ECLI:NL:RBOBR:2016:483

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
01/870006-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en diefstal met geweld tegen een 94-jarige vrouw

Op 9 februari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 maart 2015 een 94-jarige vrouw in haar woning in Eindhoven heeft aangerand en geprobeerd te verkrachten. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen naar haar slaapkamer te gaan, waar hij haar heeft mishandeld en geprobeerd haar te verkrachten. Tijdens het voorval heeft de verdachte ook geld en sieraden van het slachtoffer gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten wettig en overtuigend zijn bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en verkeerde op het moment van de feiten onder invloed van drugs en alcohol. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen. Daarnaast is de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte herroepen, waardoor hij nog 600 dagen gevangenisstraf moet ondergaan. De rechtbank heeft geen terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, omdat niet is aangetoond dat de verdachte op het moment van de feiten leed aan een geestelijke stoornis die zijn handelen beïnvloedde. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/870006-15
V.I. zaaknummer: 99.000037.22
Datum uitspraak: 09 februari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1976] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in p.i. Grave, locatie “Oosterhoek”, te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2015, 16 september 2015, 27 oktober 2015, 12 januari 2016 en 26 januari 2016. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 mei 2015. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 oktober 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
A. hij, op of omstreeks 15 maart 2015 te Eindhoven, ter uitvoering van het door hem
voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] , te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij verdachte, opzettelijk (onder meer):
- voornoemde [slachtoffer 1] met kracht beetgepakt en/of geduwd en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer 1] op het bed gegooid en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer 1] zichzelf (gedeeltelijk) laten ontkleden en/of (vervolgens)
- kleding van voornoemde [slachtoffer 1] kapot getrokken en/of (vervolgens)
- de borsten van voornoemde [slachtoffer 1] betast en/of (vervolgens)
- zijn riem en/of broek geopend en/of (vervolgens)
- (met kracht) een hand op de neus en/of mond van die [slachtoffer 1] gedrukt en/of (vervolgens)
- gezegd: "als je niet stopt met schreeuwen dan dood ik je" en/of "nu ga ik je neuken",
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid
en/of
B. hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Eindhoven, door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de borsten van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij verdachte, opzettelijk (onder meer):
- voornoemde [slachtoffer 1] met kracht beetgepakt en/of geduwd en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer 1] op het bed gegooid en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer 1] zichzelf (gedeeltelijk) laten ontkleden en/of (vervolgens)
- kleding van voornoemde [slachtoffer 1] kapot getrokken en/of (vervolgens)
- de borsten van voornoemde [slachtoffer 1] betast;
2.
A. hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Eindhoven, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat: hij, verdachte, (onder meer):
- voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) (vanuit de tuin) haar woning in heeft geduwd en/of (vervolgens)
- opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: "ik wil je geld, al je geld" en/of "ik wil meer"
en/of
B. hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Eindhoven, met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (onder meer):
- voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) (vanuit de tuin) haar woning in heeft geduwd en/of (vervolgens)
- opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: "ik wil je geld, al je geld" en/of "ik wil meer";
3.
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Eindhoven, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] (met gebalde vuist) te slaan;
4.
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Eindhoven, [slachtoffer 3] , in elk geval een persoon, heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] (met gebalde vuist) te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

De zaak met v.i. zaaknummer 99.000037.22 is aangebracht bij vordering van 18 maart 2015.
Deze vordering heeft betrekking op de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, verleend voor een periode van 600 dagen, van de gevangenisstraf van zeven jaar, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 9 juni 2009. De veroordeelde is op 23 juni 2014 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Ten aanzien van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten.

Inleiding.
Op 15 maart 2015 wordt het slachtoffer, [slachtoffer 1] , toen 94 jaar oud, in haar woning lastig gevallen door een haar onbekende man. Deze man heeft haar gedwongen naar haar slaapkamer te gaan en zich daar te ontkleden. Ook heeft de man kleding van het lichaam van het slachtoffer getrokken. In de slaapkamer heeft de man het slachtoffer aangerand en geprobeerd haar te verkrachten. Na hulpgeroep door het slachtoffer verlaat de man de woning. Later wordt geconstateerd dat er geld uit de portemonnee van het slachtoffer is ontvreemd.
Dezelfde dag wordt een gouden slavenarmband in het bezit van verdachte aangetroffen. Het slachtoffer herkent die armband als haar eigendom. Uit forensisch onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat op de spijkerbroek van verdachte een mengprofiel bloed is aangetroffen. In dat mengprofiel komen de profielen van verdachte en het slachtoffer terug. Ook op de blouse en de beha van het slachtoffer is DNA aangetroffen dat zeer waarschijnlijk van verdachte afkomstig is.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat de onder 1A [poging tot verkrachting], 1B [feitelijke aanranding van de eerbaarheid] en 2A [diefstal met geweld] ten laste gelegde feiten, wettig en overtuigend zijn bewezen.

Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de poging tot verkrachting bepleit. Ten aanzien van het bewijs van de feitelijke aanranding van de eerbaarheid heeft hij zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De diefstal met geweld kan naar het oordeel van de raadsman worden bewezen.

De bewijsmiddelen [1] .
Op 15 maart 2015 omstreeks 16.15 uur kreeg [verbalisant 1] de melding om naar [adres 2] te Eindhoven te gaan omdat daar zojuist een mevrouw in haar woning was overvallen. Toen hij bij deze woning aanbelde werd deur open gedaan door de buurvrouw, [getuige 1] . In de woonkamer van die woning trof verbalisant het slachtoffer [slachtoffer 1] aan. Hij zag dat het slachtoffer een ochtendjas droeg en dat zij verder was ontkleed. Ook zag hij dat zij een bloeduitstorting had bij haar oog en dat er wat bloed over haar gezicht liep. Hierna vroeg verbalisant aan het slachtoffer wat er was gebeurd. [2]
[verbalisant 1] hoorde dat [slachtoffer 1] het navolgende verklaarde. Omstreeks 16.00 uur zat zij in de woonkamer van haar woning. De tuindeur van de woning stond open. Op dat moment kwam een haar onbekende man de woonkamer ingelopen. De man duwde [slachtoffer 1] aan de kant en hij riep tegen haar dat hij geld wilde hebben. [slachtoffer 1] zei hierop dat zij een portemonnee had liggen in een kastje. De man pakte vervolgens wat uit de portemonnee. Hierna duwde de man haar naar boven en hij zei tegen haar dat hij haar nu ging neuken. Eenmaal boven, duwde de man haar de slaapkamer op. Hij duwde haar vervolgens op het bed. Hij scheurde de blouse van [slachtoffer 1] los en greep haar borsten vast. Hij zou dit volgens haar hardhandig hebben gedaan. [slachtoffer 1] zei hierop dat ze dit niet wilde en dat ze hard zou gaan schreeuwen als hij niet zou stoppen. De man is hierop gestopt en uit de woning gevlucht. De man zou haar flink hebben geduwd. [slachtoffer 1] is vervolgens naar beneden gegaan en heeft haar buurvrouw gebeld en die is gekomen. [3]
[verbalisant 1] zag op de eettafel een rode portemonnee open liggen. Hij is vervolgens naar de trap gelopen om te kijken wat hij daar aan zou treffen. Hij zag dat er een broek onder aan de trap lag. Vervolgens is hij naar boven gelopen. Op de overloop is hij naar de slaapkamer gelopen. Hij zag de deur open staan en hij zag dat er kledingstukken op het bed lagen. Hij zag ook dat er bloed op het bed dan wel het laken aanwezig was. Vervolgens is de ambulance gekomen en zij hebben mevrouw meegenomen naar het Catharinaziekenhuis. [4]
In het Catharinaziekenhuis is [slachtoffer 1] door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] gehoord. [slachtoffer 1] vertelde het navolgende verhaal aan verbalisanten.
Ik zat gewoon binnen te lezen met de tuindeur open. Hij stapte binnen en pakte mij beet aan mijn armen. Hij trok mij op en zei “naar boven, naar boven”. Hij stond steeds achter mij en duwde mij de trap op. Hij heeft mij op bed gegooid. Hij zei “uitkleden”. Ik heb mijn vest en blouse uitgedaan. Hij had mijn beha en blouse kapot getrokken. Hij wilde mij verkrachten. Hij was zijn zaak, gulp en broek, los aan het maken. Ik ben toen gaan gillen. De man is vervolgens weggegaan. Ik voel nu pijn op mijn borst. [5]
Verbalisanten zagen dat het linkeroog en de neus van [slachtoffer 1] bebloed waren. Verder zagen zij blauwe plekken/verwondingen op beide handen en onderarmen. [verbalisant 2] zag dat er diverse roodkleurige strepen op de rechterborst van [slachtoffer 1] zaten. Ook zag zij een rode verkleuring tussen haar borsten. [verbalisant 2] heeft foto’s van de verwondingen gemaakt. [6]
De formele aangifte van dit voorval is door [persoon 1] , de schoondochter van het slachtoffer, gedaan. [persoon 1] verklaarde dat [slachtoffer 1] haar het navolgende heeft verteld.
Mijn schoonmoeder vertelde dat ze zich weet te herinneren dat ze op haar bed is gegooid en dat de man op het bed haar blouse, haar hemd en haar beha open heeft gescheurd. Ze vertelde dat ze toen is gaan schreeuwen. Later vertelde ze ook dat de man zijn hand op haar mond en neus heeft gelegd om haar te laten stoppen met schreeuwen, waardoor zij het gevoel had te stikken. Hij zou daarbij hebben gezegd: “Als je niet stopt met schreeuwen dan dood ik je”. Ze vertelde dat hij toen aan haar borsten heeft gezeten. Ze vertelde dat hij toen opstond en zijn gulp open deed om zijn zaakje er
uit te halen. Hierbij zei hij: “Nu ga ik je neuken”. Ze vertelde dat ze toen heel hard is gaan schreeuwen. Toen is hij gestopt en heel hard weggerend. Ze heeft ook verteld dat de man via de achtertuin in haar woning is gekomen en dat hij zei: “Ik wil je geld, al je geld”. Daarop heeft ze hem de portemonnee aangewezen. Dan wil hij meer want er zat niet veel geld in haar portemonnee. Ze zegt dan ik heb niet meer. Ze vraagt of hij wil gaan. En dan zegt hij: “En nu wil ik seks”. Dan duwt hij haar de trap op. [7]
Uit het verhaal zelf kon ik opmaken dat hij een riem droeg. Ze deed echt voor alsof die man zijn riem los maakte. Mijn schoonmoeder zegt dat ze op het bed is gegooid. Ze zegt dat ze met haar borst op de rand van het bed is gegooid. Ze zegt ook dat dit de reden is dat ze zo’n pijn heeft onder haar borsten. Vervolgens zou ze ergens zijn omgedraaid omdat ze gezien heeft dat hij zijn broek losmaakte en dat hij zijn hand op haar mond deed. Ze had echt het gevoel dat ze stikte. Ik heb een snee boven haar linkeroog gezien. Ze bloedde ook. Boven op haar neus was het bont. Haar linkerwang en linkeroog waren ook rood. Op haar rechterborst heeft ze rode strepen die op een hand lijken. Onder haar borsten is het tamelijk rood. Op haar rechteronderarm heeft ze een open wond. Op haar linkerbovenarm, bij de elleboog heeft ze een extreem grote blauwe plek, echt een bloedblaar. Bij haar beide polsen heeft ze bloeduitstortingen en blauwe plekken.
Mijn schoonmoeder weet niet precies hoeveel geld er weg is. Ze zegt zelf € 25,--. Ik ga regelmatig met haar op stap en ik weet dat ze dan wel meer geld in haar portemonnee heeft. [8] Mijn schoonmoeder heeft altijd een gouden slavenarmband om. Deze had ze in het ziekenhuis niet meer om en die lag ook niet op het nachtkastje. De armband is ovaal van vorm en heeft een dubbel veiligheidsslot. Het slot heeft een klikje en een kettinkje. Ze heeft hem al 40 jaar in haar bezit. [9]
Wat [slachtoffer 1] aan de [getuige 2] en aan verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] heeft verteld, wordt bevestigd door het letsel dat bij het slachtoffer zichtbaar is op de door [verbalisant 2] gemaakte foto’s. [10] Het letsel wordt eveneens beschreven in de daarvan opgemaakte medische verklaring. Daarin wordt melding gemaakt van een kneuzing aan het borstbeen en een blauwe plek links op het gelaat, beiden ontstaan na uitwendig stomp trauma. [11] De verklaring het slachtoffer wordt eveneens bevestigd door het letsel zoals blijkt uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek met de daarbij behorende fotomap en het ontstaan van dat letsel zoals dat door de GGD in de rapportage letselbeschrijving is vastgelegd. [12]
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zijn mede belast met het onderzoek naar het voorval. Zij hebben daarover het navolgende gerelateerd. Op 15 maart 2015 vond een overval plaats op het [adres 2] te Eindhoven. Op dat adres is [slachtoffer 1] woonachtig. Door haar werd een signalement van de dader gegeven. Kort na het voorval is zij naar het Catharinaziekenhuis gebracht. De kort na de overval in de woning van [slachtoffer 1] gearriveerde buurvrouw, [getuige 1] , heeft tussen 15.30 uur en 16.15 uur gezien dat zich in de directe nabijheid van haar woning en de woning van [slachtoffer 1] een man ophield die zich vreemd gedroeg. Zij heeft een signalement van die man gegeven. Het signalement werd onder de politie-eenheden verspreid. [13]
