Nu niet is komen vast te staan dat [eiser] op 17 juli 2015 een bedrag van € 23.500,00 in de vorm van 47 ‘echte’ bankbiljetten van € 500,00, heeft ingeleverd bij de Rabobank, zal de vordering van [eiser] worden afgewezen. Daarbij wordt overwogen dat het beroep van [eiser] op rechtsverwerking, faalt. De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn standpunt dat de Rabobank te laat heeft gereclameerd en merkt daarbij het volgende op.
Vaststaat dat de Rabobank de door [eiser] op 17 juli 2015 ingeleverde bankbiljetten op echtheid heeft onderzocht. Gelet op het feit dat [eiser] gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de biljetten af te storten via de Seal Bag Automaat, een optie waar hij zelf voor gekozen heeft nadat bleek dat het CDS voor de inname van € 500,00 biljetten was uitgeschakeld, heeft de Rabobank dit met voldoende spoed gedaan. Het gebruik van deze automaat bracht immers met zich dat er geen ´handmatige´ echtheidscontrole op het betreffende filiaal plaats kon vinden noch een controle door een automaat maar dat er een meer tijdrovende procedure moest worden gevolgd waarbij de biljetten elders, in eerste instantie bij Geld Service Nederland (op 2 locaties, in Eindhoven en in Weesp) en later bij De Nederlandse Bank, op echtheid moesten worden onderzocht. Uit de brief van De Nederlandse Bank van 1 december 2015 (overgelegd als productie 11 bij CvA), valt af te leiden dat zij per brief van 5 augustus 2015 Geld Service Nederland heeft geïnformeerd over het feit dat zij heeft vastgesteld dat alle eurobankbiljetten uit de zending valse eurobankbiljetten betreffen. Daarvoor, op 22 juli 2015 had de Falsificatendesk van Geld Service Nederland in Weesp geconstateerd dat de biljetten daadwerkelijk vals waren waarna zij deze naar De Nederlandse Bank heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de e-mail van [medewerker Geld Service Nederland] van Geld Service Nederland aan [naam] van 20 november 2015, overgelegd als productie 9a bij CvA. Gelet op de verschillende stappen die in het controlesysteem moesten worden genomen en waarbij het geld naar verschillende locaties moest worden verzonden, heeft het onderzoek naar de echtheid van de bankbiljetten naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk lang geduurd.
Op de comparitie heeft [eiser] aangevoerd dat het controlemechanisme aan de voorkant moet zitten, dat wil zeggen een echtheidscontrole in het betreffende filiaal door een medewerkster of een apparaat in aanwezigheid van de klant. Dit standpunt wordt echter verworpen. De Rabobank heeft voldoende gemotiveerd en overtuigend uiteengezet dat dit niet uitvoerbaar is omdat de medewerkers in de filialen, waaronder de medewerkers in het betreffende filiaal in Mill, niet beschikken over de kennis noch over de zeer kostbare apparatuur om de biljetten op echtheid te controleren. Zij heeft op de comparitie verklaard dat Geld Service Nederland (GSN) wel over een kostbaar en geavanceerd apparaat beschikt om de biljetten op echtheid te controleren en dat zij de biljetten voor meerdere banken, waaronder de Rabobank, op echtheid controleert.
Vaststaat dat de Rabobank op 30 juli 2015, 13 dagen nadat [eiser] de biljetten had ingeleverd op het filiaal in Mill, telefonisch aan [eiser] heeft medegedeeld dat het geld vals was. Deze termijn is niet onredelijk lang. Weliswaar had GSN reeds op 22 juli 2015 op de Falsificatendesk in Weesp geconstateerd dat de biljetten daadwerkelijk vals waren, maar gelet op het feit dat GSN haar bevindingen terug moest koppelen aan de Rabobank en de biljetten doorgestuurd moesten worden naar het analysecentrum van De Nederlandse Bank kan niet gesteld worden dat de Rabobank hier onvoldoende voortvarend te werk is gegaan. Op de comparitie heeft [eiser] verklaard dat hij eerder actie had kunnen ondernemen indien de Rabobank hem op 22 juli 2015 onmiddellijk had geïnformeerd over haar bevindingen. Hij had zich dan nog beter kunnen herinneren welke personen op 17 juli 2015 op zijn terrein aanwezig zijn geweest, aldus [eiser] . Door [eiser] is op de comparitie verklaard dat zijn auto die dag enige tijd op zijn terrein geparkeerd stond, terwijl de auto niet afgesloten was en het geld in het middenconsole lag. Hij heeft voorts verklaard dat er, voor zover hij weet, geen mensen in de auto zijn geweest.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiser] door eerdergenoemde mededeling van de Rabobank op 30 juli 2015, niet, althans niet in relevante mate, in zijn onderzoeks-mogelijkheden geschaad. Zelfs indien ervan uitgegaan wordt dat [eiser] op 30 juli 2015 niet meer wist wie er op 17 juli 2015 op zijn terrein aanwezig waren, hetgeen hij overigens niet expliciet heeft aangevoerd, is niet aannemelijk dat het enkele tijdsverloop van (slechts) acht dagen tussen 22 juli 2015 en 30 juli 2015 hiervan de oorzaak is geweest.