Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Verweerder heeft op 4 juni 2015 23 verzoeken, op 9 juni 2015 18 verzoeken, op 16 juni 2015 18 verzoeken, op 19 juni 2015 57 verzoeken, op 23 juni 2015 18 verzoeken, op 26 juni 2015 19 verzoeken en op 30 juni 2015 19 verzoeken, in totaal 172 verzoeken om informatie van eiseres ontvangen.
Op één van de op 4 juni 2015 door verweerder ontvangen verzoeken om informatie van eiseres (kenmerk van eiseres: MTFY050615-9) heeft verweerder bij primair besluit van 22 juni 2015 beslist. Bij besluit van 27 augustus 2015 heeft verweerder het primaire besluit van 22 juni 2015 ingetrokken, omdat inmiddels in het primaire besluit van 16 juli 2015 een beslissing was genomen op hetzelfde Wob-verzoek.
Bij dit primaire besluit van 16 juli 2015 heeft verweerder beslist op voormelde 172 verzoeken om informatie van eiseres. Ten aanzien van 160 van deze verzoeken heeft verweerder geconcludeerd dat sprake is van misbruik van recht.
Verweerder heeft op 16 juni 2015 1 verzoek, op 19 juni 2015 3 verzoeken, op 3 juli 2015 30 verzoeken, op 8 juli 2015 19 verzoeken, op 14 juli 2015 20 verzoeken en op 22 juli 2015 8 verzoeken, in totaal 81 verzoeken om informatie van eiseres ontvangen.
Bij het primaire besluit van 28 juli 2015 heeft verweerder beslist op deze 81 verzoeken om informatie van eiseres. Ten aanzien van 75 van deze verzoeken heeft verweerder geconcludeerd dat sprake is van misbruik van recht.
Verweerder heeft op 8 juli 2015 1 verzoek en op 22 juli 2015 2 verzoeken, in totaal 3 verzoeken om informatie van eiseres ontvangen.
Bij het primaire besluit van 31 juli 2015 heeft verweerder beslist op deze 3 verzoeken om informatie van eiseres. Ten aanzien van deze 3 verzoeken heeft verweerder geconcludeerd dat sprake is van misbruik van recht.
Eiseres heeft tegen al deze primaire besluiten bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar dat eiseres had gemaakt tegen het later ingetrokken primaire besluit van 22 juni 2015, aangemerkt als mede gericht tegen het intrekkingsbesluit van 27 augustus 2015 en het primaire besluit van 16 juli 2015.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaarschriften van eiseres niet‑ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft zich, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften van 5 november 2015, op het standpunt gesteld dat het aantal door eiseres ingediende verzoeken om informatie in combinatie met de overige geschetste feiten en omstandigheden leidt tot de conclusie dat sprake is van misbruik van recht.
3. Eiseres heeft betoogd dat geen sprake is van misbruik van recht. Zij heeft hierover aangevoerd dat zij misstanden binnen de gemeente Oss wil openbaren. Eiseres ziet geen andere mogelijkheid om aan documenten te komen dan door het indienen van Wob-verzoeken. Op deze manier wordt haar het recht ontnomen om volgens ons democratisch stelsel inzage te hebben in het reilen en zeilen van een bestuursorgaan.
4. De rechtbank stelt voorop dat bevoegdheden kunnen worden misbruikt. In artikel 3:13, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Artikel 3:13 van het BW is ingevolge artikel 3:15 van het BW ook van toepassing buiten het vermogensrecht, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) verzet de bestuursrechtelijke aard van een rechtsbetrekking zich niet tegen toepassing van deze regel, die wordt bevestigd door artikel 3:3 en artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin voor bestuursorganen soortgelijke normen zijn neergelegd. Bovendien liggen soortgelijke normen – ook voor particulieren – besloten in artikel 6:15, derde lid, artikel 8:18, vierde lid, en artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, welke bepalingen voorzien in sancties in geval van misbruik van bestuursprocesrechtelijke bevoegdheden.