Omstreeks 19.00 uur werd door collega’s doorgegeven dat er bij de GGZ Eindhoven een mishandeling had plaatsgevonden. De aangehouden verdachte van die mishandeling, [verdachte] , was voor medische zorg overgebracht naar het Catharinaziekenhuis. Door collega’s van de surveillancedienst werd aangegeven dat de signalementbeschrijving van de overvaller (van [slachtoffer 1] ) redelijk overeenkwam met die van (de aangehouden verdachte) [verdachte] . Wij zijn naar het ziekenhuis gegaan. Daar bleek dat [verdachte] inmiddels was ontkleed en dat zijn spullen apart waren gelegd. Wij zagen een gouden armband bij deze spullen. Gezien de maat van deze armband was het onwaarschijnlijk dat deze armband door [verdachte] werd gedragen. Het slachtoffer [slachtoffer 1] , was eveneens op de spoedeisende hulp aanwezig om daar te worden behandeld. Wij hebben de armband uit de fouillering van [verdachte] aan haar getoond. Bij het tonen van de armband hoorden wij dat ze zei: “Hè, dat is mijn armband, hebben jullie die hier gevonden? Ik heb die armband al 40 jaar om. Hoe kom je hier aan?” Vervolgens toonde [slachtoffer 1] direct op welke wijze de armband geopend moest worden. Daarbij hoorden wij haar stellig zeggen: “Ja, dit is mijn armband”. Hierna is [verdachte] als verdachte van de overval op [slachtoffer 1] aangemerkt. [14]
Op 15 maart 2015 is de [slachtoffer 3] (ook genaamd [slachtoffer 3] ) gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte op 15 maart 2015 omstreeks 16.15 uur bij zijn woning aanbelde en dat hij hoorde dat verdachte tegen hem zei dat hij een torri had gezet. Met een torri wordt in de straattaal een woningoverval bedoeld. [15]
Om de identiteit van de dader vast te stellen heeft een DNA-onderzoek plaatsgevonden. [16] Van het slachtoffer is wangslijmvlies afgenomen [17] en naar het NFI gezonden. [18] In de woning van het slachtoffer is onder meer een grijze bebloede blouse van het slachtoffer aangetroffen. Deze blouse is veiliggesteld en voorzien van het kenmerk AAIO6155NL. [19]
De blouse is door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Op basis van het door het NFI verrichte onderzoek heeft het NFI twee hypothesen geformuleerd. Hypothese I: het mannelijk celmateriaal in de bemonstering AAIO6155NL#04 is afkomstig van [verdachte] . Hypothese II: Het mannelijk celmateriaal in de bemonstering AAIO6155NL#04 is niet afkomstig van [verdachte] , maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan [verdachte] verwante man. Uit het onderzoek concludeert het NFI dat de resultaten van het vergelijkend Y-chromosomale DNA-onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn als hypothese I waar is, dan als hypothese II waar is. [20]
In het kader van het DNA-onderzoek is ook de in het ziekenhuis aangetroffen kleding van verdachte gewaarmerkt en naar het NFI gezonden. Onder die kleding bevond zich een blauwe spijkerbroek, gewaarmerkt AAGX5332NL. [21] Het resultaat van het onderzoek van deze sporen door het NFI was dat op de buitenkant van de spijkerbroek van verdachte, kenmerk AAGX5332NL#01, een mengprofiel van verdachte en het slachtoffer werd aangetroffen. De deskundige concludeert dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat hypothese I (de bemonstering bevat bloed/celmateriaal van verdachte en het [slachtoffer 1] ) waar is dan dat hypothese II
(de bemonstering bevat bloed/celmateriaal van verdachte een willekeurig onbekende persoon) waar is. [22]
Het oordeel van de rechtbank.
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank de poging tot verkrachting [feit 1A], de feitelijke aanranding van de eerbaarheid [feit 1B] en de diefstal met geweld [feit 2A] wettig en overtuigend bewezen.
Ter terechtzitting van 26 januari 2016 heeft de raadsman van verdachte een aantal bewijsverweren gevoerd. Deze verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen die de rechtbank voor de afzonderlijke feiten heeft gebezigd. Op die verweren zal de rechtbank niet nader ingaan.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Op 15 maart 2015 heeft [slachtoffer 2] aangifte van mishandeling door verdachte gedaan. Bij die aangifte heeft hij het navolgende verklaard.
Op 15 maart 2015 omstreeks 14.00 uur bevond ik mij in de speeltuin. Ik zag daar [naam 1] en [naam 2] op een bankje zitten. Ik ging naar hen toe. Ik hoorde dat [naam 1] om vuur vroeg. Ik gaf [naam 1] mijn aansteker en op het moment dat hij deze in zijn hand had, sloeg hij mij met zijn rechtervuist vol op mijn neus. Ik voelde een hevige pijn en ik zag dat er bloed uit mijn neus kwam. [23]
Verdachte is over dit feit door de politie gehoord. Hij heeft toen onder meer het navolgende verklaard. Op 15 maart 2015 was ik buiten het terrein bij de bankjes. Ik was daar met een man die ik niet van naam ken. Vervolgens kwam er een jongen bij genaamd [slachtoffer 2] . Ik kreeg een discussie met [slachtoffer 2] . Ik heb hem toen een klap/duw gegeven met mijn linkerhand in zijn gezicht. Ik vermoed dat ik zijn neus heb geraakt. Volgens mij had hij wel een druppeltje bloed uit zijn neus hangen. [24]
Ter terechtzitting van 26 januari 2016 heeft verdachte verklaard dat hij zijn hand in het gezicht van aangever [slachtoffer 2] heeft geduwd. Hij deed dat met zijn handpalm. [25]
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Op 15 maart 2015 heeft [slachtoffer 3] aangifte van mishandeling door verdachte gedaan. Bij die aangifte heeft hij het navolgende verklaard.
Ik ben woonachtig op het [adres 3] te Eindhoven. Vandaag, 15 maart 2015, omstreeks 16.15 uur was ik thuis toen de voorbel ging. Toen ik naar de voordeur liep, zag ik [naam 1] voor de deur staan. Ik zag dat hij met zijn tot rechtervuist gebalde hand opzettelijk uithaalde richting mijn gezicht. Ik voelde dat hij mij met zijn vuist met kracht raakte tegen mijn linkerkaak. Ik voelde hiervan pijn. [naam 3] stond er bij. Met [naam 1] bedoeld ik [verdachte] . [26]
De verklaring van [slachtoffer 3] wordt bevestigd door de verklaring van [naam 3] . [naam 3] verklaarde het navolgende.
Ik woon aan de [adres 3] te Eindhoven. Op 15 maart 2015 omstreeks 16.30 uur werd er aangebeld en ik deed de voordeur open. Er stond een man die naar [slachtoffer 3] vroeg. [slachtoffer 3] kwam naar de voordeur. Ik zag dat de man met zijn rechtervuist uithaalde naar [slachtoffer 3] en hem tegen de linkerzijde van zijn gezicht sloeg. [27]
Over dit voorval heeft verdachte bij zijn verhoor door de politie het navolgende verklaard.
Op 15 maart 2015 heb ik een discussie met [slachtoffer 3] gehad. Mijn bijnaam is [naam 1] . Als [slachtoffer 3] zegt dat ik hem met mijn vuist met kracht heb geraakt tegen zijn linkerkaak en dat hij daarvan pijn voelde, kan dat wel eens kloppen. [28]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
A. op 15 maart 2015 te Eindhoven, ter uitvoering van het door hem voorgenomen
misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] , te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij verdachte, opzettelijk:
- voornoemde [slachtoffer 1] met kracht beetgepakt en geduwd en
- voornoemde [slachtoffer 1] op het bed gegooid en
- voornoemde [slachtoffer 1] zichzelf gedeeltelijk laten ontkleden en
- kleding van voornoemde [slachtoffer 1] kapot getrokken en
- de borsten van voornoemde [slachtoffer 1] betast en
- zijn riem en broek geopend en
- een hand op de neus en/of mond van die [slachtoffer 1] gedrukt en
- gezegd: "als je niet stopt met schreeuwen dan dood ik je" en "nu ga ik je neuken",
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid
en
B. op 15 maart 2015 te Eindhoven, door geweld [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het
dulden van een ontuchtige handeling, te weten het betasten van de borsten van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij verdachte, opzettelijk :
- voornoemde [slachtoffer 1] met kracht beetgepakt en geduwd en
- voornoemde [slachtoffer 1] op het bed gegooid en
- voornoemde [slachtoffer 1] zichzelf gedeeltelijk laten ontkleden en
- kleding van voornoemde [slachtoffer 1] kapot getrokken en
- de borsten van voornoemde [slachtoffer 1] betast;
2.
