Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
- Bewezenverklaring van feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair;
- Een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 6 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 16 juni 2016;
- Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen harde schijven zoals genoemd in de kennisgevingen van inbeslagneming op p. 412 en 432;
- Toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 6.000,-- plus wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring van het overige deel van de vorderingen;
- Toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 14.000,-- plus wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring in het overige deel van de vorderingen.
Het oordeel van de rechtbank.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] . De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd