ECLI:NL:RBOBR:2016:445

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
3907068
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewindvoerder in meerderjarigenbewind en tekortkomingen in zorgvuldigheid

In deze zaak, uitgesproken op 28 januari 2016 door de Rechtbank Oost-Brabant, is de aansprakelijkheid van de bewindvoerder aan de orde. De eiser, aangeduid als [rechthebbende], heeft een bewindvoerder aangesteld over zijn goederen, maar stelt dat deze zich niet als een goed bewindvoerder heeft gedragen. De bewindvoerder, aangeduid als [de bewindvoerder], heeft volgens de eiser diverse tekortkomingen vertoond, waaronder het niet tijdig voldoen van huurpenningen, het niet aanvragen van toeslagen en het niet adequaat reageren op signalen van de eiser en zijn moeder. De eiser lijdt aan ernstige dyslexie, wat de situatie verergerde, en hij heeft hierdoor schade geleden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten, en heeft de vordering van de eiser tot schadevergoeding toegewezen. De bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 994,98, vermeerderd met rente, en is ook in de proceskosten veroordeeld. De rechter heeft geoordeeld dat de bewindvoerder aansprakelijk is voor de gevolgen van haar nalatigheid, en dat zij niet kan ontsnappen aan deze aansprakelijkheid door te stellen dat zij door ziekte niet in staat was haar taken goed uit te voeren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een bewindvoerder en de noodzaak om adequaat te handelen in het belang van de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

zittingsplaats Eindhoven
Civiel Recht
Zaaknummer : 3907068
Rolnummer : 15-2294
Uitspraak : 28 januari 2016
in de zaak van:
[rechthebbende],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: aanvankelijk: mr. A.J.H. Peters,
thans: mr. H.H.C. van de Kerkhof (Postbus 311, 5700 AH Helmond),
t e g e n :

1.[de bewindvoerder] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2. [X] B.V.,
gevestigd te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde: mw.mr. S.C. van Haarlem-Kriekaart (ARAG, Postbus 230, 3830 AE Leusden).

1.De procedure

Deze blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, tevens houdende vermindering van eis;
- de conclusie van dupliek.
Eiser wordt hierna " [rechthebbende] " genoemd, terwijl gedaagden als " [de bewindvoerder] " en " [X] " worden aangeduid.

2.De feiten

Bij beschikking van de kantonrechter te Eindhoven d.d. 23 april 2013 is op de voet van artikel 1:431 BW een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] , met benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder. Voorafgaand aan deze benoeming had op 7 of 27 maart 2013 reeds een intakegesprek plaatsgevonden tussen [rechthebbende] en [de bewindvoerder] .
Bij brief van 9 mei 2013 heeft [de bewindvoerder] een beheer- en een leefgeldrekening aangevraagd bij Rabobank [plaats] . Deze rekeningen zijn op 17 mei 2013 geopend.
[de bewindvoerder] heeft op 26 juni 2013 het UWV en de belastingdienst aangeschreven met het verzoek de aan [rechthebbende] toekomende uitkering respectievelijk toeslagen voortaan te storten op de beheerrekening. Vanaf augustus 2013 zijn deze inkomsten door genoemde instanties gestort op de beheerrekening. Voor het eerst in september 2013 zijn maandelijkse budgetplannen opgesteld door [de bewindvoerder] .
Bij beschikking van eerdergenoemde kantonrechter d.d. 3 februari 2014 is [de bewindvoerder] in verband met een verstoorde verstandhouding ontslagen als bewindvoerder en is een opvolgend bewindvoerder benoemd.

3.Het geschil

3.1.
[rechthebbende] stelt, kort samengevat, het volgende.
3.1.1.
[de bewindvoerder] heeft zich niet als een goed bewindvoerder gedragen en verwijtbaar gehandeld doordat zij niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een goed bewindvoerder mag worden verwacht. Er is sprake van een veelvoud van slordigheden, onvolkomenheden en fouten en vooral van onvoldoende voortvarend handelen. Dat is onaanvaardbaar gelet op de wettelijke taak van een bewindvoerder en op het feit dat [rechthebbende] tot een kwetsbare groep van personen behoort die juist bescherming behoeft. [rechthebbende] lijdt aan ernstige dyslexie waardoor hij niet in staat is om te lezen; de bewindvoerder heeft daar nauwelijks tot geen rekening mee gehouden.
Schuldeisers werden niet of nauwelijks aangeschreven, zodat [rechthebbende] zelf veel aanmaningen bleef ontvangen, er was geen plan van aanpak, toeslagen werden niet of verkeerd aangevraagd, de beslagvrije voet werd niet bewaakt, signalen van [rechthebbende] en zijn moeder om tot actie over te gaan werden genegeerd en er zijn (nieuwe) schulden ontstaan of opgelopen. Het bewind heeft niets opgelost en de situatie alleen maar verergerd.
Meer in het bijzonder heeft [de bewindvoerder] in de volgende kwesties haar taak niet goed uitgevoerd:
a.zij heeft nagelaten om de huurpenningen tijdig te voldoen als gevolg waarvan er een huurachterstand is ontstaan van meer dan drie maanden. [de bewindvoerder] heeft geen gevolg gegeven aan de met de verhuurder overeengekomen betalingsregeling. Als gevolg daarvan is een gerechtelijke procedure gevoerd waardoor kosten zijn gemaakt.
b.[de bewindvoerder] heeft nagelaten tijdig aan de belastingdienst door te geven dat sprake was van een gewijzigd bankrekeningnummer. Daardoor is de huurtoeslag gedurende meerdere maanden niet op de beheerrekening gestort.
c.[de bewindvoerder] heeft in een periode van zes maanden vijfmaal de premie voor de uitvaartverzekering overgemaakt, terwijl die premie slechts eenmaal per jaar is verschuldigd.
d.Op 21 augustus 2013 heeft de moeder van [rechthebbende] aan [de bewindvoerder] gevraagd de zogenoemde langdurigheidstoeslag aan te vragen. Toen dat eind november 2013 nog niet was gebeurd heeft de moeder van [rechthebbende] noodgedwongen die aanvraag zelf gedaan.
3.1.2.
Als gevolg van het nalatig en/of onvoldoende voortvarend handelen in deze kwesties is [de bewindvoerder] op grond van artikel 1:444 BW aansprakelijk voor de schade. Deze schade beloopt een bedrag van € 1.049,37. Dit bedrag bestaat onder meer uit (€ 143,00 + € 851,98 =) € 994,98 in verband met een gerechtelijke procedure inzake ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming.
3.2.
Op voormelde gronden vordert [rechthebbende] , zakelijk weergegeven en na vermindering van eis bij repliek:
primair:
a.voor recht te verklaren dat [de bewindvoerder] in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten;
b.[de bewindvoerder] te veroordelen tot betaling van € 1.049,37, vermeerderd met rente;
c.[de bewindvoerder] te veroordelen in de proceskosten.
Subsidiair heeft [rechthebbende] dezelfde vorderingen ingesteld tegen [X] .
3.3.
[de bewindvoerder] en [X] hebben verweer gevoerd. Voor zover van belang zal dat hierna ter sprake komen.

4.De beoordeling

4.1.
[rechthebbende] heeft geen grondslag gesteld voor zijn vorderingen tegen [X] , zodat deze vorderingen worden afgewezen.
4.2.
Bij de beoordeling van de vorderingen, voor zover ingesteld tegen [de bewindvoerder] , wordt het volgende voorop gesteld. In artikel 1:444 BW is bepaald dat een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Op grond van artikel 1:362 BW (dat volgens artikel 1:445 lid 4 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind) kan de rechter ambtshalve de schade vaststellen, die de rechthebbende door slecht bewind van de bewindvoerder heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
4.3.
Voor zover [de bewindvoerder] het verweer heeft gevoerd, dat zij vanwege ziekte haar taak niet goed heeft kunnen vervullen, die taak heeft moeten overdragen aan een vervang(st)er en eventuele tekortkomingen dientengevolge niet aan haar kunnen worden toegerekend, wordt dat verweer verworpen. Ingevolge de artikelen 76, 170 en 171 van boek 6 BW is de bewindvoerder aansprakelijk voor de gedragingen en/of fouten van personen die hij bij de vervulling van zijn taak inschakelt, zulks op gelijke wijze als hij zelf jegens de rechthebbende aansprakelijk zou zijn.
4.4.
Ingevolge artikel 1:436 lid 4 BW en de Landelijke Aanbevelingen Meerderjarigenbewind [1] , Hoofdstuk B, sub 2a, is de bewindvoerder verplicht zo spoedig mogelijk (in de bewoordingen van de Aanbevelingen: "direct") een bankrekening ten name van de rechthebbende te openen en daarop de aanwezige gelden te administreren. De bewindvoerder is voorts verplicht om uitsluitend voor de betalingen die hij bij de vervulling van zijn taak verricht of ontvangt zoveel mogelijk van deze rekening gebruik te maken.
Één van de kerntaken van een professionele bewindvoerder is, dat hij met voldoende voortvarendheid zorg draagt voor de (tijdige) ontvangst van inkomsten en het doen van uitgaven op de wijze als in de wet aangegeven, dus met gebruikmaking van een bankrekening op naam van de rechthebbende.
4.5.
In het onderhavige geval is aan deze verplichting niet voldaan doordat [de bewindvoerder] onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Vanaf 24 april 2013 had [de bewindvoerder] het beheer over de goederen van [rechthebbende] . De beheerrekening is echter niet direct na 23 april 2013 aangevraagd en pas na ruim twee maanden heeft [de bewindvoerder] stappen ondernomen om de inkomsten van [rechthebbende] op de beheerrekening te laten storten. In zoverre heeft [de bewindvoerder] niet als goed bewindvoerder gehandeld. Een en ander klemt temeer, nu reeds in maart 2013 een voorgesprek (
intake) had plaatsgevonden. Weliswaar was toen nog geen sprake van een benoeming, maar hadden al wel voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot de administratie en het beheer, zoals inventarisatie van bankrekeningen en schuldeisers, kunnen worden verricht en wel zodanig dat in de laatste week van april dan wel in (de eerste helft van) mei 2013 de beheer- en leefgeldrekening waren geopend en het UWV en de belastingdienst waren aangeschreven. Voorts is door [de bewindvoerder] niet weersproken, dat zij onvoldoende voortvarend heeft gehandeld bij het aanvragen van de langdurigheidstoeslag, noch dat zij geheel onnodig viermaal een bedrag van € 53,35 onverschuldigd heeft betaald terzake premie uitvaartverzekering. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar.
4.6.1.
Aan de door [rechthebbende] gevorderde schade ligt in hoofdzaak ten grondslag, dat hij door toedoen van [de bewindvoerder] betrokken is geraakt in een door Woonpartners aangespannen procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. Volgens de in die procedure uitgebrachte dagvaarding d.d. 28 februari 2014 (prod. 12 van [rechthebbende] ) was op die datum sprake van een huurachterstand van € 1.873,43 en had die achterstand betrekking op de huur over de maanden maart, mei, juli, november en december 2013. Ten tijde van de dagvaarding d.d. 28 februari 2014 was er op die achterstand (nog) niets in mindering betaald. Volgens de stellingen in die dagvaarding en de daarbij overgelegde producties is door [de bewindvoerder] op 24 oktober 2013 een betalingsregeling met Woonpartners getroffen, welke regeling door Woonpartners bij brief van 1 november 2013 is bevestigd. De door [de bewindvoerder] zelf voorgestelde regeling hield in, dat de op dat moment bestaande huurachterstand in twaalf termijnen van telkens € 92,85 zou worden afgelost. Volgens de dagvaarding is echter geen enkele betaling verricht en heeft [de bewindvoerder] zich niet gehouden aan de overeengekomen betalingsregeling.
4.6.2.
[rechthebbende] voert aan, dat de hoge huurachterstand en de gerechtelijke procedure door toedoen van [de bewindvoerder] zijn veroorzaakt, aangezien de volgende bedragen voor huurbetalingen hadden kunnen en moeten worden aangewend:
- € 252,00 aan misgelopen huurtoeslag. Pas voor het eerst in september 2013 is huurtoeslag op de beheerrekening gestort. De voordien ontvangen huurtoeslag is gestort op een (andere) bankrekening van [rechthebbende] waarop een debetstand stond en van welke rekening geen betalingen meer mochten worden gedaan. Die huurtoeslag kon daarom niet voor betaling van de huur worden aangewend.
- [de bewindvoerder] heeft ten onrechte voorrang gegeven aan betaling van een rekening van de energiemaatschappij boven betaling van de huur.
- Door niet alleen in augustus 2013 maar ook in de maanden september tot en met november 2013 en januari 2014 de premie uitvaartverzekering ad € 53,35 te betalen is een bedrag van
€ 213,40 niet ten goede gekomen aan betaling van de huur.
Hoewel een en ander deels is betwist door [de bewindvoerder] , wordt aan deze betwisting voorbij gegaan, omdat volgens het e-mailbericht d.d. 24 oktober 2013 van [de bewindvoerder] de situatie op die datum kennelijk zodanig was dat zij een voorstel voor een betalingsregeling kon doen met eerdervermelde inhoud. Voldoende aannemelijk is dat, als [de bewindvoerder] die door haar zelf voorgestelde betalingsregeling zou zijn nagekomen, Woonpartners niet zou zijn overgegaan tot het aanspannen van een gerechtelijke procedure. Slotsom is dus, dat deze gerechtelijke procedure (en de daarmee gemoeide kosten) door [de bewindvoerder] is veroorzaakt. Deze kosten ad (€ 143,00 + € 851,98 =) € 994,98 zijn door [rechthebbende] toegelicht en genoegzaam met bewijsstukken onderbouwd en door [de bewindvoerder] niet voldoende weersproken. Genoemd bedrag is daarom toewijsbaar.
4.7.
Bij dagvaarding heeft [rechthebbende] een bedrag van € 1.093,81 aan schadevergoeding gevorderd. Bij repliek (punt 20) is de vordering met € 44,44 verminderd, zodat een bedrag van € 1.049,37 resteert. In overweging 4.6.2. is een bedrag van € 994,98 toegewezen, zodat
€ 54,39 resteert. Uit de dagvaarding noch uit de conclusie van repliek wordt duidelijk waarop dit bedrag is gebaseerd. Dit bedrag zal daarom worden afgewezen.
4.8.
[de bewindvoerder] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat [de bewindvoerder] in de zorg van een goed bewindvoerder is tekortgeschoten;
veroordeelt [de bewindvoerder] om binnen acht dagen na dit vonnis aan [rechthebbende] een bedrag van € 994,98 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2013 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [de bewindvoerder] in de kosten van het geding, voor zover aan de zijde van [rechthebbende] gevallen en tot op heden begroot op € 94,19 wegens dagvaardingskosten, € 78,00 wegens griffierecht en € 200,00 wegens bijdrage in het gemachtigdensalaris (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis, voor zover het betreft voormelde veroordelingen tot betaling, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter te Eindhoven, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.vastgesteld door het LO(VC)K, versie december 2009, te vinden op