A. op 15 maart 2015 te Eindhoven, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een sieraad toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat: hij, verdachte, onder meer:
- voornoemde [slachtoffer 1] met kracht heeft geduwd en
- opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: "ik wil je geld, al je
geld" ;
3.
op 15 maart 2015 te Eindhoven, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] met gebalde vuist te slaan;
4.
op 15 maart 2015 te Eindhoven, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] met gebalde vuist te slaan.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de 1A, 1B, 2A, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en de vordering herroeping na voorwaardelijke veroordeling.
  • een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek van voorarrest en
  • de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en
  • verbeurd verklaring van een geldbedrag van € 25,-- en teruggave van de overige in beslag genomen goederen aan de rechthebbende en
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.359,29 en
  • oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 5.359,29 subsidiair 61 dagen hechtenis en
  • toewijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 600 dagen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft de feiten gepleegd onder invloed van GHB, pillen en alcohol, welke middelen hebben geleid tot verminderd bewustzijn ten tijde van de delicten. Verdachte heeft die middelen vrijwillig tot zich genomen. Het PBC heeft geen gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens kunnen vaststellen. Verdachte is volledig toerekeningsvatbaar ter zake de hem verweten delicten. De vordering tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet daarom worden afgewezen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar zou in dat geval redelijk zijn. Mocht de rechtbank de TBS-maatregel toch opleggen in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dan dient de duur van de gevangenisstraf aanzienlijk korter te zijn dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. Het is van belang om de behandeling zo snel mogelijk te kunnen starten. Hoe eerder de behandeling start, hoe sneller die effect heeft en hoe korter de terbeschikkingstelling duurt.
Van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen dient een bedrag van € 25,-- verbeurd verklaard te worden. De overige goederen waarop nog beslag rust, dienen aan verdachte terug te worden gegeven.
Van de vordering van de benadeelde partij kan de schade aan de kleding en de ziektekosten worden toegewezen. In de vordering tot vergoeding van de verhuiskosten, de herinrichtingskosten en de reiskosten dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard omdat deze kosten geen rechtstreekse schade voor de benadeelde partij is die uit de bewezen verklaarde feiten voortvloeit. Ten aanzien van de toe te kennen immateriële schadevergoeding refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling dient tot 300 dagen te worden beperkt. Verdachte is bijna een jaar klinisch opgenomen geweest. Het verblijf in een kliniek kan, gelet op de beperkte bewegingsvrijheid van verdachte tijdens de klinische opname, gelijk worden gesteld aan het verblijf in een gevangenis, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft het hoogbejaarde slachtoffer in haar woning op klaarlichte dag opgejaagd, aangerand en geprobeerd te verkrachten. Door zijn handelen heeft hij verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Een woning is bij uitstek de plaats waar mensen zich veilig voelen en ook behoren te voelen. Het gevoel van veiligheid dat het slachtoffer in haar eigen woning had, heeft verdachte door zijn handelen teniet gedaan. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen veel letsel aan het slachtoffer toegebracht. Daarnaast heeft hij haar beroofd en heeft hij twee andere mensen die dag geslagen.
Ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer emotioneel zeer getroffen is door het handelen van verdachte. Zij was na de feiten volledig in de war, is opgenomen in het ziekenhuis en heeft zich genoodzaakt gezien te verhuizen uit de woning waar zij al 40 jaar woonachtig was. Haar leven is ingrijpend veranderd en zij voelt zich in haar vrijheid beperkt.
Het handelen van verdachte en de grote gevolgen voor het slachtoffer rechtvaardigen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het uittreksel justitiële documentatiedienst blijkt dat verdachte in de periode van 1991 tot en met 2009 meer dan 30 keer is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Daaronder een zeer ernstig geweldsdelict. Een aantal van die feiten heeft verdachte onder invloed van alcohol en/of drugs gepleegd. Zijn volwassen leven heeft verdachte grotendeels in detentie doorgebracht.
Op 15 maart 2015, de dag waarop de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, verkeerde verdachte onder invloed van de combinatie van GHB en alcohol. Ter terechtzitting van 26 januari 2016 heeft verdachte verklaard dat hij uit eerder gebruik van alcoholhoudende dranken en drugs wist dat de combinatie van deze middelen een negatieve werking op zijn gedrag zou hebben. Desondanks is hij, nadat hij stevig had gedronken en drugs had gebruikt de straat opgegaan met alle noodlottige gevolgen van dien
.
De strafmodaliteit

de terbeschikkingstelling
Op 18 augustus 2003 heeft psychiater H.E.M. van Beek een psychiatrisch onderzoek omtrent de geestvermogens van verdachte ingesteld. De psychiater heeft toen geconcludeerd dat verdachte leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheid met daarbij een afhankelijkheid van middelen. De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte desondanks toerekeningsvatbaar was.
De eerstvolgende keer dat een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte heeft plaatsgevonden, was tijdens de opname van verdachte in het Pieter Baan Centrum van 26 mei 2015 tot 7 juli 2015. Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. De rapporteurs stellen in hun rapport dat zij beschikten over voldoende informatie om vast stellen dat bij verdachte sprake is van afhankelijkheid van verschillende middelen. De diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis kan door hen niet worden gesteld, omdat onduidelijk is in hoeverre en op welke wijze genoemd gedragspatroon (mede) door middelenproblematiek wordt ingegeven. Het is niet mogelijk gebleken een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte vast te stellen en op basis daarvan pathologisch bepaalde gedragskeuzes te benoemen. Rapporteurs kunnen geen uitspraken doen over de eventuele forensisch relevante doorwerking van het middelengebruik in het plegen van de hiervoor bewezen verklaarde feiten.
De officier van justitie heeft de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege gevorderd. De verdediging heeft zich daartegen verzet.
De rechtbank overweegt het navolgende. Terbeschikkingstelling met dwangverpleging is een uiterste maatregel. Naast de persoon van de verdachte speelt ook de ernst van de feiten een belangrijke rol. De onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn zodanig ernstige feiten dat daarvoor terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden opgelegd. Voor de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is vereist dat de feiten zijn gepleegd onder invloed van een vastgestelde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens In deze zaak is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit met voldoende mate van zekerheid kan worden geconcludeerd of de in 2003 vastgestelde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, op 15 maart 2015 nog in die mate aanwezig was dat die stoornis het handelen van verdachte die dag heeft beïnvloed. Ook het PBC is dat oordeel toegedaan. De rechtbank vindt het tijdsverloop te groot om de conclusie in het psychiatrisch rapport van 18 augustus 2003 over te nemen. Voor zijn ziekelijke stoornis, te weten de verslavingsproblematiek van verdachte, zijn minder ingrijpende behandelingen mogelijk dan een dwangverpleging.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank niet overgaan tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.

De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van verdachte voor lange duur op zijn plaats is. Het belang van de beveiliging van de maatschappij tegen het handelen van verdachte laat de rechtbank daarbij zwaar wegen.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiële schadevergoeding bestaande uit de schade aan de kleding van
€ 331,89 en de ziektekosten van € 956,39, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2016, de dag waarop de benadeelde partij haar vordering heeft ingediend, tot aan de dag der algehele voldoening. De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 2.750,-- acht de rechtbank in het geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2015, de dag waarop de onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, tot aan de dag der algehele voldoening. In totaal acht de rechtbank een schadevergoeding van € 4.038,28 toewijsbaar.
De rechtbank zal de vergoeding van de reiskosten van twee zonen van de benadeelde partij afwijzen omdat dit geen kosten zijn die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Ook zal de rechtbank de gevorderde schade van € 25,-- contant geld die verdachte uit de woning van de benadeelde partij heeft meegenomen, afwijzen omdat de rechtbank zal gelasten dat dit geldbedrag aan de benadeelde partij terug zal worden gegeven.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering ziet op vergoeding van de verhuiskosten en van de herinrichtingskosten van de nieuwe woning van de benadeelde partij. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten geen rechtstreekse - in de zin van de wet- door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade betreffen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor weergegeven.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbenden, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Motivering van de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling 09/650113-08.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte na zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling een jaar klinisch opgenomen is geweest en dat dit voor hem gelijk staat aan een gevangenisstraf. Daarom heeft de raadsman verzocht, voor het geval de rechtbank tot toewijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling mocht overgaan, dit te beperken tot 300 dagen.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte per 23 juni 2014 was de algemene voorwaarde verbonden dat hij zich niet aan strafbare feiten schuldig zou maken. Deze voorwaarde heeft verdachte niet nageleefd. Tijdens de proeftijd heeft verdachte immers de hiervoor bewezen verklaarde feiten gepleegd. Anders dan de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat opname in een kliniek van een andere orde is dan het uitzitten van een gevangenisstraf. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de veroordeelde, ziet de rechtbank geen aanleiding om niet tot gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te gaan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 15j, 24c, 27, 36f, 45, 55, 57, 242, 246, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart de onder 1A, 1B, 2A, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van de onder 1 bewezen verklaarde feiten.