5. Gelet op het voorgaande, kan ingevolge artikel 3:13, gelezen in samenhang met artikel 3:15, van het BW, de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen, niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich dus tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst en bieden dan ook een wettelijke grondslag voor niet‑ontvankelijkverklaring van een dergelijk beroep (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2014 met nummer ECLI:NL:RVS:2014:4129). 6. Voor het niet-ontvankelijk verklaren van een bij een rechter ingesteld rechtsmiddel wegens misbruik van recht zijn zwaarwichtige gronden vereist, aangezien met de niet‑ontvankelijkverklaring de betrokkene in feite het recht op toegang tot de rechter wordt ontzegd. Dit geldt temeer wanneer het gaat om een door een burger tegen de overheid ingesteld rechtsmiddel, gelet op de – soms zeer ver strekkende – bevoegdheden waarover de overheid beschikt, die een burger in de regel niet heeft. Dergelijke zwaarwichtige gronden kunnen volgens onder meer de hiervoor vermelde uitspraak van de Afdeling aanwezig zijn als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of zijn aangewend voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. Een min of meer overmatig beroep op door de overheid geboden faciliteiten in het algemeen levert op zichzelf geen misbruik van recht op. Elk beroep op die faciliteiten brengt immers kosten met zich voor de overheid en benadeelt de overheid in zoverre. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat misbruik van recht heeft plaatsgevonden.
Hoewel de indiener van een Wob-verzoek ingevolge artikel 3, derde lid, van de Wob,
geen belang bij zijn verzoek hoeft te stellen, laat dit onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie, en dat misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven.
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres in de periode van 4 juni 2015 tot en met 22 juli 2015 die in deze zaak aan de orde is, dus in een tijdsbestek van nog geen zeven weken, 256 Wob-verzoeken bij verweerder heeft ingediend. Ook heeft eiseres een groot aantal ingebrekestellingen, klachten en bezwaarschriften ingediend, gerelateerd aan die Wob-verzoeken. Ook na deze periode heeft eiseres nog grote hoeveelheden Wob-verzoeken en daaraan gerelateerde correspondentie bij verweerder ingediend. Eiseres heeft verklaard dat zij al deze Wob-verzoeken en daaraan gerelateerde correspondentie heeft ingediend om misstanden binnen de gemeente aan de orde te stellen en die te openbaren na dossiervorming. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van recht, laat de rechtbank in het midden of sprake is van de door eiseres gestelde misstanden bij de gemeente. Zelfs als sprake zou zijn van de door eiseres gestelde misstanden, moet worden beoordeeld of de handelwijze van eiseres bij het indienen van de Wob-verzoeken en daaraan gerelateerde correspondentie en het vervolgens aanwenden van rechtsmiddelen tegen de besluiten van verweerder over deze verzoeken tot het oordeel leidt dat sprake is van misbruik van recht. In dit verband acht de rechtbank naast het zeer grote aantal Wob-verzoeken dat eiseres binnen een kort tijdsbestek heeft ingediend, de volgende omstandigheden van belang.
8. Verweerder heeft eiseres een aantal keer verzocht om een Wob-verzoek te preciseren, onder meer bij brief van 17 juni 2015 naar aanleiding van een Wob-verzoek van eiseres waarin zij verzocht om alle documenten te ontvangen die gaan over het park, gelegen tussen de Laurierlaan, Acacialaan, Bremlaan en Hazelaarlaan, vanaf het ontstaan van dit park. In reactie op dit preciseringsverzoek heeft eiseres onder meer het volgende aangegeven:
“(…) Ten eerste merk ik op dat ik niet begrijp wat u niet begrijpt aan het woordje ‘alle’. Ik geef u het voordeel van de twijfel en zal het nog eens formuleren.
Ik ontvang graagalles wat u in bezit heeftzoals maar niet beperkt tot bijvoorbeeld de woorden: handelt / gaat / geschreven is / overleg / heeft plaatsgevonden over dit parkje.
Zo u wilt kan dit ook geformuleerd worden als volgt:
Alles wat u in bezit heeft over dit parkje waaronder maar niet beperkt tot de verwerving, de aanpassing, de verkoop die gepland stond, de aangevraagde (bouw)vergunningen, de wijziging van de bestemmingsplannen, de incidenten die zich hebben afgespeeld in de bestuursrechtelijke sfeer en alle overige incidenten zoals bijvoorbeeld boetes en alle overige documenten. (…)”
Deze reactie van eiseres getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een weinig coöperatieve houding bij een legitiem verzoek van verweerder om precisering van een breed geformuleerd verzoek. Ook op andere verzoeken om precisering heeft eiseres op vergelijkbare wijze gereageerd. De rechtbank ziet dit als een indicatie dat het eiseres niet daadwerkelijk is te doen om het verkrijgen en openbaar maken van de door haar gewenste informatie voor het door haar gestelde onderzoek. Voor het daadwerkelijk verkrijgen van de gewenste informatie is het immers van belang om een Wob-verzoek zo duidelijk mogelijk te formuleren, zodat er zo min mogelijk risico bestaat dat verweerder het verzoek verkeerd interpreteert. De stelling van eiseres dat zij haar verzoeken wel heeft gepreciseerd en nooit door de gemeente is uitgenodigd om een verzoek te preciseren, kan gelet hierop niet worden gevolgd.
9. Eiseres heeft daarnaast herhaaldelijk een Wob-verzoek over een bepaald onderwerp gesplitst in aparte verzoeken voor ieder jaar. Zo heeft zij acht losse Wob-verzoeken ingediend over ”procedures bij de bestuursrechter inzake geschillen aangaande WOB bepaling en heffing” en zes Wob-verzoeken over “het gespecificeerde overzicht per individu van de teruggevloeide inkomsten c.q. gelden in de gemeentekas van nevenfuncties van het college van B&W”. Ieder verzoek ziet op een ander jaar. Eiseres heeft aangevoerd dat zij dit heeft gedaan, nadat zij een brief van de gemeente had ontvangen met daarin het verzoek om een Wob-verzoek te preciseren waarbij de suggestie werd gedaan om aan te geven op welk tijdvak het verzoek zag. Naar het oordeel van de rechtbank had eiseres kunnen begrijpen dat het aantal verzoeken door deze handelwijze alleen nog maar zou toenemen en dat de gemeente, zoals verweerder ter zitting heeft verklaard, met deze opmerking in de brief heeft bedoeld dat eiseres wellicht een zeer uitgebreid verzoek zou kunnen begrenzen door aan te geven over welke periode zij documenten wenste te ontvangen. Zelfs als eiseres de brief van de gemeente niet zo heeft begrepen, wijst de rechtbank erop dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat eiseres is doorgegaan met het indienen van afzonderlijke verzoeken per jaar ook na de in de maanden juni en juli 2015 ingediende Wob-verzoeken. Uit de primaire besluiten en het bestreden besluit over de Wob-verzoeken van de maanden juni en juli 2015 blijkt duidelijk dat verweerder het indienen van gelijkluidende verzoeken per jaar niet wenselijk acht, dat dit meer werk oplevert en dat het als indicatie wordt betrokken bij de vraag of er sprake is van misbruik van recht. Door desondanks door te gaan met het indienen van afzonderlijke Wob-verzoeken per jaar over hetzelfde onderwerp, heeft eiseres ervoor gezorgd dat verweerder met nog meer Wob-verzoeken werd belast, terwijl zij in ieder geval na de primaire besluiten ervan op de hoogte had kunnen en moeten zijn dat het uitsplitsen van één Wob-verzoek over meerdere jaren niet wenselijk was. De rechtbank ziet deze handelwijze als indicatie dat eiseres verweerder bewust heeft belast met nog meer Wob-verzoeken.
10. Ook heeft eiseres ingebrekestellingen gestuurd met betrekking tot verzoeken die niet bekend zijn bij verweerder. In reactie op het verzoek van verweerder om een kopie van het desbetreffende Wob-verzoek te overleggen, zodat verweerder dit verzoek alsnog in behandeling kan nemen, heeft eiseres onder meer aangegeven dat verweerder zijn zaken niet op orde heeft en dat zij niet de aangewezen persoon is om aan dit verzoek te voldoen. Zij schrijft:
“Ik ben niet in dienst van u noch wil dat ad-interim worden.”Vervolgens heeft eiseres wel verzocht om de volgens haar door verweerder verbeurde dwangsom vast te stellen met wettelijke rente. Door op deze manier te reageren op een verzoek om alsnog een kopie te overleggen, heeft eiseres er blijk van gegeven dat het haar niet gaat om het daadwerkelijk verkrijgen en openbaar maken van de gevraagde informatie. Zij heeft het voor verweerder onmogelijk gemaakt om binnen de naar aanleiding van de ingebrekestellingen geldende termijn van twee weken alsnog een beslissing te nemen op de desbetreffende Wob-verzoeken. Los van de vraag of verweerder had behoren te beschikken over het desbetreffende Wob-verzoek, is het duidelijk dat als verweerder niet beschikt over een Wob-verzoek, het onmogelijk is om hierop te beslissen en dus uitgesloten is dat eiseres de informatie krijgt die zij stelt nodig te hebben voor een onderzoek naar misstanden binnen de gemeente.
11. Eiseres heeft ook herhaaldelijk ingebrekestellingen verstuurd naar aanleiding van Wob-verzoeken waarop al door verweerder was beslist. Zo heeft eiseres verweerder bij brief van 31 juli 2015 in gebreke gesteld voor het nog niet beslissen op drie Wob-verzoeken, terwijl verweerder op deze verzoeken had beslist bij het primaire besluit van 16 juli 2015. Ook bij brief van 3 augustus 2015 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld voor 30 Wob-verzoeken waarop verweerder al had beslist bij primair besluit van 28 juli 2015. En bij brief van 6 augustus 2015 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld voor 19 Wob-verzoeken waarop verweerder al had beslist bij besluiten van 28 en 31 juli 2015. Een ingebrekestelling is bedoeld om een bestuursorgaan dat nog niet heeft beslist op een aanvraag of verzoek, ertoe te bewegen alsnog een beslissing te nemen. Het is niet mogelijk om een bestuursorgaan in gebreke te stellen vanwege de inhoud van een besluit. Aangezien eiseres vaker ingebrekestellingen aan verweerder heeft verstuurd, mag van haar worden verwacht dat zij weet waar een ingebrekestelling voor is bedoeld. Zij had hiervan ook op de hoogte kunnen zijn na de uitspraak van deze rechtbank in een zaak van eiseres van 17 maart 2015 met nummer ECLI:NL:RBOBR:2015:1399. Door desondanks verweerder herhaaldelijk in gebreke te stellen voor Wob-verzoeken waarop al was beslist, heeft eiseres bewust het ambtelijk apparaat nog verder belast dan zij al deed met het indienen van het grote aantal Wob-verzoeken, klachten en bezwaarschriften. 12. Verweerder heeft bij zijn standpunt dat sprake is van misbruik van recht gesteld dat eiseres bij het indienen van de Wob-verzoeken en daaraan gerelateerde correspondentie samenwerkt met [persoon A] , die net als eiseres grote hoeveelheden Wob-verzoeken en daaraan gerelateerde correspondentie bij de gemeente heeft ingediend. Eiseres heeft dit ontkend. Of eiseres nu samenwerkt met [persoon A] of niet, laat de rechtbank in het midden. Wat in elk geval wel kan worden vastgesteld is dat zij samen een taart hebben laten bezorgen bij de gemeente ter gelegenheid van het indienen van het 1000e Wob-verzoek (waarbij zij dus hun individuele Wob-verzoeken bij elkaar hebben opgeteld) met het volgende gedicht erbij:
“Een hart voor de ambtenaren die zonder
kreunen en steunen wel oprecht en
transparant willen zijn.
Die gewoon hun werk willen doen zonder
van hogerhand opgelegd chagrijn.
En voor de wethouders en WOBine
resten de hartelijke groeten van Ton en
Martine”
Eiseres heeft verklaard dat de taart als wake up-call voor verweerder was bedoeld en als aardige geste voor de baliemedewerkers die altijd aardig zijn. Met verweerder ziet de rechtbank het sturen van de taart voor het 1000e Wob-verzoek als een indicatie dat het eiseres om de hoeveelheid Wob-verzoeken gaat en niet om daadwerkelijk de informatie waarin zij in de Wob-verzoeken vraagt te verkrijgen en openbaar te maken. Het gedicht heeft bovendien een zekere treiterende ondertoon en ook dit duidt erop dat het eiseres niet is te doen om de informatie te verkrijgen, maar om haar ongenoegen over de gang van zaken bij verweerder te uiten.
13. Ook heeft eiseres in een fors aantal van haar Wob-verzoeken formuleringen gebruikt, die naar het oordeel van de rechtbank beledigend en respectloos zijn.
Zo heeft eiseres in haar verzoek van 23 juni 2015 over het Pivot-park onder meer het volgende vermeld:
“In het Brabants Dagblad van 20 juni 2015 las ik dat het Pivot Park in Oss, nu al bestempeld wordt als een ‘broos’ project waar – mijns inziens – oud wethouder (…) niet wakker van zal liggen omdat hij enige waarheidsvinding aan zijn laars lapte, ronduit niet eerlijk was, vooringenomen en wars van openheid van zaken geven. Om maar gelijk de moderne Nederlandse taal te bezigen: ‘Fuck oud wethouder (…)’. (…)”
In het verzoek van eiseres van 25 juni 2015 over de regels en besluitvorming over de viering van Roze Zaterdag 2017 staat onder meer het volgende:
“(…) Verder mag u mij antwoord geven op de uitspraak van de heer (…) in deze krant: ‘Homo-emancipatie moet duurzaam landen’. Was hij diep in gedachten bij het bedenken van deze volzin? Legt u hiervoor een landingsbaan aan of wat moet ik mij hierbij voorstellen dan wel visualiseren? Te denken valt aan welke porno dvd hij hierbij in gedachten heeft, met welke sparringpartner heeft hij van gedachten gewisseld? (…)”
In haar verzoek van 25 juni 2015 over een onderzoek ondernemersklimaat heeft eiseres onder meer vermeld:
“(…) Graag ontvang ik zeker (…) uw besluitvorming dienaangaande ofwel hoe u tot zo een idioot plan bent gekomen na alle commotie en nadat een drietal ondernemers voor uw dovemansoren hebben gesproken; (…) Daarnaast ontvang ik graag antwoord op de vraag wat u bedoelt met uw stelling in uw schrijven zonder kenmerk behandeld door mw. (…): ‘Ik hecht veel waarde aan uw mening’, die natuurlijk als een grote farce mag worden gezien. (…)”
In haar verzoek van 30 juni 2015 over de nota Samen vernieuwen staat onder meer:
“Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de nieuwe wethouder, komend uit dezelfde ludieke (…) club als zijn voorganger die geen schone indruk heeft achtergelaten waar het gaat om integriteit en onafhankelijkheid, met zijn clownesk optreden het wiel opnieuw wil uitvinden. De welluidende zin: “De gemeente vindt uw mening belangrijk”, is ronduit een vorm van zelfspot. (…)”
Ook het gebruik van foto’s van de burgemeester uit de media en van ambtenaren die bij de gemeente werkzaam zijn van onder meer hun persoonlijke Facebookpagina’s vindt de rechtbank van een weinig respectvolle manier van handelen getuigen.
Zo heeft eiseres in haar verzoek van 30 juni 2015 over massagesalon [massagesalon] een foto geplaatst van de Facebookpagina van een gemeenteambtenaar en onder meer het volgende vermeld:
“De interesse voor contacten bij [massagesalon] van uw ambtenaren schudden voor ophef, zo getuige ook de niets onthullende Facebooksite van uw gediende (…), die naar eigen zeggen ‘geniet’. (…) Graag ontvang ik ook de verslaglegging over de wijze waarop uw ambtenaren constateerden dat genoemde zaak een erotische massagesalon met ‘happy ending’ is. (…)”
In haar verzoek van 3 juli 2015 over een uitnodiging van de FNV heeft eiseres een foto uit het Brabants Dagblad geplaatst waarop de burgemeester is afgebeeld terwijl zij bij een bepaald evenement aan het strijken is. In het verzoek is onder meer het volgende vermeld:
“(…) Graag ontvang ik antwoord op de volgende vragen:
hoe vindt u deze schertsvertoning na het faillissement afgelopen week van Pantein-Vivent waar u mede schuldig aan bent;
hoe verhoudt deze vertoning zich qua kosten tot het wegbezuinigen van feestjes voor veteranen;
wat voor gewin denkt u te halen met deze stupide vertoning (…)”
In haar verzoek van 3 juli 2015 over “alle verslagen die u in acht dient te nemen in het openbaar” heeft eiseres een foto geplaatst waarop de burgemeester is afgebeeld terwijl zij met drie anderen lachend voor een standbeeld poseert. De inhoud van dit verzoek is onder meer:
“Een stuitende vertoning! Een niets aan het toeval overlatende en overduidelijke onthullende ‘ik moet zó nodig naar het toilet van het lachen houding’ met als kers op de taart ‘het is o zo gezellig samen want zie ons: ik ben ook een beetje aangeschoten’! (…) U bent immers het lichtend voorbeeld voor uw burgers die alle aanslagen moeten ophoesten om uw ‘gelach’ te betalen, ook in onderhavige kwestie. (…)”
De stelling van eiseres dat ambtenaar een publieke functie is, dat het om openbare foto’s gaat en dat zij niet weet wat er mis is met het gebruiken van deze foto’s in haar verzoeken, rechtvaardigt deze handelwijze van eiseres geenszins. De rechtbank ziet dit als een sterke indicatie dat het eiseres niet zozeer is te doen om het daadwerkelijk verkrijgen van de gevraagde informatie en deze openbaar te laten zijn voor een ieder, maar veeleer als een manier om haar ongenoegen over de burgemeester en een aantal ambtenaren te uiten. Daar is een Wob-verzoek niet voor bedoeld.
14. Anders dan eiseres heeft gesteld, heeft verweerder wel per Wob-verzoek beoordeeld of sprake is van misbruik van recht. Verweerder heeft, zoals blijkt uit de primaire besluiten, per verzoek onderzocht of het desbetreffende Wob-verzoek ziet op informatie die bij een ander bestuursorgaan berust of al openbaar is. In die gevallen heeft verweerder het desbetreffende verzoek doorgezonden naar het bestuursorgaan waar de gevraagde informatie berust of verwezen naar de vindplaats van de al openbare informatie. Ook heeft verweerder per Wob-verzoek onderzocht of het betrekking had op een onderwerp waarbij eiseres enig inhoudelijk belang zou kunnen hebben. Verweerder heeft daarbij tot uitgangspunt genomen of het desbetreffende verzoek zag op een onderwerp waarover eiseres al voor juni 2015 (het moment waarop het indienen van de grote hoeveelheid Wob-verzoeken is begonnen) om informatie had verzocht en of het zag op de directe omgeving van eiseres. Indien dit niet het geval was, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat sprake was van misbruik van recht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op deze wijze zorgvuldig gehandeld bij de afhandeling van het grote aantal door eiseres ingediende Wob-verzoeken. De stelling van eiseres dat verschillende Wob-verzoeken over hetzelfde onderwerp de ene keer wel inhoudelijk zijn behandeld en de andere keer als misbruik van recht zijn afgedaan en dat een Wob-verzoek ingediend door een kennis van eiseres met dezelfde strekking als een Wob-verzoek van eiseres, wel inhoudelijk is behandeld, maakt dit oordeel niet anders. Dat een vergelijkbaar verzoek van een ander persoon wel in behandeling is genomen en van eiseres niet, kan worden verklaard door de omstandigheid dat eiseres dermate veel Wob-verzoeken en daaraan gerelateerde correspondentie heeft ingediend en heeft gehandeld zoals hierboven beschreven, waardoor verweerder is gaan onderzoeken of sprake was van misbruik van recht. Niet gesteld of gebleken is dat deze andere persoon ook op deze wijze heeft gehandeld. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is dan ook geen sprake.
15. De rechtbank concludeert dat in dit geval sprake is van zwaarwichtige gronden als bedoeld in rechtsoverweging 6 en komt op die grond tot het oordeel dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is wegens misbruik van recht. Uit de handelwijze van eiseres blijkt dat het eiseres niet is te doen om de in de Wob-verzoeken gevraagde informatie daadwerkelijk te verkrijgen en openbaar te maken, maar om het ambtelijk apparaat van de gemeente zeer zwaar te belasten en haar ongenoegen over de gang van zaken bij de gemeente te uiten op een uiterst respectloze manier. Zij heeft de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen en rechtsmiddelen aan te wenden dan ook gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is bedoeld op een wijze die blijk geeft van kwade trouw. Aan de overige beroepsgronden van eiseres wordt niet meer toegekomen.
16. Uit het voorgaande volgt dat sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door eiseres. Dat biedt grond, zoals ook in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb is bepaald, om eiseres te veroordelen in de kosten die verweerder in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,– (1 punt voor het indienen van het verweerschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,– en een wegingsfactor 1).