Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
,
1.Het procesverloop
2.De feiten
U moet aan deze voorwaarden voldoen:
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer om betaling van een transitievergoeding door zijn werkgever. De werknemer, die sinds 1 juni 1999 in dienst was bij de werkgever, had zijn verzoek gebaseerd op artikel 7:673 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarin wordt gesteld dat een werknemer recht heeft op een transitievergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werkgever had de arbeidsovereenkomst opgezegd op basis van bedrijfseconomische redenen en had een transitievergoeding van € 2.308,19 betaald, maar de werknemer vorderde een resterend bedrag van € 15.926,53.
De werkgever voerde aan dat zij voldeed aan de voorwaarden van de Overbruggingsregeling, die is bedoeld voor kleine werkgevers die in financiële problemen verkeren. De kantonrechter moest beoordelen of de werkgever aan de voorwaarden voldeed, met name of het nettoresultaat van de onderneming over de drie voorafgaande boekjaren negatief was. De werkgever stelde dat het positieve resultaat in 2013 te danken was aan een schadevergoeding en dat het gemiddelde resultaat over de drie jaren negatief was. De kantonrechter oordeelde dat het gemiddelde resultaat van de drie boekjaren bepalend was en dat de werkgever inderdaad voldeed aan de voorwaarden van de Overbruggingsregeling.
Uiteindelijk wees de kantonrechter het verzoek van de werknemer af, omdat de werkgever de transitievergoeding correct had berekend volgens de Overbruggingsregeling. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van de Overbruggingsregeling in ontslagprocedures en de voorwaarden waaraan werkgevers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor deze regeling.