A. Poging tot verkrachting en B. feitelijke aanranding van de eerbaarheid, beide feiten in eendaadse samenloop begaan.
Ten aanzien van het onder 2A bewezen verklaarde feit.

Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten telkens.

Mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
Ten aanzien van de onder 1A, 1B, 2A, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten.
 Een
gevangenisstrafvoor de duur
van zes jaar.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van de onder 1A, 1B en 2A bewezen verklaarde feiten tevens.

Maatregel van schadevergoeding van € 4.038,28subsidiair 50 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 4.038,28 (vierduizend achtendertig euro en achtentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag bestaat uit € 1.288,28 materiële schadevergoeding en € 2.750,-- immateriële schadevergoeding. De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2016 tot de dag der algehele voldoening. De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 4.038,28(vierduizend achtendertig euro en achtentwintig eurocent).
Het toegewezen bedrag, bestaat uit € 1.288,28 materiële schadevergoeding en € 2.750,-- immateriële schadevergoeding. De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2016, de dag van de indiening van de vordering door de benadeelde partij, tot de dag der algehele voldoening. De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2015, de datum waarop de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, tot de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering voor zover die ziet op de verhuiskosten en de herinrichtingskosten van de vervangende woning.
Wijst de vordering af voor zover die ziet op de door de kinderen van de benadeelde partij gemaakte reiskosten en het door verdachte uit de woning van de benadeelde partij weggenomen contante geldbedrag van € 25,--.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslag.
Gelast de teruggavevan de in beslag genomen goederen, te weten € 25,-- aan [slachtoffer 1] en € 440,10 aan verdachte.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Wijst de vorderingtot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met v.i-zaaknummer 99.000037.22 (in zake parketnummer 09/650113-08)
toe. Gelast dat de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 600 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 9 februari 2016.
Mr. Van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Oost-Brabant,
2.Het relaas van [verbalisant 1] , pag. 34.
3.Het relaas van [verbalisant 1] , pag. 34 en 35.
4.Het relaas van [verbalisant 1] , pag. 35.
5.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 40.
6.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 41.
7.De verklaring van [getuige 2] , pag. 51.
8.De verklaring van [getuige 2] , pag. 52.
9.De verklaring van [getuige 2] , pag. 53.
10.Foto’s van het door [verbalisant 2] waargenomen letsel, pag. 42 t/m 48.
11.De medische verklaring van 17 maart 2015 opgemaakt door de [arts] , pag. 56.
12.Het proces-verbaal van forensische opsporing en de daarbij behorende fotomap, pag. 57 t/m 87]
13.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , pag. 118.
14.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , pag. 119 en het relaas van [verbalisant 6] , pag. 240.
15.De verklaring van [slachtoffer 3] Ook Genaamd [slachtoffer 3] , pag. 235 en diens verklaring aan de rechter-commissaris op 21 januari 2016.
16.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 146 t/m 150.
17.Het proces-verbaal afname DNA celmateriaal door een opsporingsambtenaar, pag. 104.
18.Het proces-verbaal waarnemer afname celmateriaal, pag. 105.
19.Het proces-verbaal sporenonderzoek [adres 2] te Eindhoven, pag. 128.
20.Het rapport van het NFI, zaaknummer 2015.04.10.132 [aanvraag 002 en 003], pag. 189 t/m 192.
21.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 147.
22.Het rapport van het NFI, zaaknummer 2015.03.17.167 [aanvraag 002]
23.De verklaring van [slachtoffer 2] , pag. 225 en 226.
24.De verklaring van verdachte, pag. 232.
25.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 januari 2016.
26.De verklaring van [slachtoffer 3] Ook Genaamd [slachtoffer 3] , pag. 235.
27.De verklaring van [naam 3] , pag. 238 en 239
28.De verklaring van verdachte, pag. 244 en 245.