Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres heeft diverse aandoeningen. Zij is in het verleden in aanmerking gebracht voor diverse voorzieningen, waaronder - in april 2013 - een scootmobiel en een gehandicaptenparkeerkaart-bestuurder (GPK-B). Zij beschikt over een eigen, aan haar beperkingen aangepaste auto. Bij besluit van 3 april 2013 heeft verweerder eiseres voor de periode van 7 maart 2013 tot 1 januari 2014 in aanmerking gebracht voor een financiële tegemoetkoming op grond van de toen geldende Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2007) van € 455,39 voor de kosten van vervoer met de eigen auto. In het jaar 2014 is aan eiseres ook een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto toegekend. Op 3 april 2015 heeft verweerder bij het primaire besluit de financiële tegemoetkoming per 1 augustus 2015 beëindigd met inachtneming van een overgangstermijn van drie maanden.
3. Verweerder heeft aan de bestreden besluitvorming het volgende ten grondslag gelegd. Hij ontkent geenszins de ernst en aard van de beperkingen die eiseres ondervindt, maar een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming kan sinds de inwerkingtreding van de Wmo 2015 niet meer worden verstrekt, aldus verweerder. Maatwerkvoorzieningen kunnen alleen worden verstrekt in de vorm van een dienst, activiteit of hulpmiddel. De maatwerkvoorziening moet specifiek gericht zijn op de beperking(en) die men ondervindt en niet op inkomensondersteuning. Eiseres beschikt over een scootmobiel en een eigen auto met GPK-B. Dit tezamen voorziet in de lokale en (boven)regionale vervoersbehoefte van eiseres. Daarom is er geen sprake van een beperking in de zelfredzaamheid van eiseres en is dan ook geen onderzoek gedaan zoals bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat zij, gelet op haar persoonlijke omstandigheden, wel is aangewezen op een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van haar eigen auto. Vanwege een lekkend stoma kan zij niet reizen met het regionaal vervoerssysteem Valys. De chauffeurs van Valys willen haar vanwege de lekkages niet meer meenemen. En als de chauffeurs haar wel zouden willen meenemen zou het extra reinigingskosten met zich mee brengen die eiseres niet kan opbrengen, gezien haar lage inkomen. De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de eigen auto is in het verleden na diverse procedures juist toegekend omdat zonder die tegemoetkoming de beperkingen van eiseres onvoldoende gecompenseerd werden. De tegemoetkoming is noodzakelijk voor familiebezoek en bezoek aan de ziekenhuizen in Eindhoven en Utrecht. De hoogte van de tegemoetkoming die eiseres heeft ontvangen is vele malen lager dan de kosten die gebruikmaking van Valys met zich mee zouden brengen. Verweerder heeft ten onrechte geen gedegen onderzoek gedaan zoals is bepaald in artikel 2.3.2 vierde lid, van de Wmo 2015. Volgens eiseres biedt de Wmo 2015 wel degelijk de mogelijkheid een financiële tegemoetkoming te verstrekken, namelijk in artikel 2.1.7.
5. In geschil is de vraag of verweerder de aan eiseres op grond van de Wmo 2007 toegekende financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto op grond van de Wmo 2015 mocht beëindigen per 15 augustus 2015.
6. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
7. Op 1 januari 2015 is de Wmo ingetrokken en de Wmo 2015 in werking getreden. Ingevolge artikel 8.9, eerste lid, van de Wmo 2015 is de Wmo 2015 op deze zaak van toepassing.
8. De Wmo 2015 verstaat onder een maatwerkvoorziening - voor zover relevant - een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en participatie, inclusief het daarvoor noodzakelijke vervoer (artikel 1.1.1).
9. Ingevolge de Wmo 2015 komt een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie (artikel 1.2.1, aanhef en onder a).
10. De gemeenteraad stelt periodiek een plan vast met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning (artikel 2.1.2, eerste lid). In dit (beleids)plan wordt aangegeven op welke wijze de gemeente artikel 2.1.7 van de Wmo 2015 toepast, dan wel de redenen om dit artikel niet toe te passen (artikel 2.1.2, vijfde lid).
11. In artikel 2.1.7 van de Wmo 2015 is bepaald dat de gemeenteraad in de verordening kan vaststellen dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Gemeenten hebben, gelet op de tekst van dit artikel, de bevoegdheid om een tegemoetkoming in de meerkosten als gevolg van ziekte en gebrek te verstrekken maar zijn daartoe niet verplicht. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.1.7 van de Wmo 2015 is vermeld dat gemeenten die geen gebruik willen maken van de bevoegdheid om tegemoetkomingen te verstrekken deze keuze in het beleidsplan moeten motiveren.
12. Per 1 januari 2014 zijn de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling Eigen Risico (CER) afgeschaft. Deze regelingen voorzagen in een tegemoetkoming in de meerkosten voor en door zorg en behandeling waarvoor chronisch zieke mensen en gehandicapten zich geplaatst zien. De budgetten die met het afschaffen van de Wtcg en CER zijn vrijgevallen zijn - na een korting - overgeheveld naar het sociaal domein van het Gemeentefonds. Gemeenten beschikken over beleids- en bestedingsruimte om het budget binnen het sociaal domein in te zetten. Dit betekent dat de rechter de beleidskeuzes die gemeenten ter zake maken slechts terughoudend kan toetsen.
13. De gemeenteraad van de gemeente Veldhoven heeft ervoor gekozen om het (Wtcg en CER) budget aan te wenden om een collectieve aanvullende verzekering bij CZ en VGZ af te sluiten voor mensen binnen de gemeente Veldhoven met een laag inkomen. Op deze wijze kunnen deze mensen zich voor een relatief laag bedrag een uitgebreide verzekering veroorloven. In het Beleidsplan ‘Uitbreiding van de Wmo’, vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven in september 2014, is het niet gebruikmaken van de bevoegdheid die de Wmo 2015 in artikel 2.1.7 biedt gemotiveerd met de overweging dat de gemeente Veldhoven aan zijn inwoners met de bijzondere bijstand en het minimabeleid voldoende bestaande mogelijkheden biedt om compensatie te bieden aan inwoners met hoge zorgkosten en een laag inkomen. Het uitwerken/uitvoeren van een aparte maatwerkvoorziening daarvoor onder de Wmo is daarom achterwege gelaten.
14. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder nog een nadere toelichting gegeven op het beleid van verweerder. De op grond van de Wtcg verschafte tegemoetkoming had, net als de op grond van de Wmo in het verleden (onder meer aan eiseres) toegekende tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de auto, een forfaitair karakter. Er bestond geen rechtstreekse verbinding tussen (de hoogte van de) tegemoetkoming en de daadwerkelijk door de doelgroep te maken of gemaakte kosten. Een dergelijke forfaitair karakter verdraagt zich niet goed met het individuele, op zelfredzaamheid gerichte karakter van een maatwerkvoorziening. Met de scootmobiel en de aangepaste auto is eiseres in principe zelfredzaam in haar vervoersbehoefte. Verstrekking van een (forfaitaire) tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto vervoer zou er daarom, in het geval van eiseres, op neerkomen dat zij niet wordt gecompenseerd voor de beperkingen en de chronische psychische of psychosociale problemen die zij ondervindt als gevolg van ziekte en gebrek, maar voor de beperkingen die zij ondervindt als gevolg van haar lage inkomen.
15. Dit beleid en de motivering om hiervoor te kiezen komen de rechtbank niet onredelijk voor. In samenhang met artikel 2.1.7 van de Wmo 2015 betekent dit dat verweerder er in beginsel niet voor kan kiezen aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie een financiële tegemoetkoming te verstrekken. Nu is komen vast te staan dat eiseres voor het gebruik van haar auto uitsluitend een financiële tegemoetkoming wenst, heeft verweerder, zeker gelet op de in acht genomen overgangstermijn, op goede gronden in overeenstemming met zijn beleid het standpunt ingenomen dat aan eiseres met ingang van 1 augustus 2015 geen financiële tegemoetkoming meer kan worden verstrekt. Van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan verweerder in afwijking van zijn beleid wel een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de eigen auto zou moeten verstrekken, is niet gebleken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres tot op heden geen bijzondere bijstand heeft aangevraagd. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien dat verweerder nader onderzoek had moeten verrichten. Het beroep van eiseres faalt daarom en zal ongegrond verklaard worden.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.