ECLI:NL:RBOBR:2016:4849
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van transitievergoeding in faillissementscontext met opvolgend werkgeverschap
In deze zaak verzoekt [verzoeker] de rechtbank om Pro Sports Holding B.V. (PSH) te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 44.959,- bruto, vermeerderd met incassokosten en rente. [verzoeker] heeft eerder gewerkt voor Pro Sport BV en Dolcis B.V., beide onderdeel van de Hoogenbosch Retail Group (HRG), die failliet zijn gegaan. PSH heeft de activa van Pro Sport overgenomen en [verzoeker] is op 23 februari 2016 in dienst getreden bij PSH. De kern van het geschil draait om de vraag of PSH als opvolgend werkgever kan worden aangemerkt, waardoor de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] meer dan 24 maanden zou hebben geduurd, wat hem recht zou geven op een transitievergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] feitelijk voor HRG werkte en dat zijn werkzaamheden bij PSH vergelijkbaar waren met die bij Dolcis. De kantonrechter concludeert dat PSH redelijkerwijs als opvolger van Dolcis moet worden beschouwd, omdat de overgang van [verzoeker] naar PSH voortkwam uit de overname van activa en de noodzaak om personeel te behouden. De kantonrechter oordeelt dat PSH een transitievergoeding van € 36.228,61 bruto aan [verzoeker] verschuldigd is, met wettelijke rente vanaf 24 mei 2016. De vordering tot incassokosten wordt afgewezen, en PSH wordt veroordeeld in de proceskosten.