Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Stichting Best Beter, te Best.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 4 februari 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een café-uitbater in Best. De verzoeker, die jarenlang een feesttent op het Raadhuisplein heeft geëxploiteerd, verzet zich tegen de vergunning die is verleend aan Stichting Best Beter voor het plaatsen van twee tenten tijdens carnaval 2016. De verzoeker stelt dat de veiligheid van de tenten niet gewaarborgd is en dat zijn aanvraag voor een vergunning dit jaar buiten behandeling is gesteld zonder goede reden. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best, heeft ter zitting toegelicht dat na de fatale gebeurtenissen in Haaksbergen in 2014 de veiligheidsprocedures bij vergunningverlening zijn aangescherpt. Dit houdt onder andere in dat een calamiteitenplan verplicht is en dat de tenten voorafgaand aan het evenement door de brandweer worden gecontroleerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de certificering van de tenten geldig is tot 28 februari 2017 en dat de stellingen van de verzoeker over de veiligheid onvoldoende onderbouwd zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoeker niet heeft aangetoond dat het bestreden besluit onzorgvuldig of onrechtmatig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen.