een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Het slachtoffer is door het ongeval ernstig gewond geraakt.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van roekeloos rijden door verdachte, maar dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten straftoemeting, zoals deze zijn vastgesteld in het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de rechtbanken en gerechtshoven, in het geval van een aanmerkelijke verkeersfout, waarvan zwaar lichamelijk letsel het gevolg is en waarbij geen alcoholgebruik in het spel is, een onvoorwaardelijke taakstraf van 90 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden als uitgangspunt nemen.
Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan het slachtoffer aangedane leed inziet. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een dag na het ongeval bij de ouders van het slachtoffer heeft geïnformeerd naar het slachtoffer en dat hij het slachtoffer een week na het ongeval heeft bezocht.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten.
De rechtbank zal aan verdachte een lagere taakstraf en een kortere ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, passend en geboden.
De rechtbank ziet, mede nu verdachte te kennen heeft gegeven zijn rijbewijs nodig te hebben voor zijn werk en voor het bezoeken van zijn school in Dronten, in het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte in het onderhavige geval geen toegevoegde waarde. Wel zal de rechtbank aan verdachte, in het belang van de verkeersveiligheid, een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden opleggen. Deze ontzegging zal niet worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich gedurende een proeftijd van twee jaren aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
De rechtbank acht de aan verdachte op te leggen straf en bijkomende straf in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezen verklaarde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91,
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende
straf:
een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
40 uren, te vervangen door
20 dagen hechtenisindien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht;
legt op de volgende
bijkomende straf:
een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen(bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van
6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 8 september 2016,
zijnde mr. Schneider buